Voor sommigen is ‘overheidsinkopen’ gelijk aan ‘concurrentiestelling’
c.q. ‘aanbesteden’.
Concurrentiestelling (aanbesteden) is echter (slechts) een vorm van
inkoop (een manier om in te kopen). Gelijk ‘enkelvoudig onderhands 1 op 1’ dat
ook is. Inkoop is niet per definitie gelijk aan aanbesteden. En voor een inkoop
is dus niet altijd concurrentiestelling vereist.
Er bestaan deugdelijke motieven voor concurrentiestelling
(aanbesteden). Van (absolute) ‘wetmatigheden’ kan echter niet gesproken worden.
Elk motief kan immers in het voorkomend geval (ook) genuanceerd worden.
Concurrentiestelling (aanbesteden) is bij een gemeentelijke inkoop niet
altijd en/of per definitie aangewezen. En (ook) niet altijd verplicht.
Concurrentiestelling (aanbesteden) is in het voorkomend geval een
adequaat, en soms een verplicht, middel om tot een doelmatige en rechtmatige
inkoop te (kunnen) komen. Maar concurrentiestelling (aanbesteden) moet geen
doel op zich zijn. En kan (ook) maar beter niet als een dogma worden beschouwd.
Bij inkoop moet de focus (immers) primair op de ‘inhoud’ gericht zijn.
En niet op de ‘procedure’. Een doelmatige inkoop (binnen de wettelijke kaders)
en daarmee (principieel) samenhangend, een goede/adequate overeenkomst met een
ondernemer staat voorop. Niet de weg daar naar toe.
Professionaliteit bij inkoop houdt onder meer in, dat inkoop op bewuste
en zakelijke wijze wordt op- en aangepakt. Onder het (voortdurende) besef, dat
elke inkoop in beginsel uniek is. Hetgeen zich in beginsel moeilijk verhoudt
met een idee dat alles moet worden aanbesteed.
Om niet bij voorbaat onnodig kansen en mogelijkheden te laten liggen,
kan een concrete gemeentelijke inkoop dan ook (maar) beter worden bepaald op
basis van een concrete ‘inkoopstrategie’ die voor het specifieke geval wordt vastgesteld.
En (dus) niet slechts op basis van (het dogma) aanbesteden.
Het is afrondend ook niet voor niks, dat het bedrijfsleven genuanceerd
gebruik maakt van aanbesteden.