Ik maak in de praktijk mee, dat inschrijvers menen, dat ‘bedrijfsvertrouwelijke informatie’ (slechts) als ‘bedrijfsspecifieke informatie’ moet worden gelezen, waardoor best (een deel van) de inschrijving van de winnaar als zijnde (slechts) ‘inschrijvingsspecifieke informatie’ aan hen bekend kan worden gemaakt.
Dat is echter niet correct.
Artikel 2.57 lid 1 Aanbestedingswet 2012 luidt bijvoorbeeld als volgt:
“Onverminderd het
in deze wet bepaalde maakt een aanbestedende dienst informatie die hem door een
ondernemer als vertrouwelijk is verstrekt niet openbaar.”
En ook r.o. 6.4.4 van Rechtbank Midden-Nederland 15 juli 2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:2734 is relevant:
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBMNE:2020:2734
“De
motiveringsplicht van een aanbestedende dienst wordt echter beperkt doordat het
aan een aanbestedende dienst niet is toegestaan bedrijfsvertrouwelijke
informatie van andere inschrijvers aan een inschrijver te verstrekken. De
motiveringsplicht is bovendien (alleen) bedoeld om de betreffende inschrijver
te informeren en voor die inschrijver effectieve rechtsbescherming tegen het gunningsbesluit
voldoende mogelijk te maken. De motiveringsplicht van een aanbestedende dienst
gaat niet zo ver dat zij ook inzicht moet verschaffen in de inschrijving van de
voorlopige winnaar, teneinde een niet uitgekozen inschrijver de gelegenheid te
geven de beoordeling van de aanbestedende dienst over te doen. Het is niet aan
een inschrijver om de inschrijving van een andere partij te beoordelen.”
Anders gezegd (volgens ook r.o. 4.6 van Rechtbank Den Haag 17 december 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:13985):
“De beoordeling van een inschrijving is aan
de aanbestedende dienst.”