vrijdag 29 april 2016

“Geheime inschrijving”


Artikel 2.57 lid 1 Aanbestedingswet 2012 luidt als volgt:

Onverminderd het in deze wet bepaalde maakt een aanbestedende dienst informatie die hem door een ondernemer als vertrouwelijk is verstrekt niet openbaar.

Ingevolge artikel 21 lid 1 Richtlijn 2014/24/EU (‘Vertrouwelijkheid’) geldt:

Tenzij anders bepaald in deze richtlijn of in het nationale recht waaraan de aanbestedende dienst is onderworpen, in het bijzonder de wetgeving inzake de toegang tot informatie, en onverminderd de verplichtingen inzake de bekendmaking van gegunde overheidsopdrachten en de informatieverstrekking aan gegadigden en inschrijvers overeenkomstig de artikelen 50 en 55, maakt een aanbestedende dienst de informatie die hem door een ondernemer als vertrouwelijk is verstrekt, met inbegrip van - zij het niet uitsluitend - de fabrieks- of bedrijfsgeheimen en de vertrouwelijke aspecten van de inschrijving, niet bekend.

En in artikel 22 lid 3 Richtlijn 2014/24/EU (gedeeltelijk) is bepaald:

Bij elke mededeling, uitwisseling en opslag van informatie zorgen de aanbestedende diensten ervoor dat de integriteit van de gegevens en de vertrouwelijkheid van de inschrijvingen en verzoeken tot deelname gewaarborgd zijn. […]

Artikel 2.57 lid 1 Aanbestedingswet 2012 is (aldus) in beginsel in lijn met het nieuwe recht en zal (dus ook) niet gewijzigd worden.

In geval (of: voor zover) artikel 21 lid 1 Richtlijn 2014/24/EU met de zinsnede ‘Tenzij anders bepaald [-] in het nationale recht waaraan de aanbestedende dienst is onderworpen, in het bijzonder de wetgeving inzake de toegang tot informatie [-]’ doelt op wetten als de Wob, dan vormt een en ander in Nederland geen belemmeringen. De Aanbestedingswet derogeert immers aan de Wob. Zie namelijk bijvoorbeeld Afdeling Bestuursrechtspraak 28 augustus 2013, ECLI:NL:RVS:2013:888.

Ter zake een interessant en relevant vonnis voor de praktijk in Rechtbank Limburg 26 april 2016, ECLI:NL:RBLIM:2016:3640:


4.4.        Artikel 2:57 lid 1 van de Aanbestedingswet 2012 (Aw) bepaalt dat de aanbestedende dienst geen informatie die door een ondernemer als vertrouwelijk wordt verstrekt openbaar maakt. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat als vertrouwelijk worden aangemerkt fabrieks- of bedrijfsgeheimen en “de vertrouwelijke aspecten” van de inschrijving. Uit de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie (Varec SA - België, 14 februari 2008, C-450/06) blijkt voorts dat de ratio hierachter is dat inschrijvers niet hoeven te vrezen dat aan een derde gegevens worden meegedeeld waarvan openbaarmaking voor hen nadelig zou kunnen zijn, in de zin dat “bijzonder ernstige schade” optreedt in hun concurrentiepositie.
[…]
4.6.        De Gemeente heeft ter zitting erkend dat Winterevents gebruik maakt van (een) onderaannemer(s) om aan de geschiktheidseisen te kunnen voldoen. Zij stelt dat dit betekent dat de onderaannemer(s), die met de referentieopdracht(en) voldoet/voldoen aan de kerncompetenties, zich aan Magisch Maastricht committeert/committeren.
Bij de inschrijving door Winterevents is het naar het oordeel van de voorzieningenrechter voor de andere inschrijvers evenwel niet duidelijk wie de daadwerkelijke uitvoering van het kerstevenement op het Vrijthof in 2016 en de jaren daaropvolgend ter hand zal nemen.
Gelet op het verzoek tot geheimhouding van haar inschrijving door Winterevents en gelet op het feit dat Winterevents onweersproken op 23 december 2015 is opgericht en dus onweersproken gebruik moet maken van een of meer onderaannemers en Winterevents derhalve wederom onweersproken geen eigen referenties kan overleggen, maar terzake leunt op de expertise van haar onderaannemer(s), is er in wezen sprake van een in haar effect “geheime inschrijving”.
               […]
4.12.      De voorzieningenrechter is van oordeel dat de naam van de onderaannemer(s) van Winterevents weliswaar belangrijke bedrijfsinformatie kan zijn, maar dat uit de stellingname van de Gemeente niet duidelijk wordt dat en welke “bijzonder ernstige schade” optreedt als de persoon van de onderaannemer(s) wordt bekend gemaakt, waar tegenover staat dat bij bekend worden van de naam/namen van de onderaannemer(s) het de facto geheime karakter aan de inschrijving komt te ontvallen, zodat Vrijthof Mooi daardoor verneemt wie feitelijk het project gedurende ten minste vier jaren zal uitvoeren. De onderbouwing dat de onderaannemer mogelijk onder druk gezet of anderszins belaagd zal worden, gaat uit van een onbewezen stelling. Verder is erkend dat Winterevents voor alle geschiktheidscriteria steunt op een onderaannemer.
De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat Vrijthof Mooi een rechtmatig belang in de zin van artikel 843 a Rv heeft bij haar vordering in dit kort geding.
De voorzieningenrechter zal daarom in het kader van artikel 843a Rv de Gemeente verplichten de Eigen Verklaring openbaar te maken voor zover het onderdeel 8.2. betreft (“De onderneming dient, indien hij een beroep doet op een derde/derden, bij 8.2. aan te geven voor welke geschiktheidseisen hij een beroep op een derde/derden doet. 8.2. (Indien van toepassing) zijn onderneming voor de volgende geschiktheidseis(en) een beroep doet op een derde/derden, te weten: Eis: …. Derde waar beroep op wordt gedaan: ….”) en indien uit de Eigen Verklaring om de een of andere reden niet zou blijken wie de onderaannemer(s) is of zijn, dient de Gemeente het document waaruit de referentie blijkt openbaar te maken, maar alleen voor zover daaruit de naam van de onderaannemer(s) blijkt. Mutatis mutandis geldt hetzelfde voor openbaarmaking van het plan 2016, het plan 2017-2019 en de presentatie.

4.13.      Met de Gemeente is de voorzieningenrechter van oordeel dat meer informatie dan de persoon van de onderaannemer(s), zodanig concurrentiegevoelig is, althans het tegendeel is niet aannemelijk geworden, dat openbaarmaking nadelig zou kunnen zijn voor Winterevents. Op voorhand kan immers niet worden uitgesloten dat opnieuw zal moeten worden aanbesteed. In dat geval zou de inschrijving, of onderdelen daarvan, van Winterevents volledig bekend zijn, en dat is in strijd met het uitgangspunt van eerlijke mededinging en met de op basis van artikel 57 lid 1 Aw en het Beschrijvend Document toegezegde vertrouwelijkheid.

4.14.      Dat de referentieopdracht een in het verleden plaatsgevonden evenement betreft en daarom de commerciële belangen niet zou treffen, kan niet worden gevolgd. De keuze voor een bepaald referentieproject van de onderaannemer(s) onthult (mogelijk) informatie over de bedrijfsstrategie en plannen voor 2016 en 2017-2019 van Winterevents en het commitment van de onderaannemer en dat is, onweersproken, sterk concurrentiegevoelige informatie. Het beroep van Vrijthof Mooi op het gelijkheidsbeginsel en transparantiebeginsel is onnavolgbaar, omdat enkel van belang is dát er een referentie is die voldoet aan de voorwaarden (het is immers een geschiktheidseis en geen onderdeel van de waardering van de ingediende inschrijving) en er is geen argument naar voren gebracht waarom de Gemeente dat niet juist zou hebben beoordeeld.

4.15.      Met de Gemeente is de voorzieningenrechter van oordeel dat juist uit de plannen en de presentatie volgt, althans het tegendeel is niet aannemelijk geworden, hoe Winterevents het project voor zich ziet. Uit de plannen en presentatie blijkt hoe Winterevents zich onderscheidt van de andere inschrijvers. Anders dan Vrijthof Mooi beweert, bevatten die plannen wel degelijk concurrentiegevoelige informatie. De stelling dat de plannen op korte termijn toch bekend zullen worden, miskent immers dat de markt voor kerstevenementen groter is dan alleen Magisch Maastricht. De weerslag van het zich onderscheiden van de andere inschrijvers ligt vast in de scores. Deze zijn bekend gemaakt in de bijlage bij de brief van 15 maart 2016. Daarmee is, mede gelet op de motiveringsplicht die op de Gemeente rust, in beginsel voldaan aan de eisen die het aanbestedingsrecht stelt.


maandag 18 april 2016

403-verklaring


Artikel 2: 403 BW luidt als volgt:

1.            Een tot een groep behorende rechtspersoon behoeft de jaarrekening niet overeenkomstig de voorschriften van deze titel in te richten, mits:
a.            de balans in elk geval vermeldt de som van de vaste activa, de som van de vlottende activa, en het bedrag van het eigen vermogen, van de voorzieningen en van de schulden, en de winst- en verliesrekening in elk geval vermeldt het resultaat uit de gewone bedrijfsuitoefening en het saldo der overige baten en lasten, een en ander na belastingen;
b.            de leden of aandeelhouders na de aanvang van het boekjaar en voor de vaststelling van de jaarrekening schriftelijk hebben verklaard met afwijking van de voorschriften in te stemmen;
c.            de financiële gegevens van de rechtspersoon door een andere rechtspersoon of vennootschap zijn geconsolideerd in een geconsolideerde jaarrekening waarop krachtens het toepasselijke recht de verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen, richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PbEU 2013, L 182) of een der beide richtlijnen van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen dan wel van verzekeringsondernemingen van toepassing is;
d.            de geconsolideerde jaarrekening, voor zover niet gesteld of vertaald in het Nederlands, is gesteld of vertaald in het Frans, Duits of Engels;
e.            de accountantsverklaring en het bestuursverslag, zijn gesteld of vertaald in de zelfde taal als de geconsolideerde jaarrekening;
f.             de onder c bedoelde rechtspersoon of vennootschap schriftelijk heeft verklaard zich hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor de uit rechtshandelingen van de rechtspersoon voortvloeiende schulden; en
g.            de verklaringen, bedoeld in de onderdelen b en f zijn neergelegd ten kantore van het handelsregister alsmede, telkens binnen zes maanden na de balansdatum of binnen een maand na een geoorloofde latere openbaarmaking, de stukken of vertalingen, genoemd in de onderdelen d en e.
2.            Zijn in de groep of het groepsdeel waarvan de gegevens in de geconsolideerde jaarrekening zijn opgenomen, de in lid 1 onder f bedoelde rechtspersoon of vennootschap en een andere nevengeschikt, dan is lid 1 slechts van toepassing, indien ook deze andere rechtspersoon of vennootschap een verklaring van aansprakelijkstelling heeft afgelegd; in dat geval zijn lid 1 onder g en artikel 404 van overeenkomstige toepassing.
3.            Voor een rechtspersoon waarop lid 1 van toepassing is, gelden de artikelen 391 tot en met 394 niet.
4.            Dit artikel is niet van toepassing op rechtspersonen als bedoeld in artikel 398 lid 7.

En heeft (dus) niets van doen met een aanbestedingsprocedure.

Tags: niet relevant; tang op een varken; zonde van de tijd; overkill; tijd van de houten gulden; knippen en plakken; verspilling belastingcenten; begrijp er niets van; 403 doe maar nie.

Aanleiding:



donderdag 14 april 2016

Eén op één


Artikel 2.32 sub b Aanbestedingswet 2012 luidt als volgt:

De aanbestedende dienst kan de onderhandelingsprocedure zonder aankondiging toepassen indien:
[…]
b.            de overheidsopdracht om technische of artistieke redenen of om redenen van bescherming van uitsluitende rechten slechts aan een bepaalde ondernemer kan worden toevertrouwd
[…]

Dienaangaande een interessant vonnis; Rechtbank Overijssel 16 juni 2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:5829. Bijvoorbeeld (ook) voor de ICT-praktijk.


4.7.        Resteert de vraag of de gemeente gerechtigd was om de opdracht om de 30 bestaande, alsmede de ‘nieuw’ aangeschafte 93 gebruikte Strada parkeerautomaten van een upgrade te voorzien, aan TMC te gunnen. Daarbij is van belang dat de gemeente heeft gesteld dat het slechts de levering van zogenaamde upgradekits behelst, en niet ook - zoals Schmit Parkeersystemen meende - het laten stralen en spuiten van de automaat. Dit laatste zal de gemeente zelf uitvoeren. De gemeente heeft voorts betoogd dat slechts TMC de ombouw/upgrade kan en mag doen vanwege technische redenen en ook om redenen van bescherming van intellectuele eigendom (bescherming van broncodes), en ter ondersteuning van haar standpunt heeft zij een rapport van onafhankelijk deskundige bureau Spark overgelegd waarin zulks ook wordt bevestigd. Schmit Parkeersystemen heeft daarentegen aangevoerd dat het ombouwen van de automaat - teneinde cashless betalen en kenteken parkeren mogelijk te maken - tot gevolg heeft dat alles waarvoor een broncode nodig is vervangen zal worden, zodat - nu eigenlijk sprake is van vervanging van het gehele binnenwerk van de automaat - ook derde partijen de upgrade zouden kunnen uitvoeren. De gemeente bestrijdt dit, niet alles wat beschermd is voor een broncode zal worden vervangen. Het is geen vervanging van het ‘hart’ van de automaat, slechts een upgrade door toevoeging van een touchscreen en een cashless terminal. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de gemeente - onvoldoende weersproken - aannemelijk heeft gemaakt dat zij slechts een upgrade van de parkeerautomaten laat plaatsvinden door zogenaamde upgradekits die slechts door de oorspronkelijke leverancier, te weten TCM, kunnen worden uitgevoerd. Daarmee heeft de gemeente zich terecht beroepen op de uitzonderingsgronden als bedoeld in artikelen 2.32 en 2.33 van de Aanbestedingswet.

Het (gehele) vonnis laat ook zien, hoe belangrijk (het) ‘motiveren’ (van bijvoorbeeld keuzes) in de aanbestedingspraktijk is.

En dat het in het aanbestedingsrecht uiteindelijk (toch) ook gaat om een concrete invulling van (een) concrete behoefte (n) van een aanbestedende dienst. En (dus) niet om per definitie ‘alles aanbesteden’.


vrijdag 8 april 2016

CPV (-codes)


Ingevolge artikel 2 lid 1 sub 5 Richtlijn 2014/24/EU geldt:

„overheidsopdrachten”: schriftelijke overeenkomsten onder bezwarende titel die tussen één of meer ondernemers en één of meer aanbestedende diensten zijn gesloten en betrekking hebben op de uitvoering van werken, de levering van producten of de verlening van diensten.

Het gaat in het aanbestedingsrecht dus om ‘overeenkomsten’. ‘Aanbod en aanvaarding’ in de zin van artikel 6: 217 lid 1 BW is (dus) bijvoorbeeld relevant. En bijvoorbeeld ook het bepaalde in artikel 6: 227 BW:

De verbintenissen die partijen op zich nemen, moeten bepaalbaar zijn.

Er zijn diverse soorten (denkbare) verbintenissen. Een verbintenis in verband met de reiniging van een gevel door middel van zandstralen is bijvoorbeeld een andere verbintenis dan de verbintenis in verband met de reiniging van een gevel door middel van een (zachte) borstel en spons. Het gaat daarbij (dan) ook om een concreet (inhoudelijk) verschil in bijvoorbeeld werkwijze, te gebruiken (werk-) materiaal en het te bereiken resultaat.

Ingevolge artikel 23 lid 1 Richtlijn 2014/24/EU geldt:

Bij verwijzing naar nomenclaturen met betrekking tot het plaatsen van overheidsopdrachten wordt gebruikgemaakt van de „gemeenschappelijke woordenlijst overheidsopdrachten”, hierna CPV (Common Procurement Vocabulary) genoemd, die is vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2195/2002.

Artikel 1 lid 1 van Verordening (EG) nr. 2195/2002 voornoemd luidt als volgt:

Er wordt één enkel classificatiesysteem voor overheidsopdrachten vastgesteld: de Gemeenschappelijke woordenlijst overheidsopdrachten (Common Procurement Vocabulary - CPV).

Daartoe is onder meer overwogen:

(1)          Het gebruik van verschillende nomenclaturen doet afbreuk aan de openheid en de doorzichtigheid van Europese overheidsopdrachten. De gevolgen hiervan voor de kwaliteit en voor de termijnen voor bekendmaking van de aankondigingen beperken in de praktijk de toegang van de bedrijven tot overheidsopdrachten.

(3)          Het is zinvol de referenties waarmee de aanbestedende diensten en bedrijven het voorwerp van overheidsopdrachten omschrijven door middel van één enkel classificatiesysteem voor overheidsopdrachten te harmoniseren.

Verordening (EG) nr. 2195/2002 is laatstelijk gewijzigd door Verordening (EG) nr. 213/2008. De Overwegingen 1, 2 en 6 van laatstgenoemde Verordening luiden:

(1)          Bij Verordening (EG) nr. 2195/2002 is de gemeenschappelijke woordenlijst overheidsopdrachten (CPV) één classificatiesysteem voor overheidsopdrachten, vastgesteld om de referenties te standaardiseren waarmee aanbestedende diensten het voorwerp van hun opdrachten omschrijven.

(2)          De structuur, codes en omschrijvingen van de CPV moeten worden aangepast of gewijzigd in verband met bepaalde ontwikkelingen in de markt en de behoeften van de gebruikers. Daarbij moet rekening worden gehouden met een aantal concrete suggesties van belanghebbende partijen en CPV-gebruikers om de CPV op bepaalde punten te verbeteren. De structuur, codes en omschrijvingen van de CPV moeten ook worden bijgewerkt om van de CPV een instrument te maken waarmee overheidsopdrachten doeltreffend langs elektronische weg kunnen worden geplaatst.

(6)          De structuur van de aanvullende woordenlijst moet volledig worden herzien. Deze lijst moet logischer worden opgezet met secties die onderverdeeld zijn in groepen die naast de basiswoordenlijst te gebruiken zijn. De aanvullende woordenlijst moet ook worden uitgebreid met kenmerken van producten en diensten omdat daarmee een vereenvoudiging mogelijk wordt in die zin dat het voorwerp van een opdracht volledig kan worden omschreven en het aantal codes van de basiswoordenlijst wordt teruggedrongen.

Uit een en ander kan worden opgemaakt, dat de CPV beoogt het voorwerp van een overheidsopdracht (zo) volledig (mogelijk) te omschrijven.

Uit Bijlage I van Verordening (EG) nr. 213/2008 volgt onder meer:

1.            De CPV bestaat uit een basiswoordenlijst en een aanvullende woordenlijst.
2.            De basiswoordenlijst heeft een boomstructuur met codes tot negen cijfers met daarbij een omschrijving van de leveringen, werken of diensten die voorwerp van de opdracht zijn.

De code bestaat uit acht cijfers en wordt ingedeeld in:
-              afdelingen, aangeduid met de eerste twee cijfers van de code (XX000000-Y),
-              groepen, aangeduid met de eerste drie cijfers van de code (XXX00000-Y),
-              klassen, aangeduid met de eerste vier cijfers van de code (XXXX0000-Y),
-              categorieën, aangeduid met de eerste vijf cijfers van de code (XXXXX000-Y).

Elk van de laatste drie cijfers staat voor een extra precisering binnen de categorie.

Een negende cijfer dient voor de verificatie van de voorgaande cijfers.
[-]

En in Overweging 119 van Richtlijn 2014/24/EU is bijvoorbeeld (ter zake de “lichte regeling”) opgenomen:

Deze diensten dienen te worden aangeduid onder verwijzing naar de specifieke bepalingen van de „Gemeenschappelijke woordenlijst overheidsopdrachten” (Common Procurement Vocabulary - CPV), zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2195/2002 van het Europees Parlement en de Raad, die een hiërarchisch gestructureerde nomenclatuur is met onderverdelingen in afdelingen, groepen, klassen, categorieën en subcategorieën. Om rechtsonzekerheid te voorkomen moet worden verduidelijkt dat een verwijzing naar een afdeling geen impliciete verwijzing naar de daaronder vallende onderverdelingen inhoudt. Indien een specifiekere verwijzing nodig wordt geacht, moeten alle relevante referenties worden vermeld, eventueel in de vorm van een reeks codes.

Uit een en ander volgt, dat een concreet te onderscheiden CPV-code, (ook) een concreet te onderscheiden (‘losse’) overheidsopdracht veronderstelt. In verband met bijvoorbeeld “de toegang van de bedrijven tot overheidsopdrachten”, “dat het voorwerp van een opdracht volledig kan worden omschreven” en “een extra precisering binnen de categorie” voornoemd.

Zie bijvoorbeeld de navolgende CPV-codes uit Bijlage III van Verordening (EG) nr. 213/2008 (Schakelschema tussen de CPV en de NACE Rev 1):

45452000-0, Reiniging van de buitenmuren van gebouwen, en;
45452100-1, Reinigen van buitenmuren door middel van zandstralen.

‘Zandstralen’ betekent (inhoudelijk) wat anders, dan het gebruik van bijvoorbeeld een spons of een hoge druk reiniger. De toelichting in Bijlage V (NACE) van Verordening (EG) nr. 213/2008 bij de betreffende klasse 45.45 (‘Overige werkzaamheden in verband met de afwerking van gebouwen’) vermeldt (dan) ook:

Deze klasse omvat:
[-]
-              gevelreiniging met behulp van stoom, door middel van zandstralen enz.;
[-]

De CPV (-codes) maakt (maken) door middel van een ‘extra precisering’ (laatste 3 cijfers) het verschil tussen ‘zandstralen’ en andere vormen van reiniging duidelijk en mogelijk. Onverlet (dus) dezelfde ‘afdeling’ (45), dezelfde ‘groep’ (454), dezelfde ‘klasse’ (4545) en dezelfde ‘categorie’ (45452).

Een en ander biedt in beginsel concrete mogelijkheden om bijvoorbeeld op dezelfde dag twee inhoudelijk verschillende overeenkomsten met elk een waarde onder de drempel met één ondernemer aan te gaan, terwijl de gezamenlijke waarde van die overeenkomsten bijvoorbeeld wel boven de drempel uitkomt. Vereist is (dan) wel, een feitelijk inhoudelijke onderbouwing aan de hand van de concrete inhoud en invulling van de voorgenomen overeenkomst (-en) in combinatie met (een) daarbij behorende CPV-code (s).

Een en ander is daarnaast echter ook een aandachtspunt, waar het artikel 1.5 lid 1 Aanbestedingswet 2012 (‘clusterverbod’) betreft:

Een aanbestedende dienst of speciale-sectorbedrijf voegt opdrachten niet onnodig samen. [-]

En (dus) wellicht ‘interessant’ vanaf 18 april 2016, alle opgenomen in Bijlage XIV van Richtlijn 2014/24/EU (drempel: € 750.000,-- ex BTW):

98513310-8, Thuishulpdiensten;
98514000-9, Huishoudelijke diensten;
85310000-5, Maatschappelijke diensten;
85311100-3, Welzijnszorg voor bejaarden;
85312310-5, Diensten voor begeleiding;
85320000-8, Sociale diensten.

In beginsel inhoudelijk verschillende overeenkomsten (denkbaar en mogelijk). En ook verschillende ‘afdelingen’, ‘groepen’, ‘klassen’ en ‘categorieën’......

Onrechtmatig ‘knippen’ of ‘splitsen’?

Ik wil daar niet (al) te snel in mee gaan. ‘Alles aanbesteden’ (of ‘aankondigen’) kan altijd nog…..

Enerzijds is de jurisprudentie waarbij een onrechtmatige ‘splitsing’ werd aangenomen (immers) met name ‘werken-gerelateerd’. Zie bijvoorbeeld: Gerecht 29 mei 2013 in zaak T-384/10 (Spanje/Commissie), HvJEU 15 maart 2012 in zaak C-574/10 (Commissie/Duitsland), HvJEG 5 oktober 2000 in zaak C-16/98 (Commissie/Frankrijk) en Rechtbank Arnhem 25 januari 2010, ECLI:NL:RBARN:2010:BL2848. En waarbij (verder) ook niet aan de hand van concrete CPV-codes lijkt te zijn geprocedeerd.

Anderzijds duiden Rechtbank Den Bosch 10 september 2012, ECLI:NL:RBSHE:2012:BX7223 en Rechtbank Den Haag 16 mei 2012, ECLI:NL:RBSGR:2012:BW7424, waarbij geen onrechtmatige ‘splitsing’ werd aangenomen, op een inhoudelijke benadering van de betreffende overeenkomsten. Waarbij wel moet worden opgemerkt, dat ook daar niet aan de hand van concrete CPV-codes lijkt te zijn geprocedeerd.

En verder hebben we (ook) nog de ‘functionele uitleg’ van de (Europese) aanbestedingsregels. Zie bijvoorbeeld HvJEU 15 maart 2012 in zaak C-574/10 (Commissie/Duitsland). En de ‘economische en technische functie’ van een bepaalde overheidsopdracht. Zie bijvoorbeeld (naar analogie) Hof Den Bosch 1 december 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:4943 en Hof Arnhem-Leeuwarden 13 januari 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:122.

Maar ook zij zullen in het voorkomend geval moeten ‘afrekenen’ met de inhoudelijke feitelijkheid van de (betreffende) overeenkomsten in kwestie. En met nut, doel en strekking van de CPV (-codes) zoals vastgelegd in Verordeningen (EG).