dinsdag 29 april 2025

Behoefte aan wijziging

Artikel 43 lid 1 sub c Richtlijn 2014/23/EU luidt als volgt:


Concessies kunnen in overeenstemming met deze richtlijn zonder een nieuwe concessiegunningsprocedure worden gewijzigd in de volgende gevallen:

[…]

c)            indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

i)             de behoefte aan wijziging is het gevolg van omstandigheden die een zorgvuldige aanbestedende dienst of aanbestedende instantie niet kon voorzien;

ii)            de wijziging verandert de algehele aard van de concessie niet;

iii)           in het geval van concessies die door de aanbestedende dienst worden gegund met het oog op andere dan de in bijlage II bedoelde activiteiten, kan een waardeverhoging niet meer bedragen dan 50 % van de waarde van de oorspronkelijke concessie. In het geval van verscheidene achtereenvolgende wijzigingen geldt deze beperking voor de waarde van elke wijziging. Achtereenvolgende wijzigingen mogen niet ten doel hebben de richtlijn te omzeilen.

En in Overweging 76 van Richtlijn 2014/23/EU is onder meer bepaald:


Aanbestedende diensten en aanbestedende instanties kunnen af te rekenen krijgen met externe omstandigheden die zij niet konden voorzien bij de gunning van de concessie, met name wanneer de uitvoering van de concessie zich over een langere termijn uitstrekt. In dit geval is enige flexibiliteit nodig om de concessie zonder een nieuwe gunningsprocedure aan deze omstandigheden aan te passen. Het begrip onvoorzienbare omstandigheden betreft omstandigheden die niet konden worden voorzien ondanks een normaal zorgvuldige voorbereiding van de aanvankelijke gunning door de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie, rekening houdend met de beschikbare middelen, de aard en de kenmerken van het specifieke project, de goede praktijk in het betrokken gebied en het feit dat er een redelijke verhouding moet zijn tussen de voor de voorbereiding van de gunning uitgetrokken middelen en de verwachte waarde ervan. […]

In de jaren 1996 tot en met 1998 heeft Bondsrepubliek Duitsland zonder voorafgaande aanbestedingsprocedure, met toepassing van (quasi) inbesteden, met ondernemer Tank & Rast AG, voor de duur van maximaal 40 jaar, concessieovereenkomsten inzake de exploitatie van verzorgingsplaatsen op de Duitse federale autosnelwegen gesloten.

Op basis van deze overeenkomsten kan de concessiehouder in het belang van de weggebruikers op een bedrijfsterrein aanvullende voorzieningen aanleggen en exploiteren. Het gaat om brandstofpompen, parkeerplaatsen, horecavoorzieningen en openbare toiletten die 24 uur per dag beschikbaar moeten zijn.

De ondernemers Autobahn Tank & Rast GmbH en Ostdeutsche Autobahntankstellen GmbH zijn thans, na een doorlopen privatiseringsproces, concessiehouders van ongeveer 90% van alle bestaande aanvullende voorzieningen voornoemd.

Op 28 april 2022 is een aanvulling op alle concessieovereenkomsten overeengekomen, op grond waarvan de concessiehouders de aanleg, het onderhoud en de exploitatie van goed functionerende snellaadinfrastructuur op de betrokken verzorgingsplaatsen van de aanbestedende dienst overnemen, met (ook) de verplichting om oplaadpunten beschikbaar te stellen.

De aanvulling is door de aanbestedende dienst bekendgemaakt in het supplement op het Publicatieblad van de Europese Unie. Volgens de aankondiging was het gerechtvaardigd om af te zien van een aanbesteding, aangezien de beschikbaarstelling van snellaadinfrastructuur noodzakelijk was geworden als aanvullende dienst in het kader van de betrokken concessieovereenkomsten, hetgeen op de datum van de sluiting ervan niet te voorzien was.

Fastned en Tesla Germany GmbH, die oplaadinfrastructuur voor elektrische voertuigen exploiteren, zijn het niet eens met de aanvulling (wijziging) en starten een gerechtelijke procedure die uiteindelijk leidt tot een verzoek om een prejudiciële beslissing.

Anders dan Fastned en Tesla Germany GmbH menen, bepaalt het arrest HvJEU 29 april 2025 in zaak C-452/23 (Fastned Deutschland):

https://curia.europa.eu/juris/document/document.jsf?text=&docid=298577&pageIndex=0&doclang=nl&mode=req&dir=&occ=first&part=1&cid=17032048


57           Dit is echter niet het geval bij een wijziging als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, die de aanleg, het onderhoud en de exploitatie van goed functionerende snellaadinfrastructuur op de betrokken verzorgingsplaatsen betreft-- en dus geen betrekking heeft op het feit dat de concessiehouder in 1998 zijn hoedanigheid van inhouse-entiteit heeft verloren, maar op het voorwerp van de concessie - en die dus niet onder artikel 43, lid 1, onder d), van richtlijn 2014/23 valt.

58           Eveneens in verband met de context van artikel 43, lid 1, onder c), van richtlijn 2014/23, is het juist dat concessies volgens de aanhef van dit lid 1 „in overeenstemming met deze richtlijn zonder een nieuwe concessiegunningsprocedure” kunnen worden gewijzigd. Uit deze aanhef kan echter niet worden afgeleid dat artikel 43 van deze richtlijn uitsluitend van toepassing is op wijzigingen van concessies die aanvankelijk in overeenstemming met deze richtlijn zijn gegund. Overeenkomstig de in de punten 49 en 50 van het onderhavige arrest in herinnering gebrachte rechtspraak kunnen wijzigingen die in een concessie worden aangebracht na de omzettingstermijn van richtlijn 2014/23 immers binnen de werkingssfeer van dat artikel 43 vallen, ook al is deze richtlijn krachtens artikel 54, tweede alinea, ervan niet van toepassing op concessies die zijn aanbesteed of gegund vóór 17 april 2014, en dus buiten een gunningsprocedure die in overeenstemming is met die richtlijn. Die aanhef heeft dus enkel tot doel om voor te schrijven dat een wijziging van een concessie die niet onder een van de in artikel 43 genoemde gevallen valt, wordt doorgevoerd na een gunningsprocedure die aan die richtlijn voldoet.

59           Wat ten derde de doelstelling betreft van artikel 43, lid 1, onder c), van richtlijn 2014/23, blijkt uit overweging 76 dat deze bepaling ertoe strekt de aanbestedende diensten enige flexibiliteit te geven om een lopende concessie te kunnen aanpassen aan externe omstandigheden die zij niet konden voorzien bij de gunning van deze concessie, met name wanneer de uitvoering van de concessie zich over een langere termijn uitstrekt. Wanneer gevallen waarin een concessie aanvankelijk aan een inhouse-entiteit is gegund en de concessiehouder op de datum van wijziging van het voorwerp van die concessie deze hoedanigheid niet langer heeft van de werkingssfeer van die bepaling worden uitgesloten, zou de mogelijkheid om die flexibiliteit uit te oefenen worden beperkt om een reden die noch uit de bewoordingen noch uit de context van die bepaling blijkt en die in deze omstandigheden niet kan worden geacht de wil van de Uniewetgever weer te geven.

60           Uit een en ander volgt dat artikel 43, lid 1, onder c), van richtlijn 2014/23 aldus moet worden uitgelegd dat een concessie zonder een nieuwe gunningsprocedure kan worden gewijzigd indien aan de voorwaarden van die bepaling is voldaan, zelfs wanneer deze concessie aanvankelijk zonder openbare aanbesteding aan een inhouse-entiteit is gegund en de wijziging van het voorwerp ervan plaatsvindt op een datum waarop de concessiehouder niet langer een inhouse-entiteit is.

Voor de praktijk is verder van belang, hoe (de) ‘behoefte aan wijziging’ uit artikel 43 lid 1 sub c onder i Richtlijn 2014/23/EU, zie daartoe ook artikel 2a.53 jo. artikel 2.163e Aanbestedingswet 2012, moet worden uitgelegd:


73           In dat verband moet met betrekking tot de eerste van deze voorwaarden worden verduidelijkt dat er, anders dan de verwijzende rechter lijkt te oordelen, niet van kan worden uitgegaan dat de concessie een wijziging „behoeft” op de enkele grond dat de contractuele bepalingen ervan de situatie die voortvloeit uit onvoorzienbare omstandigheden niet dekken.

74           Zoals immers blijkt uit de eerste twee volzinnen van overweging 76 van richtlijn 2014/23, beoogt de flexibiliteit die artikel 43, lid 1, onder c), van deze richtlijn de aanbestedende diensten biedt, de exploitatie van de oorspronkelijke concessie en dus de correcte uitvoering van de daaruit voortvloeiende verplichtingen te waarborgen.

75           Om ervan uit te kunnen gaan dat een concessie een wijziging „behoeft” als gevolg van onvoorzienbare omstandigheden, moeten deze omstandigheden dus ook nog vereisen dat de oorspronkelijke concessie wordt aangepast om te waarborgen dat de correcte uitvoering van de daaruit voortvloeiende verplichtingen kan worden voortgezet.

76           Bovendien kan, zoals in punt 72 van het onderhavige arrest in herinnering is gebracht, een wijziging van het voorwerp van de oorspronkelijke concessie wegens onvoorziene omstandigheden niet worden gerechtvaardigd op grond van artikel 43, lid 1, onder c), van richtlijn 2014/23 wanneer zij de algehele aard van deze concessie wijzigt. Zoals blijkt uit overweging76 van deze richtlijn, is dit met name het geval wanneer de uit te voeren werken of de te verrichten diensten worden vervangen door iets anders of wanneer het soort concessie fundamenteel wordt veranderd.

77           Hieruit volgt dat artikel 43, lid 1, onder c), van richtlijn 2014/23 een wijziging toestaat die betrekking heeft op de uitbreiding van het voorwerp van de oorspronkelijke concessie voor zover, ten eerste, deze concessie die wijziging wegens omstandigheden die bij de gunning ervan onvoorzienbaar waren „behoeft” om de correcte uitvoering van de uit die concessie voortvloeiende verplichtingen te waarborgen en, ten tweede, de werken of de diensten waarop deze uitbreiding betrekking heeft, gelet op hun omvang of hun specifieke kenmerken ten aanzien van de werken of diensten waarop diezelfde concessie betrekking heeft, de algehele aard van laatstgenoemde concessie niet veranderen.

Het is aan de verwijzende (Duitse) rechter om een en ander concreet na te gaan.

Ik ben benieuwd wat de concrete inhoud van de betreffende concessieovereenkomsten is.

Het lijkt me niet ondenkbaar, dat de aanleg, het onderhoud en de exploitatie en beschikbaarstelling van goed functionerende snellaadinfrastructuur in het belang van de weggebruikers van de Duitse federale autosnelwegen is, en daarmee ook tot een correcte uitvoering van zelfs een ‘jaren 90 overeenkomst’ behoort.

En qua algemene aard verschillen elektriciteit en bijvoorbeeld benzine als (een vorm van) ‘brandstof’ wellicht niet veel. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten