Artikel 66 leden 1 en 2 van de nieuwe ‘klassieke’ Richtlijn (versie 12
juli 2013, 11745/13) luidt als volgt:
“1. Without
prejudice to national laws, regulations or administrative provisions concerning
the price of certain supplies or the remuneration of certain services,
contracting authorities shall base the award of public contracts on the most
economically advantageous tender.
2. The most
economically advantageous tender from the point of view of the contracting
authority shall be identified on the basis of the price or cost, using a
cost-effectiveness approach, such as life-cycle costing in accordance with
Article 67, and may include the best price-quality ratio, which shall be
assessed on the basis of -criteria including qualitative, environmental and/or
social aspects linked to the subject-matter of the public contract in question.
Such -criteria may comprise, for instance:
- quality,
including technical merit, aesthetic and functional characteristics,
accessibility, design for all users, social, environmental and innovative
characteristics, trading and its conditions,
-
organisation, qualification and experience of staff assigned to performing the
contract, where the quality of the staff employed can significantly impact the
level of performance of the contract,
- after-sales service and technical assistance, delivery conditions
such as delivery date, delivery process and delivery period or period of
completion.
The cost element
may also take the form of a fixed price or cost on the basis of which economic
operators will compete on quality criteria only.
Member States may provide that contracting authorities may not use
price only or cost only as the sole award criterion or restrict their use to
certain categories of contracting authorities or certain types of contracts.”
Derhalve een (groot) verschil met (huidig) artikel 53 lid 1 Richtlijn
2004/18/EG:
“1. Without prejudice
to national laws, regulations or administrative provisions concerning the
remuneration of certain services, the criteria on which the contracting
authorities shall base the award of public contracts shall be either:
(a) when the award is
made to the tender most economically advantageous from the point of view of the
contracting authority, various criteria linked to the subject-matter of the
public contract in question, for example, quality, price, technical merit,
aesthetic and functional characteristics, environmental characteristics,
running costs, cost-effectiveness, after-sales service and technical
assistance, delivery date and delivery period or period of completion, or
(b) the lowest price
only.”
Hebben we onder RL 2004/18/EG (nog) twee gunningscriteria, namelijk
‘economisch meest voordelige inschrijving’ (EMVI) en ‘laagste prijs’ (LP).
Onder de nieuwe Richtlijn kennen we slechts één gunningscriterium, namelijk
‘economisch meest voordelige inschrijving’ (EMVI).
Het gaat in het nieuwe recht (echter) wel om een ‘andere EMVI
(-dimensie)’. Zie namelijk Overweging 36aa bij de Richtlijn:
“[-] This may be obtained by using the terminology "most
economically advantageous tender" as the overriding concept as all winning
tenders should finally be chosen in accordance with what the individual
contracting authority considers to be the economically best solution among
those offered. To avoid confusion with the award criterion that is currently
known as the "most economically advantageous tender" in Directives
2004/17/EC and 2004/18/EC, a different terminology should be used to cover that
concept, the "best price-quality ratio"; consequently, it should be
interpreted in accordance with the relative jurisprudence under those
Directives, except where there is a clearly materially different solution in
this Directive.”
En in Overweging 37 leest men:
“[-] It should be set out explicitly that the most economically
advantageous tender should be assessed on the basis of the best price-quality
ratio, which should always include a price or cost element. It should equally
be clarified that such assessment of the most economically advantageous tender
could also be carried out on the basis of either price or cost effectiveness
only. It is furthermore appropriate to recall that contracting authorities are
free to set adequate quality standards by using technical specifications or
contract performance conditions.”
Van belang lijken derhalve onder het nieuwe recht te zijn:
- “the economically best solution among those offered, en;
- "the best price-quality ratio".
En er lijkt in het nieuwe recht geen (strikt) onderscheid (meer) tussen
‘EMVI’ en ‘LP’ te bestaan. ‘LP’ lijkt namelijk in het voorkomend geval in
‘EMVI’ op te (zijn ge-) gaan. Dat lijkt me overigens inhoudelijk juist.
Inhoudelijk kan namelijk in het voorkomend geval de laagste inschrijver
feitelijk ook (wel degelijk) de ‘economisch meest voordelige inschrijving’
hebben gedaan. Men denkt bijvoorbeeld aan de situatie dat (voldoende) adequate c.q.
doelmatige technische specificaties zijn opgesteld door de aanbestedende
dienst.
Verder volgt uit artikel 66 lid 2 Richtlijn, dat EMVI:
- “shall be identified on the basis of the price or cost, using a
cost-effectiveness approach [-]”.
Ik veronderstel dat een en ander (uiteindelijk) meer ‘impact’ in/voor
de praktijk zal hebben, dan nu (nog) lijkt te worden aangenomen.
Ik denk (zeker) niet, dat thans bestaande (gebruikte)
gunningsmethodieken in de toekomst per se ‘over boord moeten’. Maar ik denk
wel, dat de (sub-) gunningscriteria respectievelijk de economische ‘waarde’
c.q. het (al dan niet zuivere) economische ‘voordeel’ daarvan in het voorkomend
geval meer motivering en onderbouwing zullen behoeven.
Ik zal ten behoeve van een louter principiële benadering/discussie een
voorbeeld geven:
Bij een rechtsgeldige EMVI-gunningsmethodiek waarbij de (rechtmatige
procedurele) winnaar in de (rechtmatige) aanbestedingsprocedure bijvoorbeeld 5%
duurder is dan de nummer 2 omdat de winnaar een ‘9’ (‘zeer goed’) op
‘kwaliteit’ scoorde en de nummer 2 een ‘8’ (‘goed’) kan men zich, zowel met
betrekking tot de concrete opdracht, als in algemene (maatschappelijke) zin, principieel
inhoudelijk afvragen, of (wel) sprake is van:
- “the economically best solution among those offered, en/of;
- "the best price-quality ratio", en/of;
- “on the basis of the price or cost, using a cost-effectiveness
approach”.
Of van een en ander sprake is, zal echter van de concrete motivering
en/of onderbouwing van een en ander afhangen. Wellicht (zeker), maar ‘goed’ zou
(had) namelijk bijvoorbeeld toch (ook) ‘goed genoeg’ kunnen/moeten zijn?
Bijvoorbeeld in een tijd van bezuinigen, met betrekking tot een doelmatige
besteding van overheidsgelden en/of bij het ‘creëren van maatschappelijke
waarde (binnen het beschikbare overheidsbudget)’. In het persbericht (15-01-14)
van het Europees Parlement naar aanleiding van de aanname van de nieuwe
Richtlijnen wordt bijvoorbeeld (ook) gesteld: "Dit pakket vormt een stevig signaal naar de burgers die willen dat
het publieke geld goed wordt besteed".
Als men open staat voor een principiële benadering/discussie, dan kan het,
mede gelet op de ‘Europese boodschap’, bijna niet anders, dan dat veel van de
thans bestaande gunningssystemen (gunningsmatrices) moeten worden (her-)
overwogen of inhoudelijk anders moeten worden toegepast of uitgewerkt ter
voorkoming van (de schijn van) het toepassen van (slechts) ‘een procedureel EMVI-kunstje’.
De overheidsinkoper (het inkoopteam) zal als gevolg van het bepaalde in artikel
66 Richtlijn nog meer dan vroeger moeten investeren in materie- en
kostendeskundigheid. En derhalve tenminste (nog meer) kennis moet vergaren
omtrent het in te kopen ‘product’, de relevante markt en de op de relevante
markt opererende ondernemers en hun kostenstructuren. Men zal in plaats van ‘de
procedure’, ‘de inhoud’ moeten omarmen teneinde daadwerkelijk ‘the economically
best solution’ of ‘the best price-quality ratio’ te kunnen bepalen. Of om daadwerkelijk
een ‘cost-effectiveness approach’ te kunnen toepassen.
En met die kennis zal het in te kopen ‘product’ (ook) beter
gespecificeerd (kunnen) worden, zal er beter geraamd (kunnen) worden en ligt
dientengevolge een nieuwe gunningsmethodiek in de toekomst wellicht meer voor de
hand (artikel 66 lid 2 Richtlijn):
“The cost element may also take the form of a fixed price or cost on
the basis of which economic operators will compete on quality criteria only.”
Het gaat dan om: Welke ondernemer biedt in de aanbestedingsprocedure de
meeste (aanvullende) ‘kwaliteit’ op basis van doelmatige technische (minimum-)
specificaties en op basis van een faire (redelijke), marktconforme en binnen
het beschikbare overheidsbudget passende vaste vergoeding?
Met betrekking tot de (rechtmatige) winnaar in zo’n
aanbestedingsprocedure zullen in ieder geval (dan) geen principiële vragen (kunnen)
worden gesteld. En los daarvan, (aangeboden) ‘kwaliteit’ is dan in beginsel
(pas) echt doorslaggevend.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten