Vraagstukken en te nemen beslissingen omtrent (het vrijgeven van) commerciële
en (bedrijfs-) vertrouwelijke informatie is aanbesteders (zeker) niet onbekend.
Men denkt bijvoorbeeld aan het bepaalde in de artikelen 2.57 lid 1 en 2.138 sub
c en d Aanbestedingswet 2012.
Dat een en ander mogelijk ook feitelijk kan spelen bij niet-gegunde inschrijvers
is (vooralsnog) minder bekend. Daartoe wellicht twee recente vonnissen: Rechtbank
Rotterdam 10 februari 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:976:
4.9. De
voorzieningenrechter is van oordeel dat AEVO weliswaar veel stellingen poneert,
maar deze niet steeds naar behoren onderbouwt. Het valt de voorzieningenrechter
daarbij op dat AEVO haar eigen inschrijving niet heeft ingebracht in de
onderhavige procedure. Dit maakt het bezwaarlijk, zo niet onmogelijk, om een
deugdelijk oordeel te vellen over de juistheid van stellingen van AEVO dat haar
inschrijving op enig onderdeel een hoger rapportcijfer zou verdienen dan de
gemeente Rotterdam heeft toegekend. AEVO heeft ook in haar pleitnota slechts in
beperkte mate teksten uit haar inschrijving geciteerd. Het komt voor risico van
AEVO dat de voorzieningenrechter niet (goed) in staat is om een stelling van
AEVO omtrent een gesteld gebrekkige motivering te beoordelen wanneer deze
motivering niet kan worden gelezen in het licht van de tekst van de
inschrijving van AEVO.
[…]
4.27. […] De
stelling van AEVO dat de gemeente Rotterdam in haar motivering niet goed
duidelijk heeft gemaakt waarom de inschrijving van AEVO op onderdelen
onduidelijk was, is, bij gebreke van overlegging van de inschrijving van AEVO
in de onderhavige procedure, zodat de voorzieningenrechter niet in staat is
zich een eigen beeld te vormen, onvoldoende onderbouwd. […]
En rechtbank Oost-Brabant 6 januari 2016, ECLI:NL:RBOBR:2016:14:
4.5. Vooraf
merkt de voorzieningenrechter op dat in de jurisprudentie naar voren komt dat
de voorzieningenrechter slechts marginaal mag toetsen, maar in casu geldt dat
eens te meer, omdat Ziut haar inschrijving niet heeft overgelegd, doch slechts
citaten uit haar inschrijving in haar processtukken heeft opgenomen. Hierna
zullen de bezwaren van Ziut aan de hand van de motivering van citaten uit de
inschrijving van Ziut, de gunningsbeslissing in de brief van 21 oktober 2015
van de Gemeente en de inschrijvingsleidraad worden besproken.
[…]
4.9. […] Bij
gebreke van een afschrift van de inschrijving van Ziut, kan de voorzieningenrechter
geen oordeel geven over de uitleg van de Gemeente. De Gemeente stelt ten
verwere dat de stelling van Ziut onjuist is, omdat de gegeven toelichting van
de Gemeente, waartegen dit bezwaar van Ziut zich richt, in zijn totaliteit
dient te worden bezien ten aanzien van de verschillende onderdelen van dit
gunningscriterium en daarin kan de voorzieningenrechter de Gemeente volgen. Dat
de voorzieningenrechter de inschrijving van Ziut hierin niet kan betrekken,
omdat deze door Ziut niet is overgelegd, dient voor rekening en risico te komen
van Ziut en dus kan ook dit bezwaar haar niet baten.
[…]
4.13. […] De
voorzieningenrechter kan hierbij wederom slechts oordelen op hetgeen partijen
hem hebben voorgehouden, aangezien de inschrijving van Ziut niet is overgelegd.
In dat licht bezien acht de voorzieningenrechter het voorshands begrijpelijk
dat, indien Ziut stelt dat “het een uitdaging wordt”, dominant goed als
beoordeling door de Gemeente is gegeven en niet de beoordeling “dominant
uitstekend”. Indien Ziut daarnaast vele oplossingen voor de uitdaging
uitgewerkt zou hebben in de inschrijving, zou dit wellicht anders zijn, maar
zonder de inschrijving van Ziut, acht de voorzieningenrechter het bezwaar van
Ziut ook op dit punt niet gegrond. […]
Ik veronderstel, dat afwegingen omtrent het vrijgeven van commerciële
en (bedrijfs-) vertrouwelijke informatie (ook) deel uitmaken van de
overwegingen van niet-gegunde inschrijvers om wel òf niet een procedure in kort
geding aanhangig te maken.
Alsdan maken deze vonnissen zulke afwegingen (ineens) behoorlijk concreet……
Geen opmerkingen:
Een reactie posten