Het vonnis hieronder lijkt me (wel) ‘casus-specifiek’, waaronder bedoeld,
(mede) ‘afhankelijk’ van hetgeen in de aanbestedingsstukken en de inschrijving is
vermeld en (van) wat zich tijdens de aanbestedingsprocedure (inlichtingenronde)
en de gerechtelijke procedure heeft afgespeeld (en daar (niet) is ‘aangevoerd’),
maar kan niet ‘onvermeld’ blijven:
Rechtbank Gelderland 7 juni 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:3275:
4.2. CSU
vordert kort gezegd een gebod om de voorlopige gunningsbeslissing in te trekken
en de inschrijving van CSU op kwalitatieve criteria te herbeoordelen. Het
standpunt van CSU komt erop neer dat de aanbestedende dienst in het
beschrijvend document bekend heeft gemaakt dat de BVP-methodiek wordt
gehanteerd, maar dat bij de beoordeling van de prestatieonderbouwing, het
risico- en het kansendossier de aanbestedende dienst zich niet aan de wijze van
beoordeling volgens deze methodiek heeft gehouden. Het standpunt van de
aanbestedende dienst komt erop neer dat zij zich heeft gehouden aan wat zij
zelf in het beschrijvend document aan regels omtrent de wijze van beoordelen
heeft opgenomen. De aanbestedende dienst erkent dat zij in de documenten heeft
verwezen naar en gekozen voor de BVP-methodiek, maar stelt dat deze is vertaald
in concrete normen voor beoordeling in het beschrijvend document en dat enkel
met die normen rekening mag en kan worden gehouden bij de beoordeling van de
inschrijvingen.
4.3. Deze
standpunten stellen de vraag aan de orde in hoeverre in het kader van de
aanbestedingsprocedure rekening moet worden gehouden met alle elementen van de
BVP-methodiek, ook voor zover elementen niet specifiek in het beschrijvend
document van de betreffende aanbestedende dienst als normen voor de beoordeling
van de inschrijvingen zijn verwoord en/of opgenomen. Het valt niet te ontkennen
dat in het thans voorliggende beschrijvend document is opgenomen dat de
aanbesteding volgens de BVP-methodiek zou worden uitgevoerd. In dat verband is
in het beschrijvend document verwezen naar de website www.prestatieinkoop.com
en het handboek “Prestatie inkoop, met Best Value naar succesvolle projecten”
van Van de Rijt en Santema. Anderzijds valt evenmin te ontkennen dat in het
beschrijvend document voor het overige niet is uiteengezet hoe de wijze van
beoordeling volgens die methodiek precies zou plaatsvinden. Het is met de
aanbestedingsrechtelijke beginselen moeilijk te verenigen om aan te nemen dat
met enkele verwijzing naar een aanbesteding volgens de BVP-methodiek, de
beoordeling plaats behoort te vinden aan de hand van al hetgeen daarover in de
literatuur in het algemeen zoal is geschreven. Dat zou vergen dat in die
literatuur een hoge mate van consensus zou bestaan die voor iedereen kenbaar is
ten aanzien van een bepaalde exclusieve wijze van beoordelen, die zich zou
lenen voor toepassing bij elke aanbesteding die is aangekondigd als
aanbesteding volgens de BVP-methodiek. Uit het standpunt van CSU kan niet
worden afgeleid dat daarvan sprake is. Daarom moet ervan worden uitgegaan dat
dat niet het geval is. Dat houdt in dat toepassing van (alles) wat over de
BVP-methodiek in de literatuur is gezegd of wordt geleerd te ongewis is om als
beoordelingsmaatstaven in concrete aanbestedingsprocedures te aanvaarden.
Daarmee zou niet worden voldaan aan de eisen van transparantie en gelijkheid.
Met name zou het risico bestaan dat niet voor alle behoorlijk geïnformeerde en
normaal oplettende inschrijvers op dezelfde manier duidelijk zou zijn aan de
hand waarvan zij in die gevallen zouden worden beoordeeld. Daarbij komt dat
praktisch gesproken van inschrijvers nauwelijks kan worden gevergd dat zij zich
richten naar wat allemaal over de BVP-methodiek in handboeken en andere
literatuur is geschreven. Ook toetsing door de voorzieningenrechter van een
gunningsbeslissing zou dan praktisch ten zeerste bemoeilijkt worden.
4.4. Met
het oog op de beginselen van het aanbestedingsrecht moet dan ook de eis worden
gesteld dat de beoordeling van de inschrijvingen uitsluitend plaatsvindt aan de
hand van en op de wijze zoals in het beschrijvend document zelf is beschreven.
Dat betekent dat al hetgeen CSU heeft aangevoerd omtrent het niet goed
toepassen van de BVP-methodiek, in het bijzonder de wijze van beoordeling van
inschrijvingen volgens die methodiek, dat niet uit het beschrijvend document
zelf blijkt, buiten beschouwing moet blijven. De voorzieningenrechter onderkent
dat aan dit oordeel het bezwaar kleeft dat door aankondiging van het feit dat
de BVP-methodiek wordt toegepast inschrijvers op het verkeerde been gezet
kunnen worden ten aanzien van wat van hen wordt verwacht en wat zij bij de
beoordeling mogen verwachten. De bezwaren tegen de daar tegenovergestelde
opvatting waarin beoordeling plaatsvindt aan de hand van niet in de
aanbestedingsdocumenten geconcretiseerde en uitsluitend aan literatuur
ontleende beginselen van de BVP-methodiek zijn echter groter. Inschrijvers
mogen en moeten ervan uitgaan dat alleen de normen voor beoordeling die in het
beschrijvend document zijn beschreven tot toepassing zullen komen. Voor het
overige kan niet worden vastgesteld dat de aanbestedende dienst normen voor de
beoordeling die wél in het beschrijvend document staan niet goed heeft
toegepast.
Een aandachtspunt voor de praktijk lijkt me (wel):
“Als ik had geweten, dat jullie de website
www.prestatieinkoop.com en het handboek “Prestatie inkoop, met Best Value naar
succesvolle projecten” van Van de Rijt en Santema slechts ter globale
oriëntatie/informatie hebben vermeld, dan had ik mijn inschrijving op punt <
> anders, namelijk niet < > (volgens/conform de website en het boek),
maar op deze wijze: < >, gedaan. Dan had ik (dus) anders ingeschreven.”
Want, dat kan (mogelijk) tot een ander vonnis - bijvoorbeeld een heraanbesteding
wegens strijd met het gelijkheids- en transparantiebeginsel - leiden.
Naar het lijkt, kon CSU een en ander (echter) niet aanvoeren (zie r.o.
4.6 en r.o. 4.7 vonnis), hetgeen tekst en strekking van het vonnis (ook)
nuanceert.
Dus toch maar (blijven) nadenken, wat men in de aanbestedingsstukken
vermeldt…… Dus toch maar (blijven) nadenken, wat men in de inlichtingenronde
zou moeten vragen…..
Zie verder over BV (P) onder meer: