HvJEU 8 juni 2017 in zaak C-296/15 (Medisanus):
74 Daarnaast
moet erop worden gewezen dat artikel 23, lid 2, van richtlijn 2004/18 bepaalt
dat de technische specificaties in de aanbestedingsstukken de inschrijvers
gelijke toegang moeten bieden en niet tot gevolg mogen hebben dat
ongerechtvaardigde belemmeringen voor de openstelling van overheidsopdrachten
voor mededinging worden geschapen.
75 Het
blijkt evenwel dat in omstandigheden als die in het hoofdgeding niet is voldaan
aan de voorwaarden in artikel 23, lid 8, van genoemde richtlijn.
76 Uit
de bewoordingen van die laatste bepaling van richtlijn 2004/18 volgt namelijk
duidelijk dat in een technische specificatie alleen melding mag worden gemaakt
van een bepaalde herkomst indien dit door het voorwerp van de opdracht is
gerechtvaardigd en dat een dergelijke vermelding alleen bij wijze van
uitzondering is toegestaan. In elk geval moet de verwijzing naar een technische
specificatie als een bepaalde herkomst of oorsprong vergezeld gaan van de
woorden „of gelijkwaardig” (zie in die zin arrest van 22 september 1988,
Commissie/Ierland, 45/87, EU:C:1988:435, punt 22).
77 Wat het
hoofgeding betreft heeft het ziekenhuis dus, door niet de woorden „of
gelijkwaardig” toe te voegen na het vereiste van nationale oorsprong te hebben
opgelegd, niet alleen ondernemers die over gelijksoortige geneesmiddelen
beschikken van inschrijving op de aanbesteding kunnen ontmoedigen, maar ook de
invoerstromen in het handelsverkeer tussen de lidstaten kunnen belemmeren, door
de opdracht betreffende de uit Sloveens plasma bereide geneesmiddelen aan het
instituut voor te behouden. Daarmee heeft het ziekenhuis noch artikel 2 van
richtlijn 2004/18 noch artikel 23, leden 2 en 8, daarvan noch artikel 34 VWEU
in acht genomen (zie naar analogie arrest van 24 januari 1995,
Commissie/Nederland, C-359/93, EU:C:1995:14, punt 27).
Overigens in kwestie - in verband met de (aangevoerde) ‘rechtvaardiging’
ex artikel 36 VWEU - wel een ‘legitiem doel’ (zie r.o. 93), maar het gaat mis
op (de) ‘evenredigheid’:
95 Artikel
36 VWEU is een - strikt uit te leggen - uitzondering op de regel van het vrije
verkeer van goederen binnen de Unie, zodat een nationale regeling noodzakelijk
moet zijn ter verwezenlijking van het gestelde doel, welk doel niet mag kunnen
worden bereikt door verbodsbepalingen of beperkingen die minder ver gaan of die
de handel binnen de Unie minder beperken (zie in die zin arrest van 11 september
2008, Commissie/Duitsland, C-141/07, EU:C:2008:492, punt 50).
[…]
102 Niettemin
kan een systeem van prioritaire bevoorrading met industrieel vervaardigde
geneesmiddelen op basis van Sloveens plasma, zoals dat in het hoofdgeding, niet
worden geacht onmisbaar te zijn ter voorkoming van een stijging van de kosten
van uit plasma bereide geneesmiddelen, aangezien alle geneesmiddelen die
industrieel op basis van plasma zijn vervaardigd, of dit nu in Sloveniƫ of een
andere lidstaat is, dezelfde basis voor de vaststelling van de prijzen van deze
geneesmiddelen hebben, namelijk vrijwillige, onbetaalde bloeddonaties.
103 Gelet op
een en ander moet worden geoordeeld dat een beperking zoals die die voortvloeit
uit de nationale regeling die in het hoofdgeding aan de orde is, niet geschikt
is om de aangevoerde doelstellingen te bereiken, en dus niet kan worden geacht
te zijn gerechtvaardigd door de verwezenlijking daarvan.
104 Bijgevolg
moet op de gestelde vraag worden geantwoord dat artikel 2 en artikel 23, leden 2
en 8, van richtlijn 2004/18, alsmede artikel 34 VWEU, gelezen in samenhang met
artikel 36 VWEU, aldus moeten worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een
clausule in het bestek van een overheidsopdracht die, overeenkomstig de
wetgeving van de lidstaat waaronder de aanbestedende dienst valt, vereist dat
uit plasma bereide geneesmiddelen, die voorwerp van de overheidsopdracht in
kwestie zijn, vervaardigd zijn op basis van plasma dat in die lidstaat is
ingezameld.
Vergelijk ook:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten