Een goede, en voor de praktijk belangrijke, rechtsoverweging in Rechtbank Amsterdam 6 oktober 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:4896:
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBAMS:2020:4896
4.7. Verder heeft ICS terecht aangevoerd dat Orion nergens in de voorlopige gunningsbeslissing een kenmerk of relatief voordeel van de inschrijving van CSU heeft genoemd. Nu onder de relevante redenen genoemd in artikel 2.130 Aw in ieder geval wordt verstaan “de kenmerken en voordelen van de uitgekozen inschrijving”, kan in de motivering van de gunningsbeslissing niet worden volstaan met enkel een toelichting op puntenscores en de voor- en nadelen van de inschrijving van de inschrijver, maar moet daarin tevens tot op zekere hoogte worden betrokken wat de winnende inschrijver op bepaalde punten beter heeft gedaan. Dat laatste ontbreekt geheel zowel in de voorlopige gunningsbeslissing zelf als in de nadere motivering zoals die door Orion is gegeven in de brief van 29 juni 2020. Enkel de puntenscore van CSU, ook in combinatie met de algemene toelichting op de puntenscores zoals weergegeven in de aanbestedingsstukken (zie 2.8) volstaat, anders dan Orion heeft betoogd, daarvoor niet. ICS kan zonder nadere motivering uit die score - en de algemene toelichting daarop - niet afleiden wat CSU op bepaalde punten beter heeft gedaan dan zij. Anders dan Orion lijkt te betogen, betekent het vermelden van “de kenmerken en voordelen van de uitgekozen inschrijving”, zoals artikel 2.130 Aw eist, niet dat zij de inschrijvingen van alle andere inschrijvers tot in detail bekend had moeten maken. Orion had zonder in detail te treden en zonder de commerciële belangen van andere inschrijvers te schaden heel goed enkele algemene punten kunnen noemen waarop CSU het beter heeft gedaan dan ICS en dat had ook van haar mogen worden verwacht. Dat Orion niet tot op zekere hoogte een vergelijking kon maken omdat dan de rechtmatige commerciële belangen van andere inschrijvers zou schaden heeft zij niet gesteld. Bovendien geldt dat juist omdat CSU, uitgaande van de toegekende punten op de kwaliteitsonderdelen, een zoveel betere inschrijving heeft gedaan dan ICS, het voor Orion niet moeilijk had moeten zijn het relatieve verschil te duiden. Dat Orion thans - in de brief van 29 juni 2020 en tijdens dit kort geding - uitvoerig heeft gemotiveerd waarom volgens haar terecht aan de inschrijving van ICS op alle kwaliteitsonderdelen een zo geringe score is toegekend, doet hier niet aan af. Ook thans nog heeft zij immers op geen enkel onderdeel aangegeven hoe en waarom CSU het zoveel beter heeft gedaan, en daarmee wat de ‘relatieve voordelen’ van de inschrijving van CSU zijn.
Een andere opvatting kan immers aanleiding geven tot ‘favoritisme en willekeur’.
De motiveringsverplichting van de aanbestedende dienst ex artikel 2.130
leden 1 en 2 Aanbestedingswet 2012 wordt genormeerd door het bepaalde in
artikel 2.138 Aanbestedingswet 2012:
De aanbestedende dienst maakt bepaalde gegevens
betreffende de gunning van een overheidsopdracht niet bekend, indien
openbaarmaking van die gegevens:
a. in
strijd zou zijn met enig wettelijk voorschrift;
b. in
strijd zou zijn met het openbaar belang;
c. de
rechtmatige commerciële belangen van ondernemers zou kunnen schaden;
d. afbreuk zou kunnen doen aan de eerlijke mededinging tussen ondernemers.
De gevallen sub a t/m d uit artikel 2.138 Aanbestedingswet 2012 voornoemd komen (echter) minder vaak voor, dan in de praktijk niet zelden wordt gedacht.
Lees verder ook:
https://keesvandewater.blogspot.com/2014/11/tussenkomende-beloning-voor-een-niet.html
https://keesvandewater.blogspot.com/2016/06/relevante-redenen.html
https://keesvandewater.blogspot.com/2019/05/relevante-redenen.html