Artikel 36 lid 1 Richtlijn 92/50/EEG (oud):
Onverminderd de nationale wettelijke of
bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de vergoeding voor bepaalde
diensten, kunnen de criteria aan de hand waarvan de aanbestedende dienst een
opdracht gunt, zijn:
a) hetzij,
indien gunning aan de inschrijver met de economisch voordeligste aanbieding
plaatsvindt, verschillende criteria die variëren al naar gelang van de aard van
de opdracht, zoals de kwaliteit, de technische waarde, de esthetische en functionele
kenmerken, de klantenservice en technische bijstand, de datum van levering en
de termijn voor levering of uitvoering, en de prijs;
b) hetzij alleen de laagste prijs.
HvJEG 24 januari 2008 in zaak C-532/06 (Emm. G. Lianakis AE):
10 De
aankondiging van opdracht vermeldde als gunningscriteria, in volgorde van
prioriteit, ten eerste de aangetoonde ervaring die de deskundige had verworven
bij in de afgelopen drie jaar verrichte onderzoeken, ten tweede de
personeelsbezetting en de uitrusting van het bureau, en ten derde de capaciteit
om het onderzoek op het vastgestelde tijdstip te verrichten, in combinatie met
de lopende verplichtingen en het wetenschappelijke potentieel van het bureau.
12 Voor de
beoordeling van de offertes van de inschrijvers heeft het aanbestedingscomité
van de Dimos Alexandroupolis (hierna: „aanbestedingscomité”) tijdens de
evaluatieprocedure wegingscoëfficiënten en subcriteria voor de in de
aankondiging van opdracht vermelde gunningscriteria vastgesteld.
13 Zo
heeft het beslist dat de drie in de aankondiging van opdracht vermelde
gunningscriteria voor respectievelijk 60%, 20% en 20% zouden meewegen.
14 Voorts
heeft het beslist dat bij de beoordeling van de ervaring (eerste
gunningscriterium) het bedrag van de uitgevoerde onderzoeken in aanmerking
moest worden genomen. Een inschrijver kreeg 0 punten toegekend voor een bedrag
tot 500 000 EUR, 6 punten voor een bedrag tussen 500 000 en 1 000 000 EUR, 12
punten voor een bedrag tussen 1 000 000 en 1 500 000 EUR, enzovoort, tot de
hoogst mogelijke score van 60 punten voor een bedrag van meer dan 12 000 000
EUR.
15 De
personeelsbezetting en de uitrusting van het bureau (tweede gunningscriterium)
dienden te worden beoordeeld op basis van de omvang van het onderzoeksteam. Een
inschrijver kreeg 2 punten voor een team van 1 tot 5 personen, 4 punten voor
een team van 6 tot 10 personen, enzovoort, tot de hoogst mogelijke score van 20
punten voor een team van meer dan 45 personen.
16 Ten
slotte heeft het aanbestedingscomité beslist dat de capaciteit om het onderzoek
op het vastgestelde tijdstip te verrichten (derde gunningscriterium) op basis
van het bedrag van de lopende verplichtingen moest worden beoordeeld. Zo kreeg
een inschrijver de hoogst mogelijke score van 20 punten voor een bedrag van
minder dan 15 000 EUR, 18 punten voor een bedrag tussen 15 000 en 60 000 EUR,
16 punten voor een bedrag tussen 60 000 en 100 000 EUR, enzovoort, tot de
laagst mogelijke score van 0 punten voor een bedrag van meer dan 1 500 000 EUR.
[-]
25 Dienaangaande
zij eraan herinnerd dat richtlijn 92/50 in artikel 23, lid 1, ervan bepaalt dat
de gunning, met inachtneming van artikel 24, geschiedt op de grondslag van de
in de artikelen 36 en 37 van deze richtlijn vervatte criteria, nadat de
geschiktheid van de dienstverleners die niet uit hoofde van artikel 29 zijn
uitgesloten, door de aanbestedende diensten is nagegaan overeenkomstig de in de
artikelen 31 en 32 vermelde criteria.
26 Volgens
de rechtspraak sluit richtlijn 92/50 in theorie weliswaar niet uit dat het
onderzoek naar de geschiktheid van de inschrijvers en de gunning van de
opdracht gelijktijdig plaatsvinden, maar zijn deze twee verrichtingen
afzonderlijke verrichtingen, waarvoor verschillende regels gelden (zie in die
zin, betreffende overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken, arrest van
20 september 1988, Beentjes, 31/87, Jurispr. blz. 4635, punten 15 en 16).
27 De
geschiktheid van de inschrijvers wordt door de aanbestedende diensten immers
onderzocht overeenkomstig de in de artikelen 31 en 32 van deze richtlijn
vermelde criteria betreffende economische en financiële draagkracht en
technische bekwaamheid (de zogenoemde „criteria voor kwalitatieve selectie”)
(zie, betreffende overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken, arrest
Beentjes, reeds aangehaald, punt 17).
28 De
gunning van de opdracht geschiedt daarentegen op basis van de criteria die in
artikel 36, lid 1, van diezelfde richtlijn zijn neergelegd, te weten hetzij de
laagste prijs, hetzij de economisch voordeligste aanbieding (zie in die zin,
betreffende overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken, arrest Beentjes,
reeds aangehaald, punt 18).
29 Met
betrekking tot dit laatste geval zijn de criteria die door de aanbestedende
diensten in aanmerking kunnen worden genomen weliswaar niet limitatief opgesomd
in artikel 36, lid 1, van richtlijn 92/50 en kunnen de aanbestedende diensten
volgens deze bepaling dus kiezen welke gunningscriteria zij willen toepassen,
maar die keuze kan enkel betrekking hebben op criteria ter bepaling van de
economisch voordeligste aanbieding (zie in die zin, betreffende
overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken, arrest Beentjes, reeds
aangehaald, punt 19; arrest van 18 oktober 2001, SIAC Construction, C‑19/00,
Jurispr. blz. I-7725, punten 35 en 36, en, betreffende overheidsopdrachten voor
dienstverlening, arresten van 17 september 2002, Concordia Bus Finland, C-513/99,
Jurispr. blz. I-7213, punten 54 en 59, en 19 juni 2003, GAT, C-315/01, Jurispr.
blz. I‑6351, punten 63 en 64).
30 Derhalve
zijn uitgesloten als „gunningscriteria” criteria die er niet toe strekken om de
economisch voordeligste aanbieding vast te stellen, maar die in wezen verband
houden met de beoordeling van de geschiktheid van de inschrijvers om de
betrokken opdracht uit te voeren.
31 In
het hoofdgeding hebben de door de aanbestedende dienst als „gunningscriteria”
gehanteerde criteria evenwel in hoofdzaak betrekking op de ervaring, de
kwalificaties en de middelen ter waarborging van de goede uitvoering van de
betrokken opdracht. Het betreft hier criteria die verband houden met de
geschiktheid van de inschrijvers om deze opdracht uit te voeren en dus geen
„gunningscriteria” in de zin van artikel 36, lid 1, van richtlijn 92/50 zijn.
32 Vastgesteld
moet dus worden dat de artikelen 23, lid 1, 32 en 36, lid 1, van richtlijn
92/50 zich ertegen verzetten dat de aanbestedende dienst in het kader van een
aanbestedingsprocedure de ervaring van de inschrijvers, hun personeelsbezetting
en hun uitrusting alsook de vraag of zij de opdracht op het vastgestelde
tijdstip kunnen uitvoeren, niet als „criteria voor kwalitatieve selectie” maar
als „gunningscriteria” in aanmerking neemt.
Artikel 53 lid 1 Richtlijn 2004/18/EG:
Onverminderd de nationale wettelijke en
bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de vergoeding van bepaalde diensten,
zijn de criteria aan de hand waarvan de aanbestedende diensten een
overheidsopdracht gunnen:
a) hetzij,
indien de gunning aan de inschrijver met de economisch voordeligste
inschrijving plaatsvindt, verschillende criteria die verband houden met het
voorwerp van de opdracht, zoals de kwaliteit, de prijs, de technische waarde,
de esthetische en functionele kenmerken, de milieukenmerken, de gebruikskosten,
de rentabiliteit, de klantenservice en de technische bijstand, de datum van
levering en de termijn voor levering of uitvoering;
b) hetzij
alleen de laagste prijs.
Overweging 46 Richtlijn 2004/18/EG (gedeeltelijk):
[-] Wanneer de aanbestedende diensten besluiten om de
opdracht te gunnen aan de economisch voordeligste inschrijving, gaan zij na
welke inschrijving de beste prijs-kwaliteitverhouding biedt. Daartoe stellen
zij economische en kwalitatieve criteria vast, die het over het geheel genomen
mogelijk maken om de voor de aanbestedende dienst economisch voordeligste
inschrijving te bepalen. Bij de vaststelling van deze criteria wordt rekening
gehouden met het voorwerp van de opdracht, aangezien de criteria het mogelijk
moeten maken het prestatieniveau van iedere inschrijving in verhouding tot het
in de technische specificaties omschreven voorwerp van de opdracht te
beoordelen, en de prijs-kwaliteitverhouding van iedere inschrijving te bepalen.
[-]
Artikel 67 lid 2 Richtlijn 2014/24/EU:
De economisch meest voordelige inschrijving uit het
oogpunt van de aanbestedende dienst wordt vastgesteld op basis van de prijs of
de kosten, op basis van kosteneffectiviteit, zoals de levenscycluskosten,
overeenkomstig artikel 68, waarbij onder meer de beste
prijs-kwaliteitsverhouding in aanmerking kan worden genomen, te bepalen op
basis van criteria, waaronder kwalitatieve, milieu- en/of sociale aspecten, die
verband houden met het voorwerp van de betrokken opdracht. Het kan bijvoorbeeld
gaan om de volgende criteria:
a) kwaliteit,
waaronder technische verdienste, esthetische en functionele kenmerken,
toegankelijkheid, geschiktheid van het ontwerp voor alle gebruikers, sociale,
milieu- en innovatieve kenmerken, de handel en de voorwaarden waaronder deze
plaatsvindt;
b) de
organisatie, de kwalificatie en de ervaring van het personeel voor de
uitvoering van de opdracht, wanneer de kwaliteit van dat personeel een
aanzienlijke invloed kan hebben op het niveau van de uitvoering van de
opdracht, of
c) klantenservice
en technische bijstand, alsmede leveringsvoorwaarden zoals leveringsdatum, de
leveringswijze en leveringsperiode of termijn voor voltooiing.
Het kostenelement kan ook de vorm aannemen van een
vaste prijs of vaste kosten op basis waarvan de ondernemers zullen concurreren
op kwaliteitscriteria alleen.
De lidstaten kunnen bepalen dat de aanbestedende
diensten de prijs of de kosten niet als enige gunningscriterium mogen hanteren
of de toepassing ervan beperken tot bepaalde categorieën aanbestedende diensten
of bepaalde soorten opdrachten.
HvJEU 26 maart 2015 in zaak C-601/13 (Ambisig):
23 De
verwijzende rechter acht het voorleggen van die vraag noodzakelijk omdat er een
tegenstrijdigheid zou bestaan tussen, enerzijds, de in het arrest Lianakis e.a.
(C-532/06, EU:C:2008:40) ontwikkelde rechtspraak van het Hof met betrekking tot
de controle van de geschiktheid van marktdeelnemers om een opdracht uit te
voeren en de gunningscriteria, en anderzijds, het voorstel van de Commissie om
de regeling inzake de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten te
hervormen en het feit dat de kwaliteit één van de in artikel 53, lid 1, onder a),
van richtlijn 2004/18 vermelde gunningscriteria is, dat in verband kan worden
gebracht met de samenstelling van het team en de ervaring en de curricula van
de leden van dat team die de gesloten overeenkomst moeten uitvoeren.
24 Om te
beginnen moet worden vastgesteld dat richtlijn 2014/24/EU van het Europees
Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van
overheidsopdrachten en tot intrekking van richtlijn 2004/18 (PB L 94, blz. 65),
die na de feiten van het hoofdgeding in werking is getreden, in casu niet van
toepassing is.
25 Voorts
moet worden gepreciseerd dat de in het arrest Lianakis e.a. (C-532/06,
EU:C:2008:40) ontwikkelde rechtspraak ziet op de uitlegging van richtlijn
92/50/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de coördinatie van de
procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening (PB L
209, blz. 1), die is ingetrokken bij richtlijn 2004/18, en dat dit arrest niet
uitsluit dat een aanbestedende dienst onder bepaalde voorwaarden een criterium
zoals het in de prejudiciële vraag vermelde criterium, kan vaststellen en
toepassen bij de gunning van de opdracht.
26 Dat
arrest heeft namelijk in feite betrekking op het personeel en de ervaring van
de inschrijvers in het algemeen en niet, zoals in casu, op het personeel en de
ervaring van de leden van een specifiek team dat de opdracht concreet moet
uitvoeren.
27 Aangaande
de uitlegging van artikel 53, lid 1, onder a), van richtlijn 2004/18, waarover
de verwijzende rechter twijfelt, zij erop gewezen dat deze richtlijn in de
Uniewetgeving met betrekking tot overheidsopdrachten nieuwe elementen heeft
ingevoerd ten opzichte van richtlijn 92/50.
28 In de
eerste plaats bepaalt artikel 53, lid 1, onder a), van richtlijn 2004/18 dat de
„economisch meest voordelige aanbieding” moet worden bepaald „vanuit het
oogpunt van de aanbestedende dienst” en verleent het die aanbestedende dienst
aldus een ruimere beoordelingsmarge.
29 In de
tweede plaats is in de derde alinea van overweging 46 van richtlijn 2004/18
gepreciseerd dat wanneer de opdracht moet worden gegund aan de inschrijver met
de economisch voordeligste inschrijving, er moet worden nagegaan welke
inschrijving „de beste prijs-kwaliteitverhouding biedt”, waardoor binnen de
criteria voor de gunning van overheidsopdrachten een groter belang wordt
gehecht aan de kwaliteit.
30 Eveneens
zij vastgesteld dat de criteria aan de hand waarvan de aanbestedende diensten
de economisch voordeligste aanbieding kunnen bepalen, niet limitatief zijn
opgesomd in artikel 53, lid 1, van richtlijn 2004/18. Overeenkomstig die
bepaling kunnen de aanbestedende diensten dus kiezen welke gunningscriteria zij
willen toepassen. Die keuze mag echter geen betrekking hebben op andere
criteria dan die welke strekken tot bepaling van de economisch voordeligste
aanbieding (zie in die zin arrest Lianakis e.a., C-532/06, EU:C:2008:40, punten
28 en 29 en aldaar aangehaalde rechtspraak). Te dien einde schrijft artikel 53,
lid 1, onder a), van richtlijn 2004/18 uitdrukkelijk voor dat de gunningscriteria
verband moeten houden met het voorwerp van de opdracht (zie arrest
Commissie/Nederland, C-368/10, EU:C:2012:284, punt 86).
31 De
kwaliteit van de uitvoering van een overheidsopdracht kan op doorslaggevende
wijze afhangen van de professionele waarde van degenen die met de uitvoering
ervan zijn belast, die bestaat uit hun professionele ervaring en
opleidingsniveau.
32 Dit is
met name het geval wanneer de opdracht betrekking heeft op een intellectuele
dienst en, zoals in het hoofdgeding, ziet op opleidings- en adviesdiensten.
33 Wanneer
een dergelijke opdracht door een team moet worden uitgevoerd, zijn de
bekwaamheden en de ervaring van de leden van dat team doorslaggevend bij de
beoordeling van de professionele kwaliteit van dat team. Die kwaliteit kan een intrinsiek
kenmerk van de inschrijving zijn en kan verband houden met het voorwerp van de
opdracht in de zin van artikel 53, lid 1, onder a), van richtlijn 2004/18.
34 Bijgevolg
kan die kwaliteit als gunningscriterium worden opgenomen in de aankondiging van
opdracht of in het bestek.
35 Gelet
op een en ander moet op de prejudiciële vraag worden geantwoord dat artikel 53,
lid 1, onder a), van richtlijn 2004/18 niet eraan in de weg staat dat de
aanbestedende dienst, voor het plaatsen van een opdracht voor intellectuele
diensten van opleiding en adviesverlening, voorziet in een criterium aan de
hand waarvan een beoordeling kan worden verricht van de kwaliteit van de teams
die de inschrijvers specifiek hebben voorgesteld voor de uitvoering van die
opdracht, waarbij dat criterium rekening houdt met de samenstelling van het
team alsook met de ervaring en de curricula van de leden ervan.
Een - volgens in beginsel toe te passen rechtsgeldige
geschiktheidseisen - ‘onervaren’ inschrijver kan (aldus) in beginsel een zeer ‘ervaren’
inschrijving (aanbieding) doen.
Kansen voor zowel - bijvoorbeeld lokale (MKB) - ‘nieuwkomers’ als
aanbestedende diensten?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten