HvJEU 7 juli 2016 in zaak C-129/15 (H.M./ADFI):
10 M. is
de directeur van een ziekenhuis dat is ingeschreven als handelsvennootschap met
beperkte aansprakelijkheid, waarvan het kapitaal volledig in handen is van een
privépersoon die ook de hoedanigheid van handelaar heeft. Ter gelegenheid van
een inspectie op de activiteiten van dit ziekenhuis door een ambtenaar van de
bevoegde inspectiedienst is op basis van facturen van verschillende
leveranciers vastgesteld dat dit ziekenhuis in de loop van de periode van 10
januari 2012 tot en met 19 december 2012 leveringen van medische
verbruiksartikelen had ontvangen voor een totaal van 339 052,76 Bulgaarse lev
(BGN) exclusief belasting over de toegevoegde waarde, terwijl het betrokken
ziekenhuis, dat in het register overheidsopdrachten niet was ingeschreven als
aanbestedende dienst, gedurende heel 2012 geen procedure voor het plaatsen van
overheidsopdrachten had gevoerd. Tevens is vastgesteld dat in 2011 66,27% van
de inkomsten van dit ziekenhuis afkomstig was van betalingen door de nationale
ziektekostenverzekering, die een aanbestedende dienst is in de zin van de wet
inzake overheidsopdrachten.
11 Omdat
dit ziekenhuis volgens de inspecterende ambtenaar een publiekrechtelijke
instelling was in de zin van § 1, punt 21, onder c), tweede alinea, van de
aanvullende bepalingen op de wet inzake overheidsopdrachten, was deze van
mening dat de directeur van dit ziekenhuis geen procedure voor het plaatsen van
overheidsopdrachten had gevoerd, terwijl hij dat had moeten doen. Bijgevolg
heeft deze ambtenaar bij akte van 12 juli 2013 een bestuursrechtelijke
overtreding van de relevante bepalingen van de wet inzake overheidsopdrachten
vastgesteld. Naar aanleiding van deze akte is de directeur een boete van 3 000
BGN opgelegd, op grond van de relevante bepaling van deze wet. De directeur
heeft tegen deze sanctie beroep ingesteld bij de bevoegde rechter, die dit
beroep heeft verworpen. M. heeft daarop cassatieberoep ingesteld bij de
verwijzende rechter.
[…] ‘is op basis van facturen van
verschillende leveranciers vastgesteld’ […]
[…] ‘was deze van mening dat […]
geen procedure voor het plaatsen van overheidsopdrachten had gevoerd, terwijl
hij dat had moeten doen’ […]
Klinkt bekend.........
Wat zou ‘de mening’ van het Hof (dan) zijn?
20 Opgemerkt
zij dat de bijzondere procedures van de richtlijnen van de Unie betreffende de
coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten enkel
van toepassing zijn op contracten waarvan de waarde de uitdrukkelijk in elk van
die richtlijnen vastgestelde drempel overschrijdt. Deze richtlijnen zijn dus
niet van toepassing op opdrachten waarvan de waarde lager is dan de daarin
vastgestelde drempel (arrest van 15 mei 2008, SECAP en Santorso, C-147/06 en
C-148/06, EU:C:2008:277, punt 19).
21 Zoals
blijkt uit het bij het Hof ingediende dossier, wordt het in het hoofdgeding aan
de orde zijnde privéziekenhuis verweten dat het in de periode van 10 januari
2012 tot en met 19 december 2012 medische verbruiksartikelen heeft doen leveren
voor een totaalbedrag van 339 052,76 BGN exclusief belasting over de
toegevoegde waarde, zonder dat voor deze leveringen procedures voor het
plaatsen van overheidsopdrachten waren gevoerd.
22 Aangezien
volgens de gegevens van de Europese Centrale Bank de wisselkoers van de euro in
Bulgaarse lev gedurende heel deze periode 1,9558 bedroeg, kwam het totaalbedrag
van de waarde van deze leveringen op 173 357,58 EUR. Bovendien bevat het bij
het Hof ingediende dossier geen gegevens over het aantal van deze transacties,
het bedrag van elk van deze transacties, of het aantal leveranciers waarmee
deze zijn gesloten.
23 Zoals
blijkt uit punt 5 van deze beschikking, bedroeg het in artikel 7, onder b), van
richtlijn 2004/18 als drempel voor de toepassing van deze richtlijn op
opdrachten voor leveringen vastgestelde bedrag tijdens de in het hoofdgeding
aan de orde zijnde periode 200 000 EUR. Daaruit volgt dat, zelfs in het geval
dat cumulatief rekening zou kunnen worden gehouden met de bedragen van alle in
de loop van deze periode verrichte leveringen, deze drempel niet zou worden
bereikt.
24 In
ieder geval kan in het hoofdgeding voor de berekening van de in artikel 7 van
richtlijn 2004/18 bepaalde drempel alleen cumulatief rekening worden gehouden
met de bedragen van de verschillende verrichte leveringen in het geval dat zou
zijn voldaan aan de voorwaarden vastgesteld in artikel 9 van deze richtlijn,
met name in lid 5, onder b), en lid 7, ervan. De verwijzende rechter heeft
echter geen inlichtingen verstrekt op basis waarvan kan worden vastgesteld dat
dit het geval is.
25 Aangezien
aan deze voorwaarden niet is voldaan, moet het bedrag van elk van deze
leveringen afzonderlijk in aanmerking worden genomen en ligt de waarde van de
verschillende opdrachten die in het hoofdgeding aan de orde zijn derhalve
noodzakelijkerwijze beduidend lager dan die drempel.
‘Aanverwant’:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten