zaterdag 8 oktober 2016

(Vereiste) Objectiviteit


Het is interessant, dat doorgaans iedereen (wel) lijkt te weten, dat een aanbestedende dienst ter zake een aanbestedingsprocedure (onder meer) ‘objectief’ behoort te handelen. Maar dat nergens in het aanbestedingsrecht (precies) is gedefinieerd, wat ‘objectief’ (dan) is.

Hetgeen er dan ook toe kan leiden, dat een ieder daar zo in beginsel zijn (eigen) mening over kan hebben.

Toch blijkt de jurisprudentie wel degelijk relevante aanknopingspunten te bevatten, om vast te stellen wat ‘objectief’ of ‘objectiviteit’ in het aanbestedingsrecht omvat of betekent.

Kijkt men bijvoorbeeld naar Rechtbank Leeuwarden 17 februari 2010, ECLI:NL:RBLEE:2010:BL5209:

5.4.        […] Dit kan uitzondering lijden indien er sprake is van een voor een ieder kenbare vergissing, waarbij aanpassing van de inschrijving niet tot vervalsing van de concurrentie tussen de inschrijvers leidt. Ingeval van een kenbare vergissing dient objectief vastgesteld te kunnen worden wat door de inschrijver wél is bedoeld. {…}

5.7.        […] Omdat niet objectief is vast te stellen welke inschrijfsom de Combinatie heeft willen hanteren, zou men in geval van herstel namelijk af moeten gaan op de verklaringen van de Combinatie om te kunnen vaststellen welke inschrijfsom de Combinatie had willen hanteren, hetgeen de Combinatie theoretisch de mogelijkheid zou bieden om haar keuzemoment uit te stellen tot na het uiterste tijdstip van indiening van de inschrijvingen, waaraan de overige inschrijvers zich wel hebben te houden. […]

Naar r.o. 25 van HvJEU 14 juli 2016 in zaak C-6/15 (TNS Dimarso NV):

Het relatieve gewicht van elk van de gunningscriteria moet met name, onder voorbehoud van artikel 53, lid 2, derde alinea, van richtlijn 2004/18, vanaf het begin van de aanbestedingsprocedure duidelijk zijn vastgesteld, zodat de inschrijvers objectief kunnen vaststellen welk gewicht een gunningscriterium daadwerkelijk ten opzichte van een ander zal hebben bij de latere beoordeling ervan door de aanbestedende dienst. […]

En/of naar r.o. 33 van HvJEU 7 september 2016 In zaak C-49/14 (Finn Frogne A/S):

[…] Zoals blijkt uit de punten 42 tot en met 44 van genoemd arrest was deze formulering echter van eenmalig belang in het specifieke feitelijke kader van de zaak die tot dat arrest heeft geleid. De kwalificatie als wezenlijke wijziging moet echter vanuit objectief oogpunt worden geanalyseerd, op basis van de in punt 28 van dit arrest in herinnering gebrachte criteria.

Dan blijkt, dat ‘objectief’ of ‘objectiviteit’ in het aanbestedingsrecht (minst genomen) verband houdt met de begrippen ‘voor iedereen kenbaar’, ‘duidelijkheid’, ‘eenduidigheid’ en ‘algemeen toepasbaar’.

En is een ‘objectieve (spel-) regel’ in het aanbestedingsrecht (aldus):

Een voor iedereen kenbare, duidelijke, eenduidige en algemeen toepasbare (spel-) regel.

Zo’n (spel-) regel moet natuurlijk (wel) ‘transparant’ worden bekend gemaakt in de aanbestedingsstukken en ook - mede in verband met ‘het verbod van favoritisme en willekeur’ - ‘transparant’ worden nageleefd.

Wanneer handelt de aanbestedende dienst (dan) volgens de in het aanbestedingsrecht ‘vereiste objectiviteit’?

Antwoord: Als (‘transparant’) gehandeld wordt met inachtneming van (een) objectieve (spel-) regel (s).

In welk verband ik (ook) meen, dat opvattingen, die in verband met de ‘vereiste objectiviteit’ onverkort uitgaan van - overigens nergens in het aanbestedingsrecht opgenomen - verplichtingen ter zake de toepassing van wiskundige en/of econometrische ‘onafhankelijke methoden en methodieken’, berusten op een onjuiste aanbestedingsrechtelijke interpretatie van het begrip ‘objectiviteit’.

Een bevestiging van een en ander volgt (ook) uit Rechtbank Den Haag 5 oktober 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:11869:


5.14.      Het Consortium heeft tot slot - in het kader van de primaire vordering tot heraanbesteding - nog betoogd dat de beoordelingswijze en de (formulering van) subgunningscriteria niet tot de vereiste objectiviteit leiden . […] Ook de bezwaren tegen de subgunningscriteria zullen worden gepasseerd. Het is inherent aan aanbestedingen als de onderhavige en passend bij het onderwerp van de opdracht dat aan inschrijvers de ruimte wordt geboden om zelf aan te geven op welke wijze zij de gewenste kwaliteit zullen invullen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is voldoende duidelijk wat er van de inschrijvers wordt verlangd. Dat de manier waarop de professionals daaraan invulling gaan geven aan hen zelf is overgelaten, maakt de subgunningscriteria niet onrechtmatig. De aard van de opdracht - jeugdzorg - leent zich ook niet voor een puur cijfermatige insteek.

En daarbij geldt overigens (altijd), dat een in beginsel subjectieve beoordeling wordt geobjectiveerd (denk bijvoorbeeld aan: ‘voor iedereen kenbaar’ en ‘duidelijk’) door een adequate invulling van het motiveringsbeginsel.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten