zaterdag 22 oktober 2016

Volle toetsing


Een ‘volle’ toetsing van een ‘intrekkingsbesluit’ in Rechtbank Rotterdam 20 oktober 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:8025:


4.19.      Daargelaten hoe indringend de toets van de (voorzieningen-) rechter dan precies dient te zijn bij een besluit tot intrekking van een aanbesteding, is de voorzieningenrechter oordeel dat de onderhavige intrekking de toets in rechte niet kan doorstaan. De redenen op grond waarvan het Samenwerkingsverband tot intrekking is overgegaan, hebben te weinig overtuigingskracht om de intrekking te kunnen rechtvaardigen, op grond van het volgende.

4.20.      De (juridische) voorwaarden waaronder een aanbesteding mag worden ingetrokken verschillen van de voorwaarden waaronder een ingetrokken aanbesteding mag worden heraanbesteed. Intrekking is als regel eerder geoorloofd dan heraanbesteding. Dit onderscheid heeft met name nut indien een aanbestedende dienst er voor kiest om een ingetrokken aanbesteding niet opnieuw aan te besteden (en dus: om de opdracht vooralsnog niet opnieuw in de markt te zetten). In de onderhavige zaak ligt dit echter anders. Het Samenwerkingsverband is wél van plan de opdracht opnieuw aan te besteden en hij is daartoe uit hoofde van zijn publieke taak tot uitvoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 (dat een relevant deel van de opdracht vormt) ook nog verplicht. Het gaat hier dus niet om een opdracht die achterwege kan of zal blijven. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het oordeel waarom niet tot heraanbesteding mag worden overgegaan in dit geval eveneens de conclusie rechtvaardigt dat intrekking van de aanbesteding niet gerechtvaardigd is. Tussen intrekking en heraanbesteding is in dit geval sprake van een nauwe samenhang. Uit de stellingen van het Samenwerkingsverband is onvoldoende kunnen blijken dat wordt voldaan aan de voormelde door het HvJ E geformuleerde criteria dat “de economische context of de feitelijke omstandigheden” dan wel de “behoeften van de betrokken aanbestedende dienst” zijn gewijzigd en evenmin dat “het concurrentieniveau te laag was.”

Ik ben het niet eens met het klaarblijkelijk veronderstelde limitatieve karakter van de ‘criteria’ als vermeld in de laatste zin van r.o. 4.20 voornoemd. Zie daartoe bijvoorbeeld:


En de nauwe samenhang tussen intrekking en heraanbesteding ziet slechts op (de rechterlijke toetsing in) het onderhavige individuele concrete geval. En heeft in kwestie waarschijnlijk met name te maken heeft met de door de aanbestedende dienst gekozen/gebezigde motivering (zie r.o. 2.4, onderstreping KW):

[…] Het Samenwerkingsverband kan derhalve, om tot een aanbesteding te komen die enerzijds voldoet aan de eisen die het algemeen belang stelt en anderzijds correct, transparant en objectief plaats vindt, niet anders dan tot intrekking van de thans lopende aanbesteding overgaan en opnieuw aanbesteden. […]

‘[…] en zich (te) beraden op de toekomst’ had bijvoorbeeld in kwestie mogelijk wel wat (anders) uitgemaakt.

De (voorzieningen-) rechter overweegt overigens ook (terecht):

4.2.        Er dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de bevoegdheid om een aanbesteding in te trekken en de bevoegdheid om tot heraanbesteding over te gaan. […]

Maar ik denk (wel), dat gelet op Rechtbank Rotterdam 26 mei 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:3975:


De betreffende motivering van het ‘intrekkingsbesluit’ in kwestie niet volledig deugt (zie r.o. 2.4; m.n. punten 1 t/m 3):

[…] Hieronder vindt u een nadere opsomming van onze redenen voor het stopzetten van de opdracht.

1.            Het bestek blijkt, zowel door de rechter, als door sommige inschrijvers, anders geïnterpreteerd te worden dan dat het Samenwerkingsverband het heeft bedoeld. Het Samenwerkingsverband heeft haar wensen kennelijk niet goed omschreven in het bestek. In een nieuw bestek zal bijvoorbeeld recente relevante ervaring van de sleutelfiguur als vereiste worden vermeld.
2.            De voorzieningenrechter heeft, door aan te geven dat de mogelijkheid van pinbetalingen niet hoog had mogen worden gewaardeerd, bepaald wat het Samenwerkingsverband in het kader van deze aanbesteding belangrijk had moeten vinden en wat niet. Dit is echter afwijkend van het hetgeen het Samenwerkingsverband daadwerkelijk belangrijk vindt. In de nieuwe aanbesteding zal de mogelijkheid tot het betalen met pin dan ook als eis worden meegenomen.
3.            Voor een tweede beoordelingscommissie, die de uitkomst van de openbare uitspraak moet hanteren, is het niet meer mogelijk om tot een objectieve afweging te komen. Zij zijn tenslotte op de hoogte van de inhoud van het vonnis. Anoniem en objectief beoordelen wordt daardoor onmogelijk.
4.            Het Samenwerkingsverband wenst aan te besteden op basis van een aangepaste gunningsmethodiek in combinatie met een deugdelijke, niet voor tweeërlei uitleg vatbare omschrijving van de verlangde kwaliteit. […]

Want zo (be-) hoort het vonnis van Rechtbank Rotterdam 26 mei 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:3975, althans de daarin opgenomen overwegingen van de (voorzieningen-) rechter, namelijk (ook) niet te worden ‘uitgelegd’ en/of ‘vertaald’.

In welk verband ook (slechts) een ‘marginale’ toetsing hetzelfde ‘resultaat’ zou (moeten) hebben opgeleverd. Denk ik.

Hoe dan ook. Over ‘intrekken’ moet niet (te) lichtvaardig worden gedacht. De keuze voor en motivering van een ‘intrekkingsbesluit’ is inhoudelijk en qua bewoordingen steeds van cruciaal belang. En  moet overigens (impliciet) ook een haalbare strategie ter zake ‘de toekomst’ behelzen.

Vergelijk over ‘intrekken’ ook:



Geen opmerkingen:

Een reactie posten