Ik moest (toch) aan r.o. 5.3 van Rechtbank Noord-Nederland 3 april
2013, ECLI:NL:RBNNE:2013:4853
denken:
“De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank acht
de stelling van Virol juist, dat uit de zorgplicht voor de inzameling van het
afval volgt dat de gemeente Assen ook verantwoordelijk is voor het beheer en de
verwerking van het afval.
De gemeente Assen
lijkt dat ook niet betwisten (zie conclusie van dupliek, punt 6), doch voert
veeleer aan dat “oud papier niet een afvalstof is, die verwerkt hoeft te
worden”. Ook bij pleidooi heeft de gemeente Assen herhaald dat zij op grond van
de regelgeving niet verplicht is om oud papier (te vervoeren en ) te verwerken.
“Ingezameld papier hoeft nu eenmaal niet verwerkt te worden als afval, zodat de
gemeente Assen niet iemand hoeft te betalen om daarvoor zorg te dragen”,
(pleitaantekeningen mr. Hoekstra, punt 7).
De rechtbank is
evenwel van oordeel dat de gemeente Assen er aan voorbijziet dat van algemene
bekendheid is dat oud papier, alvorens als grondstof te kunnen dienen voor
nieuw papier of karton van verontreiniging wordt ontdaan, gesorteerd en in
balen verpakt.
Er is derhalve wel
degelijk bij de verdere behandeling na aankoop van oud papier sprake van
verwerking.
Waar ook de
verwerking van oud papier de verantwoordelijkheid van de gemeente Assen is, kan
het niet zo zijn, zoals de gemeente Assen stelt, dat het [gedaagde] vrij staat
om met het oud papier te doen wat zij wil. Ook de gemeente Assen heeft tijdens
het pleidooi desgevraagd erkend dat in het hypothetische geval dat [gedaagde]
bij de verdere behandeling van het oud papier de volksgezondheid in gevaar zou
brengen, de gemeente Assen bevoegd is bestuursdwang uit te oefenen.
Hetzelfde geldt
uiteraard ingeval [gedaagde] door zijn handelwijze met het oud papier
randvoorwaarden betreffende het milieu zou schenden. Met andere woorden:
[gedaagde] heeft
wel een grote vrijheid om bij zijn handelen zijn eigen commerciële
doelstellingen na te streven, doch hij dient dat te doen binnen het kader van
de verantwoordelijkheid van de gemeente Assen voor de juiste verwerking van het
oud papier. Op die wijze geeft hij invulling aan de verantwoordelijkheid van de
gemeente Assen op dit punt en verricht hij in die zin een dienst voor de
gemeente Assen. Weliswaar is dat niet met zoveel woorden tussen [gedaagde] en
de gemeente Assen overeengekomen, doch die beperking in het handelen volgt
rechtstreeks uit de verantwoordelijkheid van de gemeente Assen voor de juiste
verwerking van het afval. De gemeente Assen heeft dit ook erkend ter
gelegenheid van de comparitie van partijen door de mededeling dat de gemeente
Assen via bestuursdwang zou ingrijpen ingeval [gedaagde] buiten dat kader zou
treden. In zoverre is de dienstverlening door [gedaagde] dan ook door de
gemeente Assen af te dwingen.”
En dus ook aan (hoger beroep) r.o. 4.6 t/m 4.10 van Gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden 8 april 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:2878.
Bij het lezen van Rechtbank Zeeland-West-Brabant 4 december 2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:7935:
4.11. Met inachtneming van het vorenstaande
beantwoordt de voorzieningenrechter de vraag of de gemeente met de overeenkomst
met DNWG sprake is van een aanbestedingsplichtige concessie voor diensten
ontkennend. Er is geen sprake van a) het opdragen van het leveren van warmte
met het WKO-systeem waarbij b) sprake is van een bezwarende titel.
4.12. Bouwbesluit en bouwverordening bieden
gemeenten een grondslag om bewoners te verplichten tot aansluiting op een
warmtenet. Dat kan aansluiting op een publiek net of een collectief net zijn.
In dit geval heeft de gemeente verplicht tot aansluiting op een collectief net.
Dit brengt geen verplichting voor de gemeente jegens de bewoners mee tot
levering van warmte. Gesteld noch gebleken is voorts dat de gemeente zich bij
overeenkomst jegens de bewoners tot levering van warmte heeft verplicht. De
Warmtewet roept een zorgplicht voor de overheid in het leven dat een
aangesloten bewoner warmte verkrijgt. Ook de omstandigheid dat de gemeente de
bewoners heeft verplicht tot aansluiting op het collectief net brengt deze
zorgplicht mee. De Warmtewet of de overeenkomst tussen gemeente en de bewoners
schept echter geen plicht voor de gemeente om zelf die warmte te leveren. Er
bestaat dan ook geen warmteleveringsplicht voor de gemeente. De gemeente is
evenmin een speciale-sectorbedrijf als bedoeld in de bovenvermelde considerans
van de Richtlijn die als taak energievoorziening heeft. Dat brengt mee dat geen
sprake is van een dienst tot het leveren van warmte die door de gemeente zou
moeten worden verleend voor haar rekening en risico, en die nu door een ander,
DNWG, in opdracht van de gemeente op zich wordt genomen. De overeenkomst tussen
de gemeente en DNWG kent geen bepalingen die voor de gemeente afdwingbaar maken
dat DNWG onder specifieke voorwaarden in warmte via het WKO-systeem voorziet.
Dat DNWG, wanneer zij het WKO-systeem exploiteert de Warmtewet in acht moet
nemen is niet een voorwaarde die de gemeente op grond van de overeenkomst kan
afdwingen. Het is de Minister, die onder de voorwaarden van artikel 10 van de
Warmtewet een vergunning kan verlenen en die op grond van artikel 11 van de
Warmtewet de sanctie van intrekking van de vergunning aan het niet naleven van
de Warmtewet kan verbinden, met als gevolg dat de gemeente een beroep op
ontbinding van de overeenkomst met DNWG kan doen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten