De Nevi is, wat mij betreft, duidelijk in haar definiëring van een en
ander:
Wat is contractmanagement?
Contractmanagement is de methodiek om afspraken met
leveranciers duidelijk en transparant vast te leggen en hier actief op te
sturen. De verkregen input, getekende contracten en wijzigingen worden eenduidig
vastgelegd, beheerd en bewaakt. Doel: contracten volledig benutten en het
genereren van managementrapportages. Contractmanagement is het voorkomen van
het ‘weglekken’ van waarde uit het contract. Het maakt deel uit van een keten:
inkoop gaat over waarde (finding the value), waarna het contract
geïmplementeerd en gemanaged moet worden (getting what is agreed), en tot slot
volgt leveranciersontwikkeling (improving what you already have).
Wat doet een contractmanager?
Bij contractmanagement draait het om het ontzorgen en
ondersteunen van de business. Contractmanagement wordt gedaan door de business
en niet door inkoop. Wel levert contractmanagement input voor inkoop. Het
eigenaarschap van het contract hoort in de business. Als contractmanager ben je
een echte vakspecialist en ‘manage’ je het contract: je monitort het resultaat
en legt dit vast in contractbeoordelingen. Je moet over de nodige vakkennis
beschikken om het resultaat van het contract te kunnen sturen. Als
contractmanager ben je ook verantwoordelijk voor de (interne) communicatie van
het contract en de relatie met de leverancier. Je legt verantwoording af aan de
contracteigenaar.
Gemeentelijke contractmanagers moeten er (echter) rekening mee houden,
dat bestuursorganen ook bij hun privaatrechtelijke handelen gebonden zijn aan
de (geschreven en ongeschreven) algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Zie
daartoe bijvoorbeeld art. 3: 1 lid 2 Awb, art. 3: 14 BW en r.o. 4.14-4.23
Rechtbank Amsterdam d.d. 11 september 2013 (ECLI:NL:RBAMS:2013:5591).
Dus ook bij ‘inkoop’, ‘aanbesteden’ en ‘contractmanagement’. En in dat
verband zijn onder meer relevant, het motiveringsbeginsel (art. 3: 46 Awb), het
zorgvuldigheidsbeginsel (art. 3: 2 Awb), het verbod van détournement de pouvoir
(art. 3: 3 Awb), het evenredigheidsbeginsel (art. 3: 4 lid 2 Awb), het verbod
van vooringenomenheid / fair play beginsel (art. 2: 4 lid 1 Awb), het
rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel.
Een en ander normeert het concrete handelen van de gemeentelijke
contractmanagers.
Verder zal doorgaans in de betreffende, te managen, overeenkomsten
(‘contracten’) het Nederlands recht van toepassing zijn verklaard. In welk
verband de twee navolgende artikelen uit het Burgerlijk Wetboek (BW) in kwestie
ook relevant zijn:
Artikel 6: 2 BW:
1. Schuldeiser
en schuldenaar zijn verplicht zich jegens elkaar te gedragen overeenkomstig de
eisen van redelijkheid en billijkheid.
2. Een
tussen hen krachtens wet, gewoonte of rechtshandeling geldende regel is niet
van toepassing, voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
Artikel 6: 248 BW:
1. Een
overeenkomst heeft niet alleen de door partijen overeengekomen rechtsgevolgen,
maar ook die welke, naar de aard van de overeenkomst, uit de wet, de gewoonte
of de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeien.
2. Een
tussen partijen als gevolg van de overeenkomst geldende regel is niet van
toepassing, voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
Die (dwingend rechtelijke) wet-artikelen zijn dan dus (ook) tussen betrokken
partijen, opdrachtgever (gemeente) en opdrachtnemer, overeengekomen (agreed).
En bepalen dus bijvoorbeeld ook, of in het voorkomend geval sprake is
van ‘wanprestatie’ (art. 6: 74 BW jo. art. 6: 75 BW) door één van, of door, beide partijen. Of niet. En dus, wat (what) men in het voorkomend geval ‘krijgt’
(getting).
En normeren het concrete handelen van de gemeentelijke contractmanagers
dus (ook).
Het viel mij laatst op, dat niet iedereen in de praktijk van een en
ander op de hoogte is/was.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten