donderdag 12 juli 2018

Bewijs van gelijkwaardigheid


Artikel 34 lid 8 van Richtlijn 2004/17/EG (oud) luidt als volgt:

Behalve indien dit door het voorwerp van de opdracht gerechtvaardigd is, mag in de technische specificaties geen melding worden gemaakt van een bepaald fabrikaat of een bepaalde herkomst of van een volgens bijzondere werkwijzen verkregen fabrikaat, noch mogen deze een verwijzing bevatten naar een merk, een octrooi of een type, een bepaalde oorsprong of een bepaalde productie, waardoor bepaalde ondernemingen of bepaalde producten worden bevoordeeld of geëlimineerd. Deze vermelding of verwijzing is bij wijze van uitzondering toegestaan wanneer een voldoende nauwkeurige en begrijpelijke beschrijving van het voorwerp van de opdracht niet mogelijk is door toepassing van de leden 3 en 4; deze vermelding of verwijzing moet vergezeld gaan van de woorden of gelijkwaardig.

Zie voor de ‘klassieke sector’, artikel 23 lid 8 Richtlijn 2004/18/EG (oud). En thans (ook) artikel 42 lid 4 Richtlijn 2014/24/EU:

Behalve indien dit door het voorwerp van de opdracht gerechtvaardigd is, mag in de technische specificaties geen melding worden gemaakt van een bepaald fabricaat of een bepaalde herkomst of van een bijzondere werkwijze die kenmerkend is voor de producten of diensten van een bepaalde ondernemer, en evenmin van een merk, een octrooi of een type, een bepaalde oorsprong of een bepaalde productie, waardoor bepaalde ondernemingen of bepaalde producten worden bevoordeeld of geëlimineerd. Deze vermelding is bij wijze van uitzondering toegestaan wanneer een voldoende nauwkeurige en begrijpelijke omschrijving van het voorwerp van de opdracht krachtens lid 3 niet mogelijk is. Een dergelijke vermelding of verwijzing gaat vergezeld van de woorden „of gelijkwaardig”.

En bijvoorbeeld thans (ook) artikel 2.76 leden 3 en 4 Aanbestedingswet 2012.

HvJEU 12 juli 2018 in zaak C-14/17 (VAR en ATM) is een arrest gewezen onder het oude recht (artikel 34 lid 8 Richtlijn 2004/17/EG) in de (NUTS-) sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten, maar is thans dus (artikel 42 lid 4 Richtlijn 2014/24/EU) nog steeds relevant en bruikbaar in de praktijk, waaronder de ‘klassieke sector’:


26          De door dit lid ingestelde uitzondering, die naar haar aard strikt moet worden uitgelegd, heeft geen betrekking op het moment waarop de inschrijver moet bewijzen dat zijn inschrijving voldoet aan de eisen in de technische specificaties, en evenmin op de bewijsmiddelen die hem ter beschikking staan. Voor deze elementen blijven de algemene regels in artikel 34, leden 3 tot en met 5, van richtlijn 2004/17 dus gelden.
27          Daaruit volgt dat de aanbestedende dienst, wanneer hij de mogelijkheid benut die artikel 34, lid 8, tweede volzin, van die richtlijn hem biedt, van de inschrijver die gebruik wenst te maken van de mogelijkheid om producten aan te bieden die gelijkwaardig zijn aan de producten die zijn omschreven door verwijzing naar een merk, een bepaalde oorsprong of een bepaalde productie, moet eisen dat hij reeds in zijn inschrijving het bewijs levert van de gelijkwaardigheid van de betrokken producten.
28          Deze uitlegging wordt bevestigd door verschillende bepalingen van richtlijn 2004/17 en de beginselen die daaraan ten grondslag liggen.
29          Allereerst verlangen het beginsel van gelijke behandeling en de transparantieverplichting, neergelegd in artikel 10 van die richtlijn, met name dat de inschrijvers zich in een gelijke positie bevinden, zowel in de fase waarin zij hun offerten voorbereiden als bij de beoordeling ervan door de aanbestedende dienst. Deze beginselen vormen de grondslag van de regels van de Unie op het gebied van procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten (arrest van 24 mei 2016, MT Højgaard en Züblin, C-396/14, EU:C:2016:347, punt 37).
30          Indien het een inschrijver, in een procedure waarin de technische specificaties zijn omschreven op de in artikel 34, lid 8, van richtlijn 2004/17 vastgestelde specifieke en uitzonderlijke wijze, was toegestaan de gelijkwaardigheid van zijn producten te bewijzen na de indiening van zijn inschrijving, dan zouden voor de door alle inschrijvers ingediende inschrijvingen niet dezelfde voorwaarden gelden bij de beoordeling ervan.
[…]
33          Wat de middelen betreft waarmee de inschrijvers de gelijkwaardigheid van de door hen voorgestelde oplossingen kunnen bewijzen, is artikel 34, leden 4 en 5, van richtlijn 2004/17 ook van toepassing in procedures waarin is gekozen voor de in lid 8 van dit artikel vastgestelde specifieke wijze om de technische specificaties te formuleren, hetgeen betekent dat het gebruik van elk passend middel is toegestaan.
34          Daaruit vloeit voort dat de aanbestedende dienst de inschrijvers weliswaar niet kan toestaan de gelijkwaardigheid van de door hen voorgestelde oplossingen te bewijzen na de indiening van hun inschrijvingen, maar wel over beoordelingsbevoegdheid beschikt bij de bepaling van de middelen die de inschrijvers kunnen gebruiken om deze gelijkwaardigheid in hun inschrijvingen te bewijzen. Deze bevoegdheid moet evenwel zo worden uitgeoefend dat de door de aanbestedende dienst toegestane bewijzen het hem daadwerkelijk mogelijk maken de ingediende inschrijvingen op een zinvolle wijze te beoordelen en niet verder gaan dan daarvoor noodzakelijk is, waarbij wordt vermeden dat in strijd met artikel 34, lid 2, van richtlijn 2004/17 door deze bewijsmiddelen ongerechtvaardigde belemmeringen voor de openstelling van overheidsopdrachten voor mededinging worden geschapen.
35          Gelet op een en ander dient op de eerste vraag te worden geantwoord dat artikel 34, lid 8, van richtlijn 2004/17 aldus moet worden uitgelegd dat wanneer de technische specificaties in de aanbestedingsstukken een verwijzing bevatten naar een merk, een bepaalde oorsprong of een bepaalde productie, de aanbestedende dienst moet eisen dat de inschrijver reeds in zijn inschrijving het bewijs levert dat de producten die hij aanbiedt gelijkwaardig zijn aan de producten die in die technische specificaties zijn omschreven.

Het arrest betekent dus een concrete verplichting voor de aanbestedende dienst in het voorkomend geval.

In het voorkomend geval moet men dus (o.i.d.) in het aanbestedingsdocument opnemen:

“De bewijsplicht en -last ter zake de gelijkwaardigheid ligt bij de inschrijver. In/middels/bij zijn inschrijving levert de inschrijver het betreffende bewijs van gelijkwaardigheid. De aanbestedende dienst aanvaardt ter zake elk passend (bewijs-) middel.”

Lees over ‘merken’ ook:



Geen opmerkingen:

Een reactie posten