Rechtbank Oost-Brabant 21 september 2018, ECLI:NL:RBOBR:2018:4647:
4.5. Nog
afgezien van het antwoord op de door Enexis opgeworpen vraag of de vordering
onder 1) al dan niet te ruim is geformuleerd (“de Aanbestedingswet 2012
naleven” is inderdaad een weinig specifieke gedraging om daar bij vonnis een
dwangsom van maar liefst € 250.000,-- per overtreding aan te koppelen), heeft
te gelden dat onder voornoemde omstandigheden er geen sprake is van enig
concreet spoedeisend belang dat ertoe noopt Enexis in dit kort geding te
veroordelen de Aanbestedingswet 2012 na te leven bij het verstrekken van
opdrachten met betrekking tot het schoonmaakonderhoud van transformatorhuisjes
en/ of het exploiteren van wisselframes. Als er geen acuut probleem aan de orde
is, ligt er nu eenmaal geen taak voor de kort geding rechter. De bevoegdheid
voor een voorzieningenrechter ex artikel 254 Rv. om in spoedeisende zaken
onmiddellijke voorzieningen bij voorraad te geven is in de dagelijkse praktijk
vatbaar voor creatieve uitleg, maar nu ook weer niet onbegrensd. […]
Nooit saai:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten