Rechtbank Noord-Nederland 29 maart 2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:1420:
4.1. Mede
in navolging van Lyreco heeft de RUG als meest verstrekkende verweer aangevoerd
dat Staples niet-ontvankelijk is in haar vorderingen, aangezien zij ten
onrechte alleen de RUG en niet ook de andere deelnemende instellingen (als
hiervoor onder 2.2. vermeld) heeft gedagvaard.
De RUG beroept zich daarmee op de zogenoemde exceptio plurium litis consortium.
Volgens vaste rechtspraak kan dit verweer enkel slagen in geval het een
ondeelbare rechtsverhouding betreft. Van ondeelbaarheid van een rechtsverhouding
in die zin dat daarover door de rechter slechts kan worden beslist in een
geding waarin alle bij deze rechtsverhouding betrokken partij zijn, is sprake
indien het rechtens noodzakelijk is dat de beslissing ten aanzien van al die
betrokkenen in dezelfde zin luidt. Dit mag slechts worden aangenomen indien
aard en inhoud van de rechtsverhouding daartoe nopen. Dat brengt mee dat de
vraag of van zodanige ondeelbaarheid kan worden gesproken, zich niet altijd
leent voor beantwoording in algemene zin. De bijzonderheden van het gegeven
geval kunnen van doorslaggevende betekenis zijn (vgl. HR 26 maart 1993,
ECLI:NL:HR:1993:ZC091).
4.2. De RUG en de de andere deelnemende
instellingen zijn afzonderlijke rechtspersonen.
In het Aanbestedingsdocument dat is opgesteld ten
behoeve van de onderhavige aanbestedingsprocedure is vermeld dat de
aanbesteding wordt uitgevoerd namens meerdere instellingen en dat de RUG als
penvoerder optreedt. Verder is daarin opgenomen, zoals ook reeds hiervoor onder
2.2. is vermeld, dat het gaat om een samengevoegde opdracht, waarbij het
College van Bestuur van de RUG als penvoerder de uiteindelijke raamovereenkomst
zal ondertekenen mede namens de hiervoor genoemde deelnemende instellingen.
Anders dan Staples ter zitting heeft bepleit duiden de
in dit licht aangehaalde passages uit de aanbestedingsstukken niet op een
exclusieve bevoegdheid van de RUG met betrekking tot de gunning van de opdracht
en/of de naar aanleiding van de aanbestedingsprocedure te sluiten
overeenkomsten. Zo vindt de beoordeling van het subcriterium 'kwaliteit'
(onderdeel van het gunningscriterium prijs-kwaliteit) plaats door een
beoordelingscommissie, waarvoor iedere deelnemende instelling een lid levert.
Naast de raamovereenkomst zal elk van de deelnemende
instellingen afzonderlijk een verwerkersovereenkomst met de gecontracteerde
leverancier afsluiten.
Dit alles brengt met zich dat na gunning van de
opdracht voor zowel de RUG als de afzonderlijke deelnemende instellingen
rechten en plichten zullen ontstaan.
4.3. Bij
die stand van zaken acht de voorzieningenrechter de rechtsverhouding tussen de
RUG en de andere deelnemende instellingen, zowel onderling als in relatie tot
de inschrijvers, processueel ondeelbaar, in die zin dat het rechtens
noodzakelijk is dat de beslissing ten aanzien van alle aanbesteders gezamenlijk
in dezelfde zin luidt.
4.4. Staples
heeft echter slechts de RUG als gedaagde opgeroepen in het onderhavige kort
geding. Volgens vaste jurisprudentie is de consequentie daarvan dat Staples
niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vorderingen.
Dat - zoals Staples heeft aangevoerd - in het
Aanbestedingsdocument is vermeld dat in geval een inschrijver bezwaar wilde
maken, de dagvaarding betekend diende te worden aan de RUG, maakt het
vorenstaande niet anders. […]
Is in beginsel vaste jurisprudentie.
Zie daartoe bijvoorbeeld Rechtbank Den Haag 14 november 2017,
ECLI:NL:RBDHA:2017:13440, Rechtbank Den Haag 11 februari 2016,
ECLI:NL:RBDHA:2016:1907 en Rechtbank Noord-Holland 4 juni 2015,
ECLI:NL:RBNHO:2015:4561.
Uit Rechtbank Den Haag 14 november 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:13440 voornoemd
volgt bijvoorbeeld ook:
5.3. Dat
de onderdelen van de Staat niet, zoals [eiseres] terecht stelt, in de
aankondiging van de opdracht zijn vermeld, maakt het voorgaande niet anders. De
aankondiging van de opdracht is er immers voor bedoeld om in een beperkt aantal
woorden aan potentiële inschrijvers kenbaar te maken dat een bepaalde opdracht
zal worden aanbesteed en om hun interesse daarvoor te wekken. De precieze
modaliteiten van de aanbestedingsprocedure volgen uit (in dit geval) de UtI en
de overige onder 5.2 genoemde aanbestedingsstukken. […]
En uit Rechtbank Den Haag 11 februari 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:1907 voornoemd
(eveneens):
5.3. Dat
de Politieacademie niet in de aankondiging van de opdracht is genoemd, maakt
het voorgaande niet anders. Vendor kan niet in haar betoog worden gevolgd dat
die vaststelling moet leiden tot de conclusie dat de aanbesteding gebrekkig is
en daarom moet worden gestaakt. De aankondiging van de opdracht is er immers
voor bedoeld om in een beperkt aantal woorden aan potentiële inschrijvers
kenbaar te maken dat een bepaalde opdracht zal worden aanbesteed en om hun
interesse daarvoor te wekken. De precieze modaliteiten van de
aanbestedingsprocedure volgen uit (in dit geval) de Uitnodiging tot
Inschrijving, die voor alle inschrijvers beschikbaar is. […]
Maar de kwalificatie en/of uitleg van ‘de aankondiging’ in die
vonnissen vind ik niet overtuigend. De interesse voor een bepaalde opdracht
wordt naar mijn idee namelijk ook bepaald door de (hoedanigheid van de) aanbestedende
dienst (-en).
Hoe dan ook.
Het is, óók in onderhavig verband, goed opletten en lezen voor
inschrijvers.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten