vrijdag 5 april 2019

Elke betrokken partij dagvaarden


Rechtbank Noord-Nederland 29 maart 2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:1420:


4.1.        Mede in navolging van Lyreco heeft de RUG als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat Staples niet-ontvankelijk is in haar vorderingen, aangezien zij ten onrechte alleen de RUG en niet ook de andere deelnemende instellingen (als hiervoor onder 2.2. vermeld) heeft gedagvaard.
De RUG beroept zich daarmee op de zogenoemde exceptio plurium litis consortium. Volgens vaste rechtspraak kan dit verweer enkel slagen in geval het een ondeelbare rechtsverhouding betreft. Van ondeelbaarheid van een rechtsverhouding in die zin dat daarover door de rechter slechts kan worden beslist in een geding waarin alle bij deze rechtsverhouding betrokken partij zijn, is sprake indien het rechtens noodzakelijk is dat de beslissing ten aanzien van al die betrokkenen in dezelfde zin luidt. Dit mag slechts worden aangenomen indien aard en inhoud van de rechtsverhouding daartoe nopen. Dat brengt mee dat de vraag of van zodanige ondeelbaarheid kan worden gesproken, zich niet altijd leent voor beantwoording in algemene zin. De bijzonderheden van het gegeven geval kunnen van doorslaggevende betekenis zijn (vgl. HR 26 maart 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC091).
4.2.        De RUG en de de andere deelnemende instellingen zijn afzonderlijke rechtspersonen.
In het Aanbestedingsdocument dat is opgesteld ten behoeve van de onderhavige aanbestedingsprocedure is vermeld dat de aanbesteding wordt uitgevoerd namens meerdere instellingen en dat de RUG als penvoerder optreedt. Verder is daarin opgenomen, zoals ook reeds hiervoor onder 2.2. is vermeld, dat het gaat om een samengevoegde opdracht, waarbij het College van Bestuur van de RUG als penvoerder de uiteindelijke raamovereenkomst zal ondertekenen mede namens de hiervoor genoemde deelnemende instellingen.
Anders dan Staples ter zitting heeft bepleit duiden de in dit licht aangehaalde passages uit de aanbestedingsstukken niet op een exclusieve bevoegdheid van de RUG met betrekking tot de gunning van de opdracht en/of de naar aanleiding van de aanbestedingsprocedure te sluiten overeenkomsten. Zo vindt de beoordeling van het subcriterium 'kwaliteit' (onderdeel van het gunningscriterium prijs-kwaliteit) plaats door een beoordelingscommissie, waarvoor iedere deelnemende instelling een lid levert.
Naast de raamovereenkomst zal elk van de deelnemende instellingen afzonderlijk een verwerkersovereenkomst met de gecontracteerde leverancier afsluiten.
Dit alles brengt met zich dat na gunning van de opdracht voor zowel de RUG als de afzonderlijke deelnemende instellingen rechten en plichten zullen ontstaan.
4.3.        Bij die stand van zaken acht de voorzieningenrechter de rechtsverhouding tussen de RUG en de andere deelnemende instellingen, zowel onderling als in relatie tot de inschrijvers, processueel ondeelbaar, in die zin dat het rechtens noodzakelijk is dat de beslissing ten aanzien van alle aanbesteders gezamenlijk in dezelfde zin luidt.
4.4.        Staples heeft echter slechts de RUG als gedaagde opgeroepen in het onderhavige kort geding. Volgens vaste jurisprudentie is de consequentie daarvan dat Staples niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vorderingen.
Dat - zoals Staples heeft aangevoerd - in het Aanbestedingsdocument is vermeld dat in geval een inschrijver bezwaar wilde maken, de dagvaarding betekend diende te worden aan de RUG, maakt het vorenstaande niet anders. […]

Is in beginsel vaste jurisprudentie.

Zie daartoe bijvoorbeeld Rechtbank Den Haag 14 november 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:13440, Rechtbank Den Haag 11 februari 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:1907 en Rechtbank Noord-Holland 4 juni 2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:4561.

Uit Rechtbank Den Haag 14 november 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:13440 voornoemd volgt bijvoorbeeld ook:

5.3.        Dat de onderdelen van de Staat niet, zoals [eiseres] terecht stelt, in de aankondiging van de opdracht zijn vermeld, maakt het voorgaande niet anders. De aankondiging van de opdracht is er immers voor bedoeld om in een beperkt aantal woorden aan potentiële inschrijvers kenbaar te maken dat een bepaalde opdracht zal worden aanbesteed en om hun interesse daarvoor te wekken. De precieze modaliteiten van de aanbestedingsprocedure volgen uit (in dit geval) de UtI en de overige onder 5.2 genoemde aanbestedingsstukken. […]

En uit Rechtbank Den Haag 11 februari 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:1907 voornoemd (eveneens):

5.3.        Dat de Politieacademie niet in de aankondiging van de opdracht is genoemd, maakt het voorgaande niet anders. Vendor kan niet in haar betoog worden gevolgd dat die vaststelling moet leiden tot de conclusie dat de aanbesteding gebrekkig is en daarom moet worden gestaakt. De aankondiging van de opdracht is er immers voor bedoeld om in een beperkt aantal woorden aan potentiële inschrijvers kenbaar te maken dat een bepaalde opdracht zal worden aanbesteed en om hun interesse daarvoor te wekken. De precieze modaliteiten van de aanbestedingsprocedure volgen uit (in dit geval) de Uitnodiging tot Inschrijving, die voor alle inschrijvers beschikbaar is. […]

Maar de kwalificatie en/of uitleg van ‘de aankondiging’ in die vonnissen vind ik niet overtuigend. De interesse voor een bepaalde opdracht wordt naar mijn idee namelijk ook bepaald door de (hoedanigheid van de) aanbestedende dienst (-en).

Hoe dan ook.

Het is, óók in onderhavig verband, goed opletten en lezen voor inschrijvers.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten