Goede trouw, redelijkheid en een concreet uit te voeren
belangenafweging.
Voor hen die in het kader van een aanbestedingsprocedure gebruik maken
van een ‘praktijktest’ of een ‘proof of concept’ biedt het vonnis Rechtbank
Amsterdam 27 juni 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:5469 interessante overwegingen waarmee
in het voorkomend geval terdege rekening moet worden gehouden:
4.10. De
beoordeling van het geschil spitst zich dus toe op beantwoording van de vraag
of de Stichting op goede gronden aan CED een hersteltijd heeft gegund van
slechts anderhalve werkdag. Deze vraag wordt ontkennend beantwoord op grond van
het volgende.
- i)
Zoals hiervoor in 4.9 is overwogen, geven de bewoordingen waarin paragraaf
3.5.2 is gesteld, mede in aanmerking genomen de overige bepalingen in de
aanbestedingsstukken, geen dwingend uitsluitsel over het antwoord op de vraag
hoe strikt de koppeling tussen de telefoon- en alarmcentrale moet zijn en is de
daaraan door CED gegeven uitleg weliswaar minder juist, maar niet geheel
onverdedigbaar. Aangenomen wordt dan ook dat CED te goeder trouw meende, en
aanvankelijk ook kon menen, dat het door haar ontworpen systeem aan de daaraan
door de Stichting gestelde eisen voldeed.
- ii)
Het onderhavige gebrek van het door CED ontworpen systeem kwam aan het licht in
de fase van het testen van het door haar ontworpen systeem. De opdracht was
haar toen al voorwaardelijk gegund, en daarop voortbouwend had zij inmiddels
een grote hoeveelheid tijd en inspanning gestoken in het ontwerpen van het
systeem, die waardeloos zouden worden als de opdracht alsnog niet aan haar zou
worden gegund. Dit verplichtte de aanbestedende dienst, de Stichting, ertoe bij
het nemen van de definitieve gunningsbeslissing de belangen die voor CED waren
betrokken bij het verhelpen van het alsnog gesignaleerde gebrek in de door haar
ontworpen systeem, niet gemakkelijk of op formele gronden terzijde te schuiven,
maar deze serieus te laten meewegen.
- iii)
Het doel van de tweede praktijk- en systeemtest was om gebreken te herstellen
die in de eerste test aan het licht waren gekomen. Ook al viel het onderhavige
gebrek van het systeem niet letterlijk onder één van de onder paragraaf 7
Testprotocol genoemde criteria, naar de strekking was dit wel het geval.
- iv)
Voor de Stichting was geen specifiek belang gemoeid met herstel van het gebrek
binnen anderhalve werkdag. Het systeem wordt immers pas ingezet op het moment
waarop het contract van Allianz afloopt. Dat moment zou, toen het gebrek in het
systeem aan het licht kwam, pas na enkele maanden aanbreken.
4.11. Onder
deze omstandigheden heeft de Stichting ten onrechte aan CED slechts anderhalve
werkdag gegund om het systeem aan te passen. Zij heeft aangevoerd dat zij CED
niet meer tijd wilde bieden omdat CED, zoals uit haar brief onder 2.13 blijkt,
een zeer ruime termijn leek nodig te hebben om het gebrek aan te passen en
uiteindelijk ook akkoord is gegaan met inschakeling van een auditor. Onder de
gegeven omstandigheden had het echter op haar weg gelegen CED, die dit
standpunt in een eerste reactie had ingenomen, erop te wijzen dat deze termijn
voor haar niet acceptabel was en haar in de gelegenheid moeten stellen deze
houding te herzien. Zij heeft dit laatste echter nagelaten. Daarbij komt dat
CED in de daarop gevolgde discussie tussen partijen al snel met het voorstel is
gekomen het onderhavige gebrek te verhelpen binnen een termijn van twee weken.
In de gegeven omstandigheden had de Stichting dit voorstel moeten aanvaarden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten