De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Hugo de Jonge, in de
Kamerbrief d.d. 21 oktober 2020 (kenmerk: 1759628-212449-WJZ) met onderwerp ‘Onderzoeken
inkoop en aanbesteden in het sociaal domein’:
“[…] Het onderzoek ziet op de vraag of de bepalingen in de EU-richtlijn 2014/24 die verplichten tot het aanbesteden van overheidsopdrachten in het sociaal domein, hun doelstellingen bereiken (effectief zijn) en dit doen op een manier die in verhouding staat tot de inspanning die ermee gemoeid is (efficiënt zijn). Dit onderzoek is uitgevoerd in het kader van mijn inspanningen het sociaal domein uit te zonderen van de aanbestedingsrichtlijnen. De conclusie van dit onderzoek is dat de regels die van toepassing zijn op overheidsopdrachten in het sociaal domein efficiënt noch effectief zijn. […]”
Uit het Nederlands addendum van het onderzoek (‘Abstract’):
“[…] Het feit dat er geen grensoverschrijdendheid is in het sociaal domein terwijl aanbestedende diensten en zorgaanbieders aanzienlijke uitvoeringslasten ervaren, leidt tot onevenredigheid. Daarom kan worden geconcludeerd dat de regels die van toepassing zijn op overheidsopdrachten in het sociaal domein niet efficiënt noch effectief zijn. [….]”
Voornoemde conclusie is blijkbaar, zie de Management samenvatting,
gebaseerd op onder meer:
“[…] De bepalingen voor aanbestedingen in het sociaal domein zijn opgenomen in de Europese aanbestedingsrichtlijn (Richtlijn 2014/24/EU2; hierna "de richtlijn"). Deze is inwerking getreden in 2014, met een uiterlijke termijn voor implementatie per lidstaat in 2016, wat effectief dus de termijn was voor aanbestedende diensten en zorgaanbieders. De richtlijn is gebaseerd op het beginsel van eerlijke toegang tot openbare aanbestedingen voor alle bedrijven binnen de Europese Unie (EU). […]”
De betreffende aanname (volgens pagina 8 van het rapport: “The rationale of this Directive is fair access to public procurement for all companies within the European Union (EU).”) lijkt me niet correct. Althans, erg kort door de bocht om vergaande conclusies aan op te (kunnen) hangen. Zie ook hierna.
Daarbij kan ik qua ‘effectiviteit’ tot een andere conclusie komen.
Daarvoor is bijvoorbeeld relevant HvJEU 4 juni 2020 in zaak C-3/19
(Asmel):
“54 […] met het oog op het waarborgen van de doelstellingen van deze richtlijn, die erin bestaan zowel het risico tegen te gaan dat de aanbestedende diensten bij het plaatsen van opdrachten de voorkeur geven aan nationale inschrijvers of gegadigden, als de mogelijkheid uit te sluiten dat een door de staat, de territoriale lichamen of andere publiekrechtelijke instellingen gefinancierde of gecontroleerde entiteit zich laat leiden door andere dan economische overwegingen (zie in die zin arrest van 5 oktober 2017, LitSpecMet, C-567/15, EU:C:2017:736, punt 31 en aldaar aangehaalde rechtspraak) […].”
En Overweging 1 van Richtlijn 2014/24/EU:
“Wanneer door of namens overheden van de lidstaten overheidsopdrachten worden gegund, moeten de beginselen van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) worden geëerbiedigd, met name het vrije verkeer van goederen, de vrijheid van vestiging en de vrijheid van dienstverlening, alsmede de daarvan afgeleide beginselen, zoals gelijke behandeling, niet-discriminatie, wederzijdse erkenning, evenredigheid en transparantie. Voor overheidsopdrachten met een waarde boven een bepaald drempelbedrag moeten echter bepalingen worden opgesteld die nationale procedures voor aanbestedingen coördineren om te waarborgen dat deze beginselen in de praktijk worden geëerbiedigd en dat overheidsopdrachten worden opengesteld voor mededinging.”
Bij elke (daadwerkelijke) ‘aankondiging’ als bedoeld in, het voor ‘SAS-diensten’ relevante, artikel 75 lid 1 sub a Richtlijn 2014/24/EU wordt de betreffende overheidsopdracht ‘opengesteld voor mededinging’, en wordt het risico tegen gegaan, ‘dat de aanbestedende diensten bij het plaatsen van opdrachten de voorkeur geven aan nationale inschrijvers of gegadigden’.
In welk verband bij elke ‘aankondiging’ de doelstellingen van de EU aanbestedingsregels worden bereikt, en artikel 75 lid 1 sub a Richtlijn 2014/24/EU, als een van ‘de regels die van toepassing zijn op overheidsopdrachten in het sociaal domein’, in tegenstelling tot de conclusie van het onderzoek, wel effectief is.
Afhankelijk van hoe je (nut, noodzaak, belang van) de interne (EU) markt waardeert, kun je vervolgens (zelfs) ook iets vinden van de efficiency van ‘de regels die van toepassing zijn op overheidsopdrachten in het sociaal domein’. Denk in onderhavig verband bijvoorbeeld aan een relatief eenvoudig, weinig inspanningen, op te maken elektronische ‘aankondiging’.
Ik ben (dus) niet overtuigd van de conclusie van het onderzoek.
Ik denk verder ook, dat opportunistische framing tot ondermijning van de (democratisch gekozen) EU leidt.
Dat voelt bij mij niet goed.
Lees ook:
https://keesvandewater.blogspot.com/2018/07/brief-van-de-minister.html
en
https://keesvandewater.blogspot.com/2018/06/openstelling.html
en
https://keesvandewater.blogspot.com/2018/07/mededinging.html
Geen opmerkingen:
Een reactie posten