vrijdag 29 juni 2018

‘Openstelling’


Kijkt men bijvoorbeeld naar r.o. 29 van HvJEU 1 maart 2018 in zaak C-9/17 (Tirkkonen):

Er zij evenwel aan herinnerd dat het doel van richtlijn 2004/18 erin was gelegen het risico uit te sluiten dat de aanbestedende diensten bij het plaatsen van welke opdracht ook, de voorkeur geven aan nationale inschrijvers of gegadigden. […]

Naar r.o. 22 van HvJEU 8 mei 2014 in zaak C-15/13 (Datenlotsen Informationssysteme GmbH):

Overeenkomstig de rechtspraak van het Hof is het hoofddoel van de Unierechtelijke regels inzake overheidsopdrachten de openstelling voor onvervalste mededinging in alle lidstaten op het gebied van de uitvoering van werken, de levering van producten en de verrichting van diensten, hetgeen impliceert dat elke aanbestedende dienst de relevante Unierechtelijke regels moet toepassen wanneer is voldaan aan de daarin gestelde voorwaarden (zie in die zin arrest Stadt Halle en RPL Lochau, C-26/03, EU:C:2005:5, punt 44).

Naar HvJEG 13 december 2007 in zaak C-337/06 (Bayerischer Rundfunk e.a.):

38          Het Hof heeft geoordeeld dat de coördinatie op gemeenschapsrechtelijk niveau van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten ertoe strekt belemmeringen voor het vrije verkeer van diensten en goederen op te heffen en dus de belangen te beschermen van in een lidstaat gevestigde marktdeelnemers die goederen of diensten aan in een andere lidstaat gevestigde aanbestedende diensten wensen aan te bieden (reeds aangehaalde arresten University of Cambridge, punt 16, en Commissie/Frankrijk, punt 41).

39          Meer in het bijzonder met betrekking tot overheidsopdrachten voor dienstverlening heeft het Hof de nadruk gelegd op ditzelfde hoofddoel, te weten het vrije verkeer van diensten en de openstelling voor een onvervalste en zo groot mogelijke mededinging in de lidstaten (zie in die zin arrest van 11 januari 2005, Stadt Halle en RPL Lochau, C-26/03, Jurispr. blz. I-1, punten 44 en 47).

En naar Overweging 1 van Richtlijn 2014/24/EU:

Wanneer door of namens overheden van de lidstaten overheidsopdrachten worden gegund, moeten de beginselen van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) worden geëerbiedigd, met name het vrije verkeer van goederen, de vrijheid van vestiging en de vrijheid van dienstverlening, alsmede de daarvan afgeleide beginselen, zoals gelijke behandeling, niet-discriminatie, wederzijdse erkenning, evenredigheid en transparantie. Voor overheidsopdrachten met een waarde boven een bepaald drempelbedrag moeten echter bepalingen worden opgesteld die nationale procedures voor aanbestedingen coördineren om te waarborgen dat deze beginselen in de praktijk worden geëerbiedigd en dat overheidsopdrachten worden opengesteld voor mededinging.

Dan ziet men onder meer, dat het in het Europese aanbestedingsrecht primair niet gaat om ‘mededinging’. Het gaat immers om ‘de openstelling van overheidsopdrachten voor mededinging’ (om het risico uit te sluiten dat de aanbestedende diensten bij het plaatsen van welke opdracht ook, de voorkeur geven aan nationale inschrijvers of gegadigden). Dus om ‘openstelling’ in plaats van ‘mededinging’.

Het is trouwens ook ondenkbaar (te veronderstellen), dat de betreffende ‘coördinatie- en procedurebepalingen’ iets inhoudelijks aan ‘mededinging’ zouden (kunnen) doen. Daar zijn namelijk bijvoorbeeld ook inschrijvers voor nodig.

De EU-wetgever kon/kan in onderhavig verband dus hoogstens verplichten, dat aanbestedende diensten (bepaalde) overheidsopdrachten vanaf een bepaalde waarde vooraf bekend maken (‘Europees aankondigen’), in de hoop en verwachting dat vervolgens in de aanbestedingsprocedure (een vrije en onvervalste) mededinging zal ontstaan/plaatsvinden.

Het Europese aanbestedingsrecht gaat daarmee ook niet om/over ‘verdelen van schaarste door mededinging’, maar dus om de ‘de openstelling van overheidsopdrachten voor mededinging’ (let ook op het niet correcte ‘door (mededinging)’ met het correcte ‘voor (mededinging)’). Het Europese aanbestedingsrecht gaat dus ook niet over ‘schaarste’ en ‘verdelen’.

De in de praktijk voorkomende ideeën omtrent ‘gelijke kansen voor ondernemers’, ‘gelijke kansen voor iedereen’, ‘vrije kansen’ en ‘volledige mededinging’ komen zeer waarschijnlijk voort uit eigen individuele ideeën en interpretaties omtrent, en mede daaruit voortvloeiende ‘verbasteringen’ en ‘samenraapsels’ van, het ‘gelijkheidsbeginsel’, het ‘transparantiebeginsel’ en de jurisprudentie die melding maakt van ‘het vrije verkeer van diensten en de openstelling voor een onvervalste en zo groot mogelijke mededinging in de lidstaten’.

Het Europese aanbestedingsrecht ondersteunt zulke ideeën (dus) niet.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten