Kijkt men bijvoorbeeld naar r.o. 29 van HvJEU 1 maart 2018 in zaak
C-9/17 (Tirkkonen):
Er zij evenwel aan herinnerd dat het doel van
richtlijn 2004/18 erin was gelegen het risico uit te sluiten dat de
aanbestedende diensten bij het plaatsen van welke opdracht ook, de voorkeur
geven aan nationale inschrijvers of gegadigden. […]
Naar r.o. 22 van HvJEU 8 mei 2014 in zaak C-15/13 (Datenlotsen
Informationssysteme GmbH):
Overeenkomstig de rechtspraak van het Hof is het
hoofddoel van de Unierechtelijke regels inzake overheidsopdrachten de
openstelling voor onvervalste mededinging in alle lidstaten op het gebied van
de uitvoering van werken, de levering van producten en de verrichting van
diensten, hetgeen impliceert dat elke aanbestedende dienst de relevante
Unierechtelijke regels moet toepassen wanneer is voldaan aan de daarin gestelde
voorwaarden (zie in die zin arrest Stadt Halle en RPL Lochau, C-26/03,
EU:C:2005:5, punt 44).
Naar HvJEG 13 december 2007 in zaak C-337/06 (Bayerischer Rundfunk
e.a.):
38 Het
Hof heeft geoordeeld dat de coördinatie op gemeenschapsrechtelijk niveau van de
procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten ertoe strekt belemmeringen
voor het vrije verkeer van diensten en goederen op te heffen en dus de belangen
te beschermen van in een lidstaat gevestigde marktdeelnemers die goederen of
diensten aan in een andere lidstaat gevestigde aanbestedende diensten wensen
aan te bieden (reeds aangehaalde arresten University of Cambridge, punt 16, en
Commissie/Frankrijk, punt 41).
39 Meer
in het bijzonder met betrekking tot overheidsopdrachten voor dienstverlening
heeft het Hof de nadruk gelegd op ditzelfde hoofddoel, te weten het vrije
verkeer van diensten en de openstelling voor een onvervalste en zo groot
mogelijke mededinging in de lidstaten (zie in die zin arrest van 11 januari
2005, Stadt Halle en RPL Lochau, C-26/03, Jurispr. blz. I-1, punten 44 en 47).
En naar Overweging 1 van Richtlijn 2014/24/EU:
Wanneer door of namens overheden van de lidstaten
overheidsopdrachten worden gegund, moeten de beginselen van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) worden geëerbiedigd, met
name het vrije verkeer van goederen, de vrijheid van vestiging en de vrijheid
van dienstverlening, alsmede de daarvan afgeleide beginselen, zoals gelijke
behandeling, niet-discriminatie, wederzijdse erkenning, evenredigheid en
transparantie. Voor overheidsopdrachten met een waarde boven een bepaald
drempelbedrag moeten echter bepalingen worden opgesteld die nationale procedures
voor aanbestedingen coördineren om te waarborgen dat deze beginselen in de
praktijk worden geëerbiedigd en dat overheidsopdrachten worden opengesteld voor
mededinging.
Dan ziet men onder meer, dat het in het Europese aanbestedingsrecht
primair niet gaat om ‘mededinging’. Het gaat immers om ‘de openstelling van overheidsopdrachten voor mededinging’ (om het
risico uit te sluiten dat de aanbestedende diensten bij het plaatsen van welke
opdracht ook, de voorkeur geven aan nationale inschrijvers of gegadigden). Dus om
‘openstelling’ in plaats van ‘mededinging’.
Het is trouwens ook ondenkbaar (te veronderstellen), dat de betreffende
‘coördinatie- en procedurebepalingen’ iets inhoudelijks aan ‘mededinging’
zouden (kunnen) doen. Daar zijn namelijk bijvoorbeeld ook inschrijvers voor
nodig.
De EU-wetgever kon/kan in onderhavig verband dus hoogstens verplichten,
dat aanbestedende diensten (bepaalde) overheidsopdrachten vanaf een bepaalde
waarde vooraf bekend maken (‘Europees aankondigen’), in de hoop en verwachting dat vervolgens
in de aanbestedingsprocedure (een vrije en onvervalste) mededinging zal
ontstaan/plaatsvinden.
Het Europese aanbestedingsrecht gaat daarmee ook niet om/over ‘verdelen
van schaarste door mededinging’, maar dus om de ‘de openstelling van
overheidsopdrachten voor mededinging’ (let ook op het niet correcte ‘door (mededinging)’ met het correcte ‘voor (mededinging)’). Het Europese
aanbestedingsrecht gaat dus ook niet over ‘schaarste’ en ‘verdelen’.
De in de praktijk voorkomende ideeën omtrent ‘gelijke kansen voor
ondernemers’, ‘gelijke kansen voor iedereen’, ‘vrije kansen’ en ‘volledige
mededinging’ komen zeer waarschijnlijk voort uit eigen individuele ideeën en
interpretaties omtrent, en mede daaruit voortvloeiende ‘verbasteringen’ en
‘samenraapsels’ van, het ‘gelijkheidsbeginsel’, het ‘transparantiebeginsel’ en de
jurisprudentie die melding maakt van ‘het vrije verkeer van diensten en de
openstelling voor een onvervalste en zo groot mogelijke mededinging in de
lidstaten’.
Het Europese aanbestedingsrecht ondersteunt zulke ideeën (dus) niet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten