Het arrest HvJEU 19 december 2018 in zaak C-216/17 (Autorità Garante
della Concorrenza e del Mercato - Antitrust en Coopservice) is onder het
huidige recht bevestigd door HvJEU 17 juni 2021 in zaak C‑23/20 (Simonsen &
Weel):
67 Hieruit
volgt dat de verplichting voor de aanbestedende dienst die oorspronkelijk
partij is bij de raamovereenkomst om in die overeenkomst de maximumhoeveelheid
of -waarde van de daaronder vallende diensten te specificeren, uitvoering geeft
aan het verbod van oneigenlijk gebruik van raamovereenkomsten en van gebruik
ervan om de mededinging te hinderen, te beperken of te vervalsen (zie in die
zin arrest van 19 december 2018, Autorità Garante della Concorrenza e del
Mercato - Antitrust en Coopservice, C‑216/17, EU:C:2018:1034, punt 69).
68 Uit
het voorgaande volgt dat de aanbestedende dienst die oorspronkelijk partij is
bij de raamovereenkomst zich slechts tot een bepaalde maximumhoeveelheid en/of
-waarde kan verbinden, zowel voor eigen rekening als voor rekening van de
potentiële aanbestedende diensten die duidelijk in die overeenkomst zijn
aangewezen, en dat, zodra die hoeveelheid is bereikt, die overeenkomst geen effect
meer sorteert (zie naar analogie arrest van 19 december 2018, Autorità Garante
della Concorrenza e del Mercato - Antitrust en Coopservice, C‑216/17,
EU:C:2018:1034, punt 61).
69 Daarbij
dienen evenwel twee aanvullende bemerkingen te worden gemaakt.
70 In de
eerste plaats zijn niet-wezenlijke wijzigingen van de raamovereenkomst
overeenkomstig artikel 33, lid 2, derde alinea, en artikel 72 van richtlijn
2014/24 toegestaan, met dien verstande dat een wezenlijke wijziging in beginsel
wilsovereenstemming impliceert, zodat de instemming van de opdrachtnemer
vereist is.
71 In de
tweede plaats kan de maximumhoeveelheid of -waarde van de krachtens een
raamovereenkomst te verrichten leveringen zonder onderscheid in zowel de
aankondiging van de opdracht als het bestek worden vermeld, aangezien de
aanbestedende diensten met betrekking tot een raamovereenkomst op grond van
artikel 53, lid 1, van richtlijn 2014/24 verplicht zijn om vanaf de datum van
bekendmaking van een aankondiging overeenkomstig artikel 51 van deze richtlijn
kosteloze, rechtstreekse en volledige toegang tot de aanbestedingsdocumenten te
bieden met elektronische middelen.
72 De
naleving van die voorwaarden kan aldus waarborgen dat de in artikel 18, lid 1,
van richtlijn 2014/24 neergelegde beginselen van transparantie en gelijke
behandeling worden geëerbiedigd.
73 Deze
beginselen zouden daarentegen niet in acht worden genomen wanneer een
ondernemer die toegang wenst te verkrijgen tot voornoemd bestek teneinde na te
gaan of hij al dan niet dienstig kan inschrijven, verplicht zou zijn om zijn
belangstelling vooraf kenbaar te maken aan de aanbestedende dienst.
74 Derhalve moet op de eerste vraag, onder a), en de tweede vraag, onder a), worden geantwoord dat artikel 49 van richtlijn 2014/24, alsmede de punten 7 en 8 en punt 10, onder a), van deel C van bijlage V bij deze richtlijn, gelezen in samenhang met artikel 33 van die richtlijn en de in artikel 18, lid 1, ervan neergelegde de beginselen van gelijke behandeling en transparantie, aldus moeten worden uitgelegd dat de aankondiging van de opdracht de geraamde hoeveelheid en/of waarde en een maximumhoeveelheid en/of -waarde moet vermelden voor de leveringen die moeten worden verricht krachtens een raamovereenkomst, en dat deze raamovereenkomst bij het bereiken van die maximumhoeveelheid en/of ‑waarde geen effect meer sorteert.
Gelet op r.o. 71 voornoemd gaat het Hof blijkbaar ook (terecht) met de (digitale) tijd mee.
Verder worden de twee andere vragen als volgt door het Hof beantwoord:
2) Artikel
49 van richtlijn 2014/24, alsmede punt 7 en punt 10, onder a), van deel C van
bijlage V bij deze richtlijn, gelezen in samenhang met artikel 33 van die
richtlijn en de in artikel 18, lid 1, ervan neergelegde beginselen van gelijke
behandeling en transparantie, moeten aldus worden uitgelegd dat de geraamde
hoeveelheid en/of waarde alsmede de maximumhoeveelheid of ‑waarde van de
krachtens de raamovereenkomst te verrichten leveringen in hun geheel dienen te
worden vermeld in de aankondiging van de opdracht en dat de aanbestedende dienst
in die aankondiging naar eigen goeddunken aanvullende eisen kan stellen.
3) Artikel 2 quinquies, lid 1, onder a), van richtlijn 89/665/EEG van de Raad van 21 december 1989 houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken, zoals gewijzigd bij richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014, moet aldus worden uitgelegd dat het niet van toepassing is ingeval een aankondiging van een opdracht is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, ook al blijkt de geraamde hoeveelheid en/of waarde van de krachtens de voorgenomen raamovereenkomst te verrichten leveringen enerzijds niet uit deze aankondiging van een opdracht, maar uit het bestek, en wordt anderzijds noch in deze aankondiging van een opdracht, noch in dit bestek een maximumhoeveelheid en/of -waarde vermeld voor de krachtens deze raamovereenkomst te verrichten leveringen.
Lees ook:
https://keesvandewater.blogspot.com/2018/12/zaak-c-21617-in-voorkomend-geval.html
Geen opmerkingen:
Een reactie posten