Artikel 63 lid 1 Richtlijn 2014/24/EU luidt gedeeltelijk als volgt:
“[…] De aanbestedende dienst gaat overeenkomstig de artikelen 59, 60 en 61 na of de entiteiten op wier draagkracht de ondernemer zich wil beroepen, aan de selectiecriteria voldoen of dat er redenen zijn voor uitsluiting volgens artikel 57. De aanbestedende dienst eist dat de ondernemer een entiteit die niet voldoet aan een betrokken selectiecriterium, of waartegen dwingende gronden tot uitsluiting bestaan, vervangt. De aanbestedende dienst kan eisen, of kan door de lidstaat worden opgelegd te eisen dat de ondernemer een entiteit waarbij er niet-verplichte uitsluitingsgronden aanwezig zijn, vervangt. […]”
En de daarmee verband houdende artikelleden 5 en 6 van artikel 2.92
Aanbestedingswet 2012 (zie daartoe ook artikel 2.94 lid 5):
5. De
aanbestedende dienst draagt er zorg voor dat de ondernemer een natuurlijke
persoon of een rechtspersoon op wie een uitsluitingsgrond als bedoeld in
artikel 2.86 van toepassing is of die niet voldoet aan een geschiktheidseis als
bedoeld in het vierde lid, vervangt.
6. De aanbestedende dienst kan verlangen dat de ondernemer een natuurlijke persoon of een rechtspersoon op wie een uitsluitingsgrond als bedoeld in artikel 2.87 van toepassing is, vervangt.
Het arrest HvJEU 3 juni 2021 in zaak C-210/20 (Rad Service e.a.):
43 De
verplichting voor de aanbestedende dienst om het beginsel van gelijke
behandeling van de inschrijvers te eerbiedigen, dat tot doel heeft de
ontwikkeling van een gezonde en daadwerkelijke mededinging tussen de aan een
overheidsopdracht deelnemende ondernemingen te bevorderen en dat de essentie
zelf vormt van de Uniebepalingen betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten,
betekent immers met name dat de inschrijvers zich in een gelijke positie moeten
bevinden, zowel in de fase waarin zij hun offerten voorbereiden als bij de
beoordeling ervan door de aanbestedende dienst. Het beginsel van gelijke
behandeling en de transparantieverplichting verzetten zich dan ook tegen elke
onderhandeling tussen de aanbestedende dienst en een inschrijver in het kader
van een procedure voor het plaatsen van een overheidsopdracht, hetgeen betekent
dat een inschrijving na de indiening ervan in beginsel niet mag worden
aangepast op initiatief van de aanbestedende dienst of van de inschrijver (zie
in die zin arrest van 11 mei 2017, Archus en Gama, C‑131/16, EU:C:2017:358,
punten 25 en 27 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
44 Derhalve mag, net als bij een verzoek om een inschrijving toe te lichten, een verzoek van een aanbestedende dienst om een entiteit op de draagkracht waarvan een inschrijver een beroep wil doen, te vervangen, er niet toe leiden dat de inschrijver in werkelijkheid een nieuwe inschrijving indient doordat de oorspronkelijke inschrijving wezenlijk wordt gewijzigd (zie in die zin arresten van 29 maart 2012, SAG ELV Slovensko e.a., C‑599/10, EU:C:2012:191, punt 40; 7 april 2016, Partner Apelski Dariusz, C‑324/14, EU:C:2016:214, punt 64, en 11 mei 2017, Archus en Gama, C‑131/16, EU:C:2017:358, punten 31 en 37).
Maakt, denk ik, artikel 63 lid 1 Richtlijn 2014/24/EU gedeeltelijk voornoemd en de artikelen 2.92 leden 5 en 6 en 2.94 lid 5 Aanbestedingswet 2012, praktisch en feitelijk, zinledig. De vervanging van een onderaannemer op wiens draagkracht een beroep wordt gedaan na aanbestedingsdatum en -tijdstip, betreft, denk ik, altijd een nieuwe inschrijving.
Lees in onderhavig verband (immers) ook deze Blog:
https://keesvandewater.blogspot.com/2017/09/de-vervanging-van-een-combinant.html
Geen opmerkingen:
Een reactie posten