Een inschrijver met een geldige inschrijving met de ‘beste prijs-kwaliteitverhouding’ volgens de in de aanbestedingsprocedure geldende gunningscriteria krijgt niet gegund in Rechtbank Oost-Brabant 25 juni 2021, ECLI:NL:RBOBR:2021:3135:
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOBR:2021:3135
2.5. In
paragraaf 3.4 van het aanbestedingsdocument is uiteengezet dat ter bepaling van
de beste prijs-kwaliteitsverhouding gebruik wordt gemaakt van de Utility index,
waarbij kwaliteit gedeeld wordt door prijs. Bij de toepassing van deze Utility
index wordt de score op kwaliteit gerelateerd aan de inschrijver met de beste
kwaliteitsscore (in totaal maximaal 100 punten te behalen voor het criterium
kwaliteit), en de score op prijs wordt gerelateerd aan de prijs van de
inschrijver met de laagste prijs. De factoren prijs en kwaliteit wegen
respectievelijk 40% en 60% mee in de Utility index. De factor prijs bestaat uit
twee onderdelen, te weten een starttarief per rit (een vast tarief, verwezen
wordt naar paragraaf 2.16 van de aanbestedingsstukken), en een tarief per
beladen uur, dat de inschrijver moet offreren. In dit laatste tarief dienen de
kosten voor het uitvoeren van de werkzaamheden zoals overhead,
uitvoeringskosten en reiskosten te worden meengenomen. De factor kwaliteit is
onderverdeeld in twee subgunningscriteria, te weten duurzaamheid, en het
vervoersplan. Per subgunningscriterium wordt een score tussen de 0 en 4
toegekend (paragraaf 3.4.1). Bij het subgunningscriterium duurzaamheid is
toegelicht dat de inschrijver met een elektrisch voertuig de hoogste waardering
krijgt en die met een diesel- voertuig de laagste.
[…]
4.4. De
inschrijving van [eiseres] stijgt met een inschrijfprijs van € 776.660,- 33,9%
boven het door de gemeente beschikbaar gestelde budget uit. Ook als rekening
gehouden wordt met de door de gemeente gehanteerde bandbreedte van 15% is er
nog altijd sprake van een overschrijding met 16,4%. Nu het budget is gebaseerd
op de voor 2021 vastgestelde begroting, die, zoals hierboven vastgesteld,
voorafgaand aan de aanbestedingsprocedure tot stand is gekomen op basis van
ervaringen en uitgaven in verband met leerlingenvervoer in het verleden en
waarbij rekening is gehouden met de kwaliteitseisen die in het kader van deze
aanbesteding voor 2021 en volgende jaren gesteld worden, geldt het budget als
een zorgvuldige raming die als uitgangspunt kan dienen voor de vraag of [eiseres]
heeft ingeschreven met een onaanvaardbare prijs. Dat de raming zorgvuldig en
realistisch is en dat het mogelijk was om binnen dat kader een aanbieding te
doen, wordt bevestigd door het feit dat zeven van de tien inschrijvingen met
inachtneming van de uitvoeringsvoorwaarden en de gunningscriteria hebben
ingeschreven tegen tarieven die blijven onder het budget vermeerderd met de
door de gemeente gehanteerde bandbreedte van 15%. Het feit dat de gemeente de
inschrijving van [eiseres] met een overschrijding van het budget met 33,9% (en
een overschrijding van de boven het budget aangehouden bandbreedte met 16,4%)
als onaanvaardbaar hoog heeft aangemerkt komt de voorzieningenrechter dan ook
niet onredelijk voor.
4.5. De
vraag rijst vervolgens of de gemeente bevoegd was de onaanvaardbare
inschrijving van [eiseres] uit te sluiten. De gemeente heeft in dit kader
aansluiting gezocht bij artikel 2.28 lid 1 sub b jo lid 4 Aw 2012 op grond
waarvan de aanbestedende dienst de concurrentiegerichte dialoog kan toepassen
wanneer in het kader van een openbare of niet-openbare procedure uitsluitend
onregelmatige of onaanvaardbare inschrijvingen zijn ingediend. In artikel 2.28
lid 4 sub b Aw 2012 is bepaald dat in ieder geval inschrijvingen waarvan de
prijs het door de aanbestedende dienst begrote bedrag, vastgesteld en
gedocumenteerd vóór de aanvang van de aanbestedingsprocedure, overschrijdt,
onaanvaardbaar zijn. In dit geval waren niet alle inschrijvingen onregelmatig
of onaanvaardbaar. Voor het staken van de aanbestedingsprocedure met toepassing
van artikel 2.28 Aw 2012 was dan ook geen grondslag. Van de gemeente kan echter
niet gevergd worden dat zij de opdracht gunt aan de inschrijver die wellicht op
basis van de toegepaste gunningssystematiek met de beste prijs-kwaliteitverhouding
uit de bus is gekomen, maar van wie vast staat dat de inschrijfprijs ruim 33%
boven het vastgestelde budget uitstijgt. De gemeente heeft daarom naar het
oordeel van de voorzieningenrechter terecht aanleiding gezien de inschrijving
van [eiseres] uit te sluiten. Dat in de aanbestedingsstukken geen
budget/plafondprijs is opgenomen doet niet af aan de bevoegdheid van de
gemeente om een inschrijving als onaanvaardbaar hoog uit te sluiten. In dit
geval was er voor aanvang van de aanbestedingsprocedure een bedrag voor de
aanbestede opdracht begroot in de door de gemeenteraad vastgestelde begroting,
waarvan de inschrijvers, indien gewenst, kennis hebben kunnen nemen en in de
aanbestedingsstukken is onder meer als doel geformuleerd dat het leerlingenvervoer
moest plaats vinden ‘tegen acceptabele kosten voor de opdrachtgever’. Alle
inschrijvers hadden bij aanvang van de aanbestedingsprocedure dus beschikking
over dezelfde informatie voor wat betreft de begroting voor het
leerlingenvervoer en de wensen van de gemeente ten aanzien van de door de
inschrijvers te berekenen kostprijs. De gemeente heeft dan ook terecht besloten
de onaanvaardbaar hoge inschrijvingen (waaronder die van [eiseres] ) terzijde
te leggen en te gunnen aan de eerstvolgende regelmatige en aanvaardbare
inschrijving met de beste prijs-kwaliteitsverhouding.
Gemengde gevoelens.
Aan de verhouding (weging) ‘40% - 60%’ wordt (zo) niet vastgehouden.
Waarom niet meer geld (budget) regelen?
Wat zou de echte aanbestedingsrechtelijke raming in de zin van artikel 2.15 leden 1 en 2 Aanbestedingswet 2012 zijn (geweest)?
Alsof ‘kwaliteit’ geen geld kost.
Of Sinterklaas bestaat…….
Geen opmerkingen:
Een reactie posten