Het arrest HvJEU 7 september 2021 in zaak C-927/19 (Klaipėdos regiono atliekų tvarkymo centras) is niet alleen een voor de praktijk belangrijk arrest vanwege de uitleg van artikel 21 Richtlijn 2014/24/EU (en dus ook artikel 2.57 Aanbestedingswet 2012) en het arrest HvJEG 14 februari 2008 in zaak C-450/06 (Varec SA / Belgische staat) in relatie tot het motiveringsbeginsel c.q. de motiveringsverplichting van de aanbestedende dienst (zie hier), maar ook, omdat met de navolgende rechtsoverwegingen:
80 Wanneer
een ondernemer een beroep doet op de economische en financiële draagkracht van
een combinatie van ondernemingen waaraan hij heeft deelgenomen, moet deze
draagkracht namelijk worden beoordeeld aan de hand van de concrete deelneming
van deze ondernemer en dus van zijn daadwerkelijke bijdrage aan de uitoefening
van in het kader van een bepaalde overheidsopdracht van die combinatie vereiste
werkzaamheden (zie naar analogie arrest van 4 mei 2017, Esaprojekt (C‑387/14,
EU:C:2017:338, punt 62).
81 In de
context van artikel 58, lid 3, van richtlijn 2014/24 moet in het geval van punt
78 van het onderhavige arrest dus de omzet waarop de betreffende ondernemer
zich uit hoofde van die bepaling kan beroepen, worden beperkt tot de omzet uit
zijn daadwerkelijke bijdrage aan de van een combinatie vereiste werkzaamheden
in het kader van een eerdere overheidsopdracht.
82 Op de
tweede vraag moet dus worden geantwoord dat de gecombineerde bepalingen van
artikel 58, lid 3, en artikel 60, lid 3, van richtlijn 2014/24 aldus moeten
worden uitgelegd dat, indien de aanbestedende dienst vereist dat de ondernemers
een bepaalde minimumomzet hebben behaald op het gebied waarop de
overheidsopdracht in kwestie betrekking heeft, een ondernemer zich om zijn
economische en financiële draagkracht aan te tonen niet kan beroepen op de
inkomsten van een tijdelijke combinatie van ondernemingen waartoe hij heeft
behoord, tenzij hij in het kader van een bepaalde overheidsopdracht
daadwerkelijk heeft bijgedragen aan de uitvoering van werkzaamheden van die
combinatie die vergelijkbaar zijn met de werkzaamheden in het kader van de
overheidsopdracht waarvoor de betreffende ondernemer zijn economische en
financiële draagkracht wil aantonen.
Het arrest HvJEU 4 mei 2017 in zaak C-387/14 (Esaprojekt) is bevestigd:
60 Overeenkomstig
de in punt 47 van dit arrest in herinnering gebrachte rechtspraak heeft een
ondernemer krachtens artikel 48, lid 3, van die richtlijn het recht om voor een
welbepaalde opdracht een beroep te doen op de draagkracht van een andere
entiteit, zoals een combinatie van ondernemingen waaraan hij heeft deelgenomen,
mits ten overstaan van de aanbestedende dienst wordt aangetoond dat die
ondernemer werkelijk kan beschikken over de voor de uitvoering van die opdracht
noodzakelijke middelen van die entiteit.
61 In
deze context vormt de door een ondernemer verworven ervaring een bijzonder
belangrijk criterium voor de kwalitatieve selectie van deze ondernemer,
aangezien de aanbestedende dienst overeenkomstig artikel 44, lid 1, van
richtlijn 2004/18 op basis daarvan de geschiktheid van de gegadigden of de
inschrijvers om een bepaalde overheidsopdracht uit te voeren kan nagaan.
62 Wanneer
een ondernemer een beroep doet op de ervaring van een combinatie van
ondernemingen waaraan hij heeft deelgenomen, moet deze bijgevolg worden
beoordeeld aan de hand van de concrete deelneming van deze ondernemer en dus
van zijn daadwerkelijke bijdrage aan de uitoefening van een in het kader van
een bepaalde overheidsopdracht van die combinatie vereiste activiteit.
63 Zoals
de Poolse regering in haar schriftelijke opmerkingen terecht heeft opgemerkt,
verwerft een ondernemer immers daadwerkelijk ervaring, niet louter door lid te
zijn van een combinatie van ondernemingen, ongeacht zijn bijdrage daaraan, maar
alleen door rechtstreeks deel te nemen aan de uitvoering minstens van een
perceel van de opdracht, waarvan die combinatie de totale uitvoering verzekert.
64 Daaruit
volgt dat een ondernemer voor de door de aanbestedende dienst vereiste ervaring
geen beroep mag doen op de door de andere leden van een combinatie van
ondernemingen verrichte prestatie waaraan hij niet daadwerkelijk en concreet
heeft deelgenomen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten