Een, gelet op de ratio van de AMvB Reële prijs Wmo 2015, niet
onverwacht, noch schokkend, oordeel in Hoge Raad 8 oktober 2021,
ECLI:NL:HR:2021:1452:
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2021:1452
3.1.3 Zoals
blijkt uit de nota van toelichting bij de AMvB Reële prijs Wmo 2015, geciteerd
in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.10, is de aanleiding voor deze
regeling het tegengaan van een zodanige daling van de tarieven voor
huishoudelijke verzorging of hulp dat de kwaliteit en continuïteit van die zorg
en hulp in het gedrang komen. Dat belang geldt zowel bij inkoop door gemeenten
via een aanbestedingsprocedure als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012, waarbij
de opdracht wordt gegund op grond van de economisch meest voordelige
inschrijving (art. 2.6.4 lid 2 Wmo 2015), als bij inkoop via een toelatingsprocedure
als de onderhavige open house-procedure, waarbij wordt gecontracteerd met alle
inschrijvers die aan de gestelde criteria voldoen. Daarom moet worden
aangenomen dat waar in de AMvB Reële prijs Wmo 2015 en de nota van toelichting
de term ‘aanbesteding’ of ‘aanbestedingsprocedure’ wordt gebruikt, daarmee niet
bedoeld is dat de AMvB alleen van toepassing is als een gemeente hulp of zorg
inkoopt via een aanbestedingsprocedure in de zin van de Aanbestedingswet 2012.
De hiervoor in 3.1.1 weergeven klacht faalt daarom.
Onderdeel 2 van het cassatiemiddel was gericht tegen r.o. 5.13 van Hof Arnhem-Leeuwarden 21 januari 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:437:
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2020:437
“Het hof overweegt het volgende. Het doel dat met invoering van de AMvB Reële prijs Wmo in 2017 werd beoogd, was blijkens de Nota van Toelichting dat de gemeente een reële prijs betaalt voor een Wmo-dienst, waarmee de aanbieder kan voldoen aan de gemeentelijke eisen aan de kwaliteit en continuïteit van deze dienst en de aanbieder kan voldoen aan de arbeidsrechtelijke verplichtingen aan de beroepskracht die deze dienst verleent aan de cliënt. Gelet op die doelstelling moet het ervoor worden gehouden dat de werking van de AMvB niet beperkt is tot opdrachten die in het kader van een aanbesteding zijn gegund, temeer niet nu TGVS onweersproken heeft gesteld dat 90% van alle Wmo-opdrachten worden ingekocht via een Open House procedure. Dat er in de artikelen 2.6.4, 2.6.6 en 5.4 van de Wmo wordt gesproken over ‘een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012’ acht het hof in dit verband niet doorslaggevend, omdat deze bepalingen dateren van voordat genoemd arrest van het Europese hof op 1 maart 2018 werd gewezen en er toen veelal nog vanuit werd gegaan dat ook een Open House procedure onder de aanbestedingsregels viel. Dat de VNG zich - in afwijking van de gemeenten - op het standpunt heeft gesteld dat de AMvB ook van toepassing is op een Open House procedure, acht het hof dan ook terecht.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten