Strategisch inschrijven loont (nog) niet direct in Rechtbank Limburg 9
februari 2022, ECLI:NL:RBLIM:2022:1094:
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBLIM:2022:1094
4.11. Tijdens
de mondelinge behandeling is duidelijk geworden dat in ieder geval voor BLM
Wegenbouw al in een vroeg stadium duidelijk was dat de in het bestek vermelde
hoeveelheid veel te laag was om de opgedragen werkzaamheden volledig te kunnen
uitvoeren. Op grond van de oppervlaktes die in bijlage 7 bij het bestek zijn
genoemd, kon volgens BLM Wegenbouw namelijk met een eenvoudige rekensom worden
berekend dat de te verwerken hoeveelheid asfaltbeton vele malen meer zou zijn
dan de hoeveelheid die bij bestekspost 143330 is vermeld. Bovendien was al in
de eerste week van de uitvoering van de werkzaamheden circa twee keer zo veel
asfaltbeton verwerkt als vermeld bij bestekspost 143330.
4.12. Gelet
op de kennelijke onjuistheid in het bestek en het bewustzijn daarvan bij BLM
Wegenbouw , mocht BLM Wegenbouw niet redelijkerwijs verwachten dat zij zonder
meer mocht afrekenen tegen de oorspronkelijke verrekenprijs, wetende dat dit
zou resulteren in forse financiƫle gevolgen voor de Gemeenten. Het had op de
weg gelegen van BLM Wegenbouw om in ieder geval na de eerste week van de
uitvoering in overleg te treden met de Gemeenten over de verdere uitvoering van
bestekspost 143330 en de financiƫle consequenties daarvan voor partijen. Door
dit niet te doen, heeft BLM Wegenbouw de Gemeenten de mogelijkheid ontnomen om
samen met BLM Wegenbouw een gewijzigde verrekenprijs overeen te komen dan wel
om wijzigingen in het bestek aan te brengen (bijvoorbeeld door een deel van de
werkzaamheden te laten vervallen).
[…]
4.14. De
Gemeenten dienen in de toestand te worden gebracht waarin zij zouden hebben
verkeerd als BLM Wegenbouw wel met hen in overleg was getreden. De rechtbank
gaat ervan uit dat de werkzaamheden voor bestekspost 143330 na dat overleg op
enig moment alsnog zouden zijn uitgevoerd door BLM Wegenbouw (als partijen tot
overeenstemming waren gekomen over de gewijzigde prijs) of door een andere
partij (als het overleg niet tot overeenstemming had geleid en de Gemeenten een
deel van de werkzaamheden hadden laten vervallen). Dat betekent dat de
overschrijding van bestekspost 143330 moet worden verrekend tegen marktconforme
eenheidsprijzen zoals die ten tijde van de uitvoering van het werk golden. De
Gemeenten zouden immers ook bij inschakeling van een andere partij een
dergelijke marktconforme prijs hebben moeten betalen.
Het wordt niet letterlijk in het vonnis genoemd, maar het gaat mijns inziens om toepassing van het bepaalde in artikel 6: 248 BW:
1. Een
overeenkomst heeft niet alleen de door partijen overeengekomen rechtsgevolgen,
maar ook die welke, naar de aard van de overeenkomst, uit de wet, de gewoonte
of de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeien.
2. Een
tussen partijen als gevolg van de overeenkomst geldende regel is niet van
toepassing, voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
Een artikel dat naar verwachting de komende (crisis- en oorlogs-) tijd in de praktijk nog wel vaker toepassing zal (moeten) vinden.
Lees ook in dezelfde zaak:
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBLIM:2022:1095
En, deels terzijde, de eerdere Blogs:
https://keesvandewater.blogspot.com/2018/07/contractmanagement-en-getting-what-is.html
en
https://keesvandewater.blogspot.com/2019/03/de-prijs-die-u-moet-betalen.html
Geen opmerkingen:
Een reactie posten