Waar staat, dat geschiktheidseisen verband moeten houden met het
voorwerp van de (overheids-) opdracht?
In artikel 58 lid 1 Richtlijn 2014/24/EU:
“[…] De aanbestedende diensten mogen alleen de
criteria bedoeld in de leden 2, 3 en 4 als voorwaarden voor deelname opleggen
aan ondernemers. De aanbestedende diensten beperken eventuele voorwaarden tot
die welke kunnen garanderen dat een gegadigde of inschrijver over de juridische
en financiële middelen en de technische bekwaamheden en beroepsbekwaamheden
beschikt om de te gunnen opdracht uit te voeren. Alle voorwaarden houden
verband met en staan in verhouding tot het voorwerp van de opdracht. […]”
In artikel 2.90 lid 8 Aanbestedingswet 2012:
“Een aanbestedende dienst stelt bij de voorbereiding
en het tot stand brengen van een overeenkomst uitsluitend eisen aan de
inschrijver en de inschrijving die verband houden met en die in een redelijke
verhouding staan tot het voorwerp van de opdracht.”
En thans ook in HvJEU 31 maart 2022 in zaak C‑195/21 (Smetna palata na Republika Bulgaria):
48 Overeenkomstig
artikel 58, lid 1, tweede alinea, van die richtlijn mag een aanbestedende
dienst alleen de criteria bedoeld in de leden 2, 3 en 4 als voorwaarden voor
deelname opleggen aan ondernemers, die respectievelijk betrekking hebben op de
geschiktheid om de beroepsactiviteit uit te oefenen, de economische en
financiële draagkracht en de technische en beroepsbekwaamheid. Die voorwaarden
moeten voorts beperkt blijven tot die welke kunnen garanderen dat een gegadigde
of inschrijver over de juridische en financiële middelen en de technische
bekwaamheden en beroepsbekwaamheden beschikt om de te gunnen opdracht uit te
voeren. Al deze voorwaarden moeten verder verband houden met en in verhouding
staan tot het voorwerp van de opdracht.
49 Bij de
vaststelling van de selectiecriteria dient een aanbestedende dienst zich ook te
houden aan de in artikel 18, lid 1, van richtlijn 2014/24 verankerde
fundamentele aanbestedingsbeginselen. De aanbestedende dienst is dan ook
gehouden om, ten eerste, ondernemers op gelijke en niet-discriminerende wijze
te behandelen alsmede op een transparante en proportionele wijze te handelen
en, ten tweede, erop toe te zien dat een overheidsopdracht niet wordt opgesteld
met het doel om deze uit te sluiten van het toepassingsgebied van deze
richtlijn of om de mededinging op kunstmatige wijze te beperken door de
aanbesteding op te zetten met het doel bepaalde ondernemers ten onrechte te
bevoordelen of te benadelen.
50 Aangezien
de aanbestedende dienst het best in staat is om zijn eigen behoeften te
beoordelen, heeft de Uniewetgever hem niettemin een ruime beoordelingsmarge
gelaten bij de vaststelling van de selectiecriteria, zoals met name blijkt uit
het herhaalde gebruik van het werkwoord „kunnen” in artikel 58 van richtlijn
2014/24. De aanbestedende dienst beschikt overeenkomstig lid 1 van dit artikel
dus over een zekere vrijheid om de voorwaarden voor deelneming aan de
gunningsprocedure vast te stellen die naar zijn oordeel verband houden met en
in verhouding staan tot het voorwerp van de opdracht, en kunnen garanderen dat
een gegadigde of een inschrijver over de juridische en financiële middelen en
de technische bekwaamheden en beroepsbekwaamheden beschikt om de te gunnen
opdracht uit te voeren. Meer in het bijzonder beoordeelt de aanbestedende
dienst volgens lid 4 van dit artikel vrijelijk de voorwaarden voor deelname die
hij geschikt acht om met name te garanderen dat de opdracht wordt uitgevoerd
volgens een kwaliteitsnorm die hij passend acht.
Lees over geschiktheidseisen ook:
https://keesvandewater.blogspot.com/2021/02/voldoen-aan-de-vastgestelde.html
Geen opmerkingen:
Een reactie posten