donderdag 1 augustus 2024

Bedrog

Een ‘overheidsopdracht’ is een ‘overeenkomst’.

En dus een ‘rechtshandeling’.

Artikel 3: 44 leden 1 en 3 BW luidt als volgt:


1.            Een rechtshandeling is vernietigbaar, wanneer zij door bedreiging, door bedrog of door misbruik van omstandigheden is tot stand gekomen.

[…]

3.            Bedrog is aanwezig, wanneer iemand een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling beweegt door enige opzettelijk daartoe gedane onjuiste mededeling, door het opzettelijk daartoe verzwijgen van enig feit dat de verzwijger verplicht was mede te delen, of door een andere kunstgreep. Aanprijzingen in algemene bewoordingen, ook al zijn ze onwaar, leveren op zichzelf geen bedrog op.

In artikel 3: 53 BW is bepaald:


1.            De vernietiging werkt terug tot het tijdstip waarop de rechtshandeling is verricht.

2.            Indien de reeds ingetreden gevolgen van een rechtshandeling bezwaarlijk ongedaan gemaakt kunnen worden, kan de rechter desgevraagd aan een vernietiging geheel of ten dele haar werking ontzeggen. Hij kan aan een partij die daardoor onbillijk wordt bevoordeeld, de verplichting opleggen tot een uitkering in geld aan de partij die benadeeld wordt.

En volgens artikel 6: 230 BW geldt:


1.            De bevoegdheid tot vernietiging op grond van de artikelen 228 en 229 vervalt, wanneer de wederpartij tijdig een wijziging van de gevolgen van de overeenkomst voorstelt, die het nadeel dat de tot vernietiging bevoegde bij intstandhouding van de overeenkomst lijdt, op afdoende wijze opheft.

2.            Bovendien kan de rechter op verlangen van een der partijen, in plaats van de vernietiging uit te spreken, de gevolgen van de overeenkomst ter opheffing van dit nadeel wijzigen.

Bedrog is niet ondenkbaar in een aanbestedingsprocedure.

Bijvoorbeeld in verband met (een) mededelingsplicht (-en) van de aanbestedende dienst.

Zie bijvoorbeeld Rechtbank Amsterdam 17 juli 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:4088:

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBAMS:2024:4088


2.7.         Daarnaast is in het tussenvonnis van 13 september 2023 overwogen dat de kern van de hiervoor genoemde in het tussenvonnis 23 november 2022 staande overwegingen is dat de Provincie de informatie over het verschil tussen het PIP en het Referentieontwerp opzettelijk niet voldoende duidelijk aan Comol5 kenbaar heeft gemaakt en dat dit kan worden afgeleid uit de omstandigheden die Comol5 pas later bekend zijn geworden.

2.8.         De rechtbank ziet in hetgeen de Provincie heeft aangevoerd geen aanleiding om terug te komen op voormelde overwegingen. De essentie van het verwijt dat de Provincie in dat verband wordt gemaakt is dat zij, nadat zij dat had vernomen van een van de andere gegadigden, het verschil tussen het Referentieontwerp en het PIP niet duidelijk kenbaar heeft gemaakt, maar dat zij een opzettelijk vaag gehouden mededeling heeft gedaan. Daarmee heeft zij opzettelijk haar spreekplicht geschonden en daarmee kennelijke doelbewust het risico genomen dat op basis van onvolledige informatie een aanbieding zou worden gedaan. Het moet de Provincie immers duidelijk zijn geweest dat het feit dat het Referentieontwerp niet in het PIP paste tot hogere kosten zou leiden en dat als een inschrijver zich daarvan bewust was die kosten in de inschrijving zouden worden meegerekend. Het verweer dat de Provincie geen motief had om onvoldoende informatie aan de inschrijvers te verschaffen over de gemaakte fout wordt dan ook verworpen. De stelling dat aan de integriteit van de betrokkenen bij de Provincie niet mag worden getwijfeld wordt eveneens verworpen; de gedane mededeling is opzettelijk onnodig vaag gehouden en dat is geen integere handelwijze. Want daarmee is ten minste het risico genomen dat een inschrijver de extra kosten van een vereiste ontwerpwijziging niet zou onderkennen.

2.9.         De conclusie is daarmee dat Comol5 voldoende heeft onderbouwd dat de Provincie in de aanbestedingsprocedure opzettelijk een onjuiste mededeling heeft gedaan dan wel opzettelijk heeft gezwegen waar spreken plicht was en dat zij daarmee de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat Comol5 door haar handelen zou worden misleid bij het sluiten van de Overeenkomst. Tevens heeft Comol5 voldoende onderbouwd dat zij bij een juiste voorstelling van zaken de Overeenkomst op andere voorwaarden zouden hebben gesloten dan zij heeft gedaan. Bij een juiste voorstelling van zaken zou het ontwerp al voor het aangaan van de Overeenkomst zijn aangepast, met een andere werkwijze en vanwege deze problematiek ook niet voor dezelfde prijs.

En dat betekent, dat de aanbestedende dienst, in dit geval, moet (bij-) betalen:


2.13.       Omdat de Overeenkomst en de Afsprakenbrief, deze laatste enkel en alleen voor wat betreft de afspraak met betrekking tot de ontwerpkosten, onder invloed van bedrog tot stand zijn gekomen, zijn deze overeenkomsten vernietigbaar. Die vernietiging treft in beginsel de gehele overeenkomst. Comol5 stelt evenwel dat zij er geen belang bij heeft om de Overeenkomst en de Afsprakenbrief te vernietigen omdat zowel in de Overeenkomst als de Afsprakenbrief ook onderwerpen zijn geregeld die niets van doen hebben met het verschil tussen het Referentieontwerp en het PIP en die niet meer terug te draaien zijn, zoals de reeds aan de tunnel verrichte bouwwerkzaamheden, en werkzaamheden die Comol5 nog graag wil uitvoeren, zoals de bouwwerkzaamheden in de Overeenkomst die niets te maken hebben met het deelproject ‘Boortunnel’ en de opdracht om het gerealiseerde werk nog 15 jaar te onderhouden. Comol5 verzoekt daarom met toepassing van artikel 3:53, tweede lid, BW en analogische toepassing van artikel 6:230, tweede lid, BW, compensatie van het door haar als gevolg van het bedrog geleden nadeel met instandhouding van de Overeenkomst en de Afsprakenbrief. Geoordeeld wordt dat dit, alle omstandigheden van het onderhavige geval in ogenschouw nemende, hier een passende sanctie is.

De rechtbank wijzigt (dus) de overeenkomst:


3.1.         verklaart voor recht dat de Overeenkomst en de Afsprakenbrief door bedrog tot stand zijn gekomen,

3.2.         bepaalt dat in plaats van de vernietiging van de Overeenkomst en de Afsprakenbrief uit te spreken, de Overeenkomst en de Afsprakenbrief worden gewijzigd in die zin dat de in de Overeenkomst vermelde inschrijfprijs wordt verhoogd met het hierna onder 3.3. genoemde bedrag en dat in de Afsprakenbrief het onderdeel komt te vervallen waarin Comol5 verklaart dat zij voor eigen rekening en risico het ontwerp van de tunnel zal aanpassen,

[…]

In het vonnis ging het niet om een ‘standaard-aanbestedingsprocedure’, want een ‘concurrentiegerichte dialoog’ bij een niet-standaard werk, maar het is niet ondenkbaar, dat het schenden van een mededelingsplicht in bijvoorbeeld de inlichtingenronde van een ‘standaard-aanbestedingsprocedure’ in het voorkomend geval tot een zelfde resultaat zal (kunnen) leiden.

De aanbestedende dienst moet dus, ook in vorenbedoeld verband, duidelijk (‘transparant’) zijn in een nota van inlichtingen.

Een opzettelijk gedane en onnodig vaag gehouden mededeling in een nota van inlichtingen is geen integere handelwijze, en kan (dus) als bedrog worden aangemerkt.

Voor een ‘onbewust onbekwame’ aanbestedende dienst volgt uit het vonnis, dat ter zake ook rekening moet worden gehouden met ‘kansopzet’.

Lees, terzijde, ook:

https://keesvandewater.blogspot.com/2018/06/een-wilsgebrek.html 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten