dinsdag 13 augustus 2024

Een variant van de geobjectiveerde variant van de Haviltex-maatstaf

We kennen de ‘geobjectiveerde variant van de Haviltex-maatstaf’ onder meer uit het arrest Hoge Raad 2 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:148:

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2018:148


3.4.3       […] Nu met deze regeling gelet op het daaraan verbonden kettingbeding is beoogd de rechtspositie van derden (de kopers van huisjes) te bepalen, bestaat bij de uitleg daarvan grond om uit te gaan van een geobjectiveerde variant van de Haviltex-maatstaf, waarbij aan de bewoordingen van de regeling, gelezen in het licht van de gehele inhoud van de overeenkomst, in beginsel doorslaggevend gewicht toekomt (vgl. rov. 3.5.1 van HR 2 februari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ4410, NJ 2008/104 (NBA/Meerhuysen)).

En dus ook uit Hoge Raad 2 februari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ4410:

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2007:AZ4410


3.5.1       Onderdeel 1 stelt aan de orde of bij de vraag welke betekenis NBA in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan het kettingbeding heeft behoren toe te kennen, van haar een onderzoek kon worden gevergd naar de bedoelingen van de partijen die het beding zijn overeengekomen. Het onderdeel beantwoordt die vraag in ontkennende zin en bepleit daartoe een sterk geobjectiveerde maatstaf bij de uitleg van het beding.

Dit is in zoverre juist dat in een geval als dit, waarin sprake is van een koop op een executoriale veiling, als uitgangspunt bij de uitleg van een van de veilingvoorwaarden deel uitmakend beding als het onderhavige, waarmee wordt beoogd de rechtspositie van een derde, te weten de veilingkoper, te bepalen, een toespitsing van de Haviltex-norm op een geobjectiveerde maatstaf in de rede ligt. Op de grondslag dat van beslissende betekenis zijn alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen (HR 20 februari 2004, nr. C02/219, NJ 2005, 493), leidt dit tot het volgende.

Enerzijds mag de koper op een veiling als deze voor de vaststelling van de betekenis van het beding aan de bewoordingen van het beding, gelezen in het licht van de gehele inhoud van de veilingvoorwaarden, in beginsel doorslaggevend gewicht toekennen.

Anderzijds echter kunnen de concrete omstandigheden van het geval, waaronder met name de inhoud van de veilingvoorwaarden, meebrengen dat van degeen die voornemens is aan de veiling als koper deel te nemen, kan worden gevergd dat hij zich door onderzoek nader op de hoogte stelt van de betekenis die naar de bedoeling van de opstellers ervan aan het beding moet worden toegekend, bij gebreke waarvan hij die bedoeling, ook als die van de bewoordingen van het beding afwijkt, tegen zich moet laten gelden. Zodanige omstandigheden kunnen zijn: onduidelijkheden in de tekst van het beding en vragen die het beding reeds bij eerste lezing aangaande de achterliggende bedoeling van de opstellers ervan oproept, mede in aanmerking genomen de bezwarendheid van het beding voor de verkrijger van de te veilen zaak. In verband hiermee kunnen de kennis, ervaring en deskundigheid van de aspirant-veilingkoper een rol spelen bij het antwoord op de vraag wat van hem terzake mag worden verwacht. Een andere omstandigheid kan zijn dat het beding is opgenomen ten behoeve van iemand die bij de executie geen partij is en dus in zoverre ten opzichte van de veilingkoper als derde moet worden beschouwd.

Hof Arnhem-Leeuwarden 6 augustus 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:5047 lijkt thans een variant van de ‘geobjectiveerde variant van de Haviltex-maatstaf’ toe te passen voor de uitleg van een overeenkomst die tot stand is gekomen als gevolg van een aanbestedingsprocedure:

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2024:5047


4.5.         De inhoud van de overeenkomst moet aan de hand van uitleg worden vastgesteld. De overeenkomst is totstandgekomen na een Europese aanbesteding, zodat het voor het aanbestedingsrecht geldende transparantiebeginsel relevant is. Het transparantiebeginsel strekt ertoe te waarborgen dat elk risico van favoritisme en willekeur door de aanbestedende dienst wordt uitgebannen en impliceert dat alle voorwaarden en modaliteiten van de gunningsprocedure in het aanbestedingsbericht of in het bestek worden geformuleerd op een duidelijke, precieze en ondubbelzinnige wijze, opdat enerzijds alle behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijvers de juiste draagwijdte kunnen begrijpen en zij deze op dezelfde wijze kunnen interpreteren, en anderzijds de aanbestedende dienst in staat is om daadwerkelijk na te gaan of de offertes van de inschrijvers beantwoorden aan de criteria die op de betrokken opdracht van toepassing zijn. Dat brengt niet alleen mee dat alle aanbieders gelijk worden behandeld, maar ook dat zij in gelijke mate, mede met het oog op een goede controle achteraf, een duidelijk inzicht moeten hebben in de voorwaarden waaronder de aanbesteding plaatsvindt. Een en ander brengt mee dat moet worden voorkomen dat uitleg van de overeenkomst zulke verstrekkende gevolgen heeft dat aannemelijk is dat - ware dat bekend geweest ten tijde van de aanbesteding - gegadigden die niet hebben ingeschreven dat met kennis over deze uitleg wel zouden hebben gedaan. Dat laatste hebben partijen over de opvatting over de uitleg van de ander overigens niet verdedigd en is ook niet aan het hof gebleken.

4.6.         Als maatstaf voor uitleg van de overeenkomst geldt een geobjectiveerde variant van de Haviltex-maatstaf. De Haviltex-maatstaf houdt in dat voor de beantwoording van de vraag hoe in een overeenkomst de verhouding van partijen is geregeld, het aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen in de overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht. Bij een geobjectiveerde toepassing van de Haviltex-maatstaf in het kader van een na een aanbesteding totstandgekomen overeenkomst, zijn beslissend de taalkundige betekenis van de gebruikte bewoordingen gelezen in het licht van de gehele tekst van de aanbestedingsstukken, de elders in de overeenkomst gebruikte formuleringen, de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden en de strekking van de overeenkomst (wat wilden partijen ermee regelen). Op die manier kunnen alle behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijvers de aanbestedingsstukken op dezelfde wijze begrijpen. In deze geobjectiveerde variant is in beginsel geen ruimte voor subjectieve verwachtingen bij de aanbestedende dienst of de inschrijver die zijn gebaseerd op verklaringen of gedragingen van de ander ten tijde van de aanbesteding die niet zijn terug te voeren op de aanbestedingsstukken. Wel kan een relevante uitlegfactor zijn de manier waarop partijen de overeenkomst hebben uitgevoerd.

De variant lijkt me nieuw.

Maar niet verkeerd. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten