Rechtbank Rotterdam 6 januari 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:45:
Een heraanbesteding blijkt ‘onvermijdelijk’. Zie bijvoorbeeld de rechtsoverwegingen
4.7 en 4.8:
4.7. In deze zaak ligt ter beoordeling voor of
Aloysius heeft gehandeld in strijd met voornoemde beginselen. Aloysius heeft
zich verweerd door te stellen dat A/S Works - gelet op de grote achterstand die
A/S Works had op Dyade Dienstverlening Onderwijs en Groenendijk Onderwijs
Administratie na de beoordeling van kwaliteitswensen 1 tot en met 3 en
prijswensen 1, 2A en 2B - sowieso niet meer voor het gunnen van de opdracht in
aanmerking kon komen. Wel was Aloysius voornemens, indien de presentatie van de
kwaliteitswensen 4 en 5 van Dyade Dienstverlening Onderwijs en Groenendijk
Onderwijs Administratie slecht waren geweest, om A/S Works alsnog uit te
nodigen voor de presentatie ten behoeve van de kwaliteitswensen 4 en 5.
4.8 De voorzieningenrechter stelt voorop
dat Aloysius zich dient te houden aan de in de aanbestedingsstukken beschreven
beoordelingssystematiek. In dit geval voldoen de 4 inschrijvingen aan het
Programma van Eisen. Vervolgens zijn die inschrijvingen beoordeeld op de mate
waarin aan de kwaliteitswensen 1 tot en met 3 en de prijswensen 1, 2A en 2B is
voldaan. De voorzieningenrechter overweegt dat na die beoordeling, zoals
weergegeven in de onder 2.6 opgenomen scoringslijst, A/S Works nog een kans had
om voor de gunning van de opdracht als winnaar uit de bus te komen. Daarbij is
ook van belang, zoals A/S Works terecht heeft opgemerkt, dat de score van Dyade
Dienstverlening Onderwijs en Groenendijk Onderwijs Administratie op de
kwaliteitswensen 4 en 5 waarschijnlijk anders zou zijn uitgepakt indien de niet
uitgesloten inschrijvers aan de presentatie hadden deelgenomen. Het voorgaande
brengt met zich mee dat Aloysius in strijd met voornoemd gelijkheidsbeginsel en
transparantiebeginsel heeft gehandeld door A/S Works niet uit te nodigen voor
de presentatie ten behoeve van de kwaliteitswensen 4 en 5. Dit geconstateerde
gebrek is niet te herstellen door de presentatie ten behoeve van de
kwaliteitswensen 4 en 5 door alle niet uitgesloten inschrijvers alsnog,
respectievelijk nog een keer, te laten plaatsvinden. Indien alle geldige
inschrijvers alsnog een presentatie zouden mogen geven met de wetenschap van
elkaar scores op de kwaliteitswensen 1 tot en met 3 en de prijswensen 1, 2A en
2B, dan zou dat neerkomen op een tweede kans voor Dyade Dienstverlening
Onderwijs en Groenendijk Onderwijs Administratie en dat zou evident in strijd
zijn met het beginsel van gelijke behandeling.
Indien alleen de
inschrijvers die nog geen presentatie hebben gegeven alsnog daartoe in de
gelegenheid zouden worden gesteld, zouden die inschrijvers bevoordeeld zijn
door de inmiddels voorhanden zijnde kennis van andere behaalde scores, waardoor
het ‘level playing field’ ernstig zou worden verstoord. Daar komt bij dat de
beschreven systematiek met zich lijkt te brengen dat de presentaties kort op
elkaar dienen te worden gehouden, omdat anders geen goede vergelijkende
beoordeling kan plaatsvinden.
De conclusie moet zijn
dat de vastgestelde tekortkoming in de procedure niet herstelbaar is en
heraanbesteding onvermijdelijk is.
Hetgeen mij aannemelijk over komt.
Deels terzijde: Wenst men in een openbare aanbestedingsprocedure ‘tussentijds’
partijen (reeds) te laten ‘afvallen’ (welk nut (en noodzaak) ik overigens vaak
niet zie), dan vergt dat (zeer) duidelijke ‘spelregels’. En praktisch ook een
tussentijdse ‘standstill-periode’ (‘Alcatel-periode’). Bij gebreke van een en
ander bestaat het risico (dus), dat op enig moment de doorlopen
aanbestedingsprocedure (uiteindelijk) verspilde tijd, geld, moeite etc. is.
Vergelijk overigens ook mijn Blog ter zake de ‘standstill-termijn’
tijdens de (voorselectie bij de) niet-openbare procedure:
Dat een heraanbesteding (echter) ook ‘vermijdelijk’ kan zijn, volgt
bijvoorbeeld (feitelijk) uit Rechtbank Rotterdam 18 juni 2014, ECLI:NL:RBROT:2014:4844:
4.17. Nu de aanbestedingsstukken aanwijzingen
bevatten voor het interpreteren van de post Onderhoud op twee manieren, en dus
ook op de wijze zoals Dura Vermeer, Wind Design, VBK Beheer B.V. en Bouwbedrijf
Van Deelen B.V. dat hebben gedaan, is geen sprake van een kennelijke fout, maar
van een gebrek in de aanbestedingsstukken.
Dit
gegeven zou in beginsel een beslissing tot heraanbesteding kunnen
rechtvaardigen.
In de bijzondere omstandigheden
van dit geval zou heraanbesteding naar het oordeel van de voorzieningenrechter
disproportioneel zijn, zodat daarvan wordt afgezien.
De voorzieningenrechter
weegt daarbij mee dat het komen tot het ontwerp van het Werk een tijdrovend
proces is geweest en dat niet is gebleken van enige behoefte aan een
ander-soortig schoolgebouw. Ook zou een nieuwe aanbesteding aanmerkelijk
kostenverhogend werken voor alle belanghebbenden.
Met het bieden van een
nieuwe inschrijvingsronde zoals door de Gemeente voorgesteld (zie 2.6), wordt
een aanvaardbare mogelijkheid gecreëerd voor de vijf inschrijvers om het level
playing field te herstellen. Binnen een dergelijke nieuwe inschrijvingsronde
kunnen de inschrijvers hun inschrijving desgewenst ook anders invullen.
De voorzieningenrechter
laat in dit geval het geschonden belang van Dura Vermeer bij het prijsgeven van
de door haar geoffreerde aannemingssom minder zwaar wegen dan het belang van
alle inschrijvers bij een transparante en gelijke aanbestedingsprocedure.
Dat de belangen van
andere gegadigden dan de vijf inschrijvers door deze gang van zaken worden
geschaad, is niet gebleken. De onderhoudsbepalingen hebben immers geen rol
gespeeld bij het selectieproces, zodat dat deel juist is verlopen.
Samenvattend oordeelt de
voorzieningenrechter dat de wijze waarop de Gemeente het gebrek wenst te
herstellen weliswaar op de grens ligt van hetgeen in aanbestedings-rechtelijke
zin toelaatbaar is, maar dat die grens niet wordt overschreden.
Of uit Rechtbank Den Haag 24 april 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:5696:
4.6. JBM stelt tot slot dat zij ten onrechte
een negatieve score heeft behaald op het onderdeel Haalservice, nu de
aanbestedingsstukken daar geen ruimte voor bieden. Hoewel de Staat op zichzelf
terecht aanvoert dat de mogelijkheid van het behalen van een negatieve score
niet expliciet in de Aanbestedingsleidraad wordt uitgesloten, kan het niet
anders dan dat de gekozen toepassing van de formule een effect heeft gehad dat
in strijd is met andere bepalingen uit de aanbestedingsstukken. Immers, door de
toekenning van een negatieve score aan JBM is afgeweken van de vooraf
bekendgemaakte verhouding tussen de subgunningscriteria. Anders dan JBM
betoogt, leidt dit gebrek in de beoordeling evenwel niet tot toewijzing van de
vordering strekkende tot heraanbesteding. Het gebrek kan immers eenvoudig
worden hersteld door JBM alsnog 0 punten toe te kennen op het onderdeel
Haalservice. Nu vaststaat dat die wijziging in de puntentoekenning niet tot een
wijziging in de rangorde tussen JBM en PostNL leidt, heeft JBM daar evenwel geen
belang bij.
Mij is verder ook een (nog) niet gepubliceerd vonnis bekend, waarbij
(ook) geen grond aanwezig werd geacht om tot heraanbesteding over te gaan. Een
en ander vanwege onder andere de overweging, dat de aanbestedende dienst de kennis van de (doorlopen)
aanbestedingsprocedure zou kunnen gebruiken bij een nieuwe
aanbestedingsprocedure, waarmee de aanbestedende dienst (dan) invloed zou
kunnen uitoefenen op de uitslag (van de nieuwe aanbestedingsprocedure). En dat
zou in strijd zijn met de algemene beginselen van het aanbestedingsrecht. De
foutieve beoordeling in kwestie kon overigens (daar) ook op eenvoudige wijze
worden gecorrigeerd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten