Als gevolg van het gelijkheids- en transparantiebeginsel moet de
aanbestedende dienst zich in beginsel (nauwgezet) houden aan de door hem zelf
gestelde voorschriften en regels.
Men zie hiertoe bijvoorbeeld HvJEG 29 april
2004 in zaak C-496/99 P (Succhi di Frutta):
110 Het
beginsel van gelijke behandeling van de inschrijvers beoogt de ontwikkeling van
een gezonde en daadwerkelijke mededinging tussen de aan een overheidsopdracht
deelnemende ondernemingen te bevorderen en vereist dat alle inschrijvers bij
het opstellen van het in hun offertes gedane voorstel dezelfde kansen krijgen.
Het betekent derhalve dat voor deze offertes voor alle mededingers dezelfde
voorwaarden moeten gelden.
111 Het
beginsel van doorzichtigheid, dat er het corollarium van vormt, heeft in
essentie ten doel te waarborgen dat elk risico van favoritisme en willekeur
door de aanbestedende dienst wordt uitgebannen. Het impliceert dat alle
voorwaarden en modaliteiten van de gunningsprocedure in het
aanbestedingsbericht of in het bestek worden geformuleerd op een duidelijke,
precieze en ondubbelzinnige wijze, opdat, enerzijds, alle behoorlijk
geïnformeerde en normaal oplettende inschrijvers de juiste draagwijdte kunnen
begrijpen en zij deze op dezelfde manier interpreteren, en, anderzijds, de
aanbestedende dienst in staat is om metterdaad na te gaan of de offertes van de
inschrijvers beantwoorden aan de criteria welke op de betrokken opdracht van
toepassing zijn.
115 In een
dergelijke context dient bijgevolg de Commissie, in haar hoedanigheid van
aanbestedende dienst, nauwgezet de door haarzelf vastgestelde criteria in acht
te nemen, niet alleen tijdens de inschrijvingsprocedure als zodanig, waarin de
offertes worden beoordeeld en de opdrachtnemer wordt gekozen, maar meer in het
algemeen tot aan het einde van de fase van uitvoering van de betrokken
aanbesteding.
Een ‘teveel’ aan ‘transparantie’ kan in het voorkomend geval (echter) ook
(in verband met bijvoorbeeld de planning en de kosten) onpraktisch (uit-) werken.
Zie daartoe bijvoorbeeld Rechtbank Den Haag 3 december 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:16365:
4.3 Vervolgens
ligt ter beoordeling voor de vraag naar de wijze van beoordeling van de
inschrijvingen. Hieromtrent staat tussen partijen vast dat het beoordelingsteam
van de gemeente eerst van oordeel was dat de inschrijving van PCO ongeldig was
en de inschrijving terzijde heeft gelegd. Nadat de gemeente bij wijze van
second opinion juridisch advies had ingewonnen, heeft zij de inschrijving van
PCO alsnog in aanmerking genomen. Deze handelwijze van de gemeente heeft als
gevolg gehad, hetgeen tussen partijen eveneens vaststaat, dat de gemeente de
inschrijving van PCO pas heeft beoordeeld nadat de beoordeling van de overige
inschrijvers al was afgerond en nadat van die inschrijvingen ook al de
enveloppen met de inschrijvingsbiljetten en de inschrijfstaten waren geopend.
Voorts staat tussen partijen vast dat de beoordeling van de inschrijving van
PCO geen invloed heeft gehad op het eerder vastgestelde resultaat van de
overige inschrijvers. Hiermee staat vast dat de beoordeling van de inschrijving
van PCO niet heeft plaatsgevonden overeenkomstig het daaromtrent bepaalde in de
aanbestedingsleidraad. Immers, in die leidraad is bepaald (hoofdstuk 5.3) dat
de ingediende plannen van aanpak gelijktijdig en onafhankelijk van elkaar
worden beoordeeld, op basis van onderling vergelijk en (hoofdstuk 3.1., stap
5a) dat de leden van het beoordelingsteam in de fase van de beoordeling van de
kwalitatieve gunningscriteria geen weet hebben van de ingediende prijzen. De
inschrijving van PCO is niet gelijktijdig met de andere inschrijvingen
beoordeeld en bovendien had het beoordelingsteam in de fase van beoordeling van
de kwalitatieve gunningscriteria van PCO al kennis van de door de andere
inschrijvers ingediende prijzen.
4.4 Voormelde
onjuistheid in de procedure is niet, zoals de gemeente naar de
voorzieningenrechter begrijpt stelt, te rechtvaardigen doordat het nodig was
aan PCO verduidelijkende vragen te stellen over haar inschrijving, omdat PCO
voor elk perceel hetzelfde plan van aanpak had ingediend en niet voor de drie
percelen afzonderlijke plannen van aanpak. Ook in die omstandigheden - wat daar
overigens ook van zij - had het op de weg van de gemeente gelegen om de
beoordeling van alle inschrijvingen, ook die van PCO, te doen plaatsvinden
overeenkomstig het daaromtrent bepaalde in de aanbestedingsleidraad. Eventueel
had de gemeente - indien de omstandigheden daartoe aanleiding gaven - de
beoordeling van alle inschrijvingen uit kunnen stellen. De gemeente heeft ter
zitting nog aangevoerd dat PCO - kort gezegd - vanwege de hoge inschrijvingsprijs
van PCO alleen alsnog een perceel gegund zou kunnen krijgen als zowel de
inschrijving van PCO onwaarschijnlijk laag is beoordeeld en de inschrijving van
[X] KLM onwaarschijnlijk hoog is beoordeeld. Dit is, aldus de gemeente, zo
onwaarschijnlijk dat PCO niets opschiet met de gevorderde herbeoordeling. Deze
stelling vormt onvoldoende aanleiding om geen gevolgen te verbinden aan de
onjuiste wijze van beoordeling. Mede gezien beoordelingsmethodiek - onderling
vergelijk - kan thans niet worden geoordeeld dat de herbeoordeling er
onmogelijk toe zou kunnen leiden dat de inschrijving van PCO ten aanzien van
een perceel alsnog als de economisch meest voordelige inschrijving moet worden
aangemerkt.
4.5 Consequentie
van de onjuistheid in de procedure moet zijn - nu een andere wijze van herstel
van deze onjuistheid niet kan leiden tot een beoordeling conform de
aanbestedingsrichtlijnen - dat de gemeente de voorlopige gunningsbeslissing
moet intrekken, op basis van de thans uitgevoerde beoordeling niet over mag
gaan tot gunning en over moet gaan tot een volledige herbeoordeling van de
geldige inschrijvingen conform de in de aanbestedingsleidraad bekendgemaakte
beoordelingsstappen en methodiek, door - nu onbekendheid met de ingediende
prijzen een vereiste is - een nieuw samengestelde onafhankelijke
beoordelingscommissie, samen te stellen conform de voorschriften van de
aanbestedingsleidraad. De vordering daartoe zal derhalve worden toegewezen, met
dien verstande dat de gemeente uitsluitend tot herbeoordeling hoeft over te
gaan als zij de opdracht nog wenst te gunnen. Ook de vordering tot intrekking
van de voorlopige gunningsbeslissing zal worden toegewezen. Dit geldt ook voor
zover die gunningsbeslissing ziet op gunning aan Ziut en Citytec, nu de wijze
waarop de herbeoordeling dient plaats te vinden ook gevolgen kan hebben voor de
voorlopige gunning aan hen. De voorzieningenrechter zal de termijn waarbinnen
de gunningsbeslissing moet worden ingetrokken in redelijkheid bepalen op een
week. De voorzieningenrechter zal voorts bepalen dat de gemeente na de
herbeoordeling, indien zij de opdracht nog wil gunnen, een nieuwe
gunningsbeslissing moet nemen, en niet slechts - in zoverre anders dan
gevorderd - indien de herbeoordeling er toe leidt dat de inschrijving van PCO
op één of meer van de percelen de economisch meest voordelige is, nu de
gemeente ongeacht de uitslag van de herbeoordeling de opdracht - overeenkomstig
de herbeoordeling - moet kunnen gunnen.
Het verdient aldus aanbeveling om voorafgaande aan een aanbestedingsprocedure
(nauwgezet) na te gaan, hoe ‘transparant’ men wil zijn. En (aldus) welke ‘regels’
en ‘voorschriften’ er echt toe doen. Bijvoorbeeld in verband met de (gewenste)
bewegingsruimte (-vrijheid) van de aanbestedende dienst (binnen de juridische
kaders) tijdens de procedure.
Moet
bijvoorbeeld “De ingediende plannen van aanpak worden gelijktijdig beoordeeld” en
“De
leden van het beoordelingsteam hebben in deze fase geen weet van de ingediende
prijzen” echt?
Nou, nee.
En ja, aanbestedingsdocumenten (-leidraden) kunnen (dus) vaak ook
(echt) korter en minder omvangrijk (zijn).
En ja, elke kwaliteitsbeoordeling is in beginsel subjectief. De betreffende
subjectiviteit wordt echter geobjectiveerd door de (vereiste) motivering c.q. door
de (juiste) toepassing van het motiveringsbeginsel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten