vrijdag 23 januari 2015

Hoe ‘transparant’ wil men zijn?


Als gevolg van het gelijkheids- en transparantiebeginsel moet de aanbestedende dienst zich in beginsel (nauwgezet) houden aan de door hem zelf gestelde voorschriften en regels.

Men zie hiertoe bijvoorbeeld HvJEG 29 april 2004 in zaak C-496/99 P (Succhi di Frutta):

110        Het beginsel van gelijke behandeling van de inschrijvers beoogt de ontwikkeling van een gezonde en daadwerkelijke mededinging tussen de aan een overheidsopdracht deelnemende ondernemingen te bevorderen en vereist dat alle inschrijvers bij het opstellen van het in hun offertes gedane voorstel dezelfde kansen krijgen. Het betekent derhalve dat voor deze offertes voor alle mededingers dezelfde voorwaarden moeten gelden.

111        Het beginsel van doorzichtigheid, dat er het corollarium van vormt, heeft in essentie ten doel te waarborgen dat elk risico van favoritisme en willekeur door de aanbestedende dienst wordt uitgebannen. Het impliceert dat alle voorwaarden en modaliteiten van de gunningsprocedure in het aanbestedingsbericht of in het bestek worden geformuleerd op een duidelijke, precieze en ondubbelzinnige wijze, opdat, enerzijds, alle behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijvers de juiste draagwijdte kunnen begrijpen en zij deze op dezelfde manier interpreteren, en, anderzijds, de aanbestedende dienst in staat is om metterdaad na te gaan of de offertes van de inschrijvers beantwoorden aan de criteria welke op de betrokken opdracht van toepassing zijn.

115        In een dergelijke context dient bijgevolg de Commissie, in haar hoedanigheid van aanbestedende dienst, nauwgezet de door haarzelf vastgestelde criteria in acht te nemen, niet alleen tijdens de inschrijvingsprocedure als zodanig, waarin de offertes worden beoordeeld en de opdrachtnemer wordt gekozen, maar meer in het algemeen tot aan het einde van de fase van uitvoering van de betrokken aanbesteding.

Een ‘teveel’ aan ‘transparantie’ kan in het voorkomend geval (echter) ook (in verband met bijvoorbeeld de planning en de kosten) onpraktisch (uit-) werken. Zie daartoe bijvoorbeeld Rechtbank Den Haag 3 december 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:16365:


4.3         Vervolgens ligt ter beoordeling voor de vraag naar de wijze van beoordeling van de inschrijvingen. Hieromtrent staat tussen partijen vast dat het beoordelingsteam van de gemeente eerst van oordeel was dat de inschrijving van PCO ongeldig was en de inschrijving terzijde heeft gelegd. Nadat de gemeente bij wijze van second opinion juridisch advies had ingewonnen, heeft zij de inschrijving van PCO alsnog in aanmerking genomen. Deze handelwijze van de gemeente heeft als gevolg gehad, hetgeen tussen partijen eveneens vaststaat, dat de gemeente de inschrijving van PCO pas heeft beoordeeld nadat de beoordeling van de overige inschrijvers al was afgerond en nadat van die inschrijvingen ook al de enveloppen met de inschrijvingsbiljetten en de inschrijfstaten waren geopend. Voorts staat tussen partijen vast dat de beoordeling van de inschrijving van PCO geen invloed heeft gehad op het eerder vastgestelde resultaat van de overige inschrijvers. Hiermee staat vast dat de beoordeling van de inschrijving van PCO niet heeft plaatsgevonden overeenkomstig het daaromtrent bepaalde in de aanbestedingsleidraad. Immers, in die leidraad is bepaald (hoofdstuk 5.3) dat de ingediende plannen van aanpak gelijktijdig en onafhankelijk van elkaar worden beoordeeld, op basis van onderling vergelijk en (hoofdstuk 3.1., stap 5a) dat de leden van het beoordelingsteam in de fase van de beoordeling van de kwalitatieve gunningscriteria geen weet hebben van de ingediende prijzen. De inschrijving van PCO is niet gelijktijdig met de andere inschrijvingen beoordeeld en bovendien had het beoordelingsteam in de fase van beoordeling van de kwalitatieve gunningscriteria van PCO al kennis van de door de andere inschrijvers ingediende prijzen.

4.4         Voormelde onjuistheid in de procedure is niet, zoals de gemeente naar de voorzieningenrechter begrijpt stelt, te rechtvaardigen doordat het nodig was aan PCO verduidelijkende vragen te stellen over haar inschrijving, omdat PCO voor elk perceel hetzelfde plan van aanpak had ingediend en niet voor de drie percelen afzonderlijke plannen van aanpak. Ook in die omstandigheden - wat daar overigens ook van zij - had het op de weg van de gemeente gelegen om de beoordeling van alle inschrijvingen, ook die van PCO, te doen plaatsvinden overeenkomstig het daaromtrent bepaalde in de aanbestedingsleidraad. Eventueel had de gemeente - indien de omstandigheden daartoe aanleiding gaven - de beoordeling van alle inschrijvingen uit kunnen stellen. De gemeente heeft ter zitting nog aangevoerd dat PCO - kort gezegd - vanwege de hoge inschrijvingsprijs van PCO alleen alsnog een perceel gegund zou kunnen krijgen als zowel de inschrijving van PCO onwaarschijnlijk laag is beoordeeld en de inschrijving van [X] KLM onwaarschijnlijk hoog is beoordeeld. Dit is, aldus de gemeente, zo onwaarschijnlijk dat PCO niets opschiet met de gevorderde herbeoordeling. Deze stelling vormt onvoldoende aanleiding om geen gevolgen te verbinden aan de onjuiste wijze van beoordeling. Mede gezien beoordelingsmethodiek - onderling vergelijk - kan thans niet worden geoordeeld dat de herbeoordeling er onmogelijk toe zou kunnen leiden dat de inschrijving van PCO ten aanzien van een perceel alsnog als de economisch meest voordelige inschrijving moet worden aangemerkt.

4.5         Consequentie van de onjuistheid in de procedure moet zijn - nu een andere wijze van herstel van deze onjuistheid niet kan leiden tot een beoordeling conform de aanbestedingsrichtlijnen - dat de gemeente de voorlopige gunningsbeslissing moet intrekken, op basis van de thans uitgevoerde beoordeling niet over mag gaan tot gunning en over moet gaan tot een volledige herbeoordeling van de geldige inschrijvingen conform de in de aanbestedingsleidraad bekendgemaakte beoordelingsstappen en methodiek, door - nu onbekendheid met de ingediende prijzen een vereiste is - een nieuw samengestelde onafhankelijke beoordelingscommissie, samen te stellen conform de voorschriften van de aanbestedingsleidraad. De vordering daartoe zal derhalve worden toegewezen, met dien verstande dat de gemeente uitsluitend tot herbeoordeling hoeft over te gaan als zij de opdracht nog wenst te gunnen. Ook de vordering tot intrekking van de voorlopige gunningsbeslissing zal worden toegewezen. Dit geldt ook voor zover die gunningsbeslissing ziet op gunning aan Ziut en Citytec, nu de wijze waarop de herbeoordeling dient plaats te vinden ook gevolgen kan hebben voor de voorlopige gunning aan hen. De voorzieningenrechter zal de termijn waarbinnen de gunningsbeslissing moet worden ingetrokken in redelijkheid bepalen op een week. De voorzieningenrechter zal voorts bepalen dat de gemeente na de herbeoordeling, indien zij de opdracht nog wil gunnen, een nieuwe gunningsbeslissing moet nemen, en niet slechts - in zoverre anders dan gevorderd - indien de herbeoordeling er toe leidt dat de inschrijving van PCO op één of meer van de percelen de economisch meest voordelige is, nu de gemeente ongeacht de uitslag van de herbeoordeling de opdracht - overeenkomstig de herbeoordeling - moet kunnen gunnen.

Het verdient aldus aanbeveling om voorafgaande aan een aanbestedingsprocedure (nauwgezet) na te gaan, hoe ‘transparant’ men wil zijn. En (aldus) welke ‘regels’ en ‘voorschriften’ er echt toe doen. Bijvoorbeeld in verband met de (gewenste) bewegingsruimte (-vrijheid) van de aanbestedende dienst (binnen de juridische kaders) tijdens de procedure.

Moet bijvoorbeeld “De ingediende plannen van aanpak worden gelijktijdig beoordeeld” en “De leden van het beoordelingsteam hebben in deze fase geen weet van de ingediende prijzen” echt?

Nou, nee.

En ja, aanbestedingsdocumenten (-leidraden) kunnen (dus) vaak ook (echt) korter en minder omvangrijk (zijn).

En ja, elke kwaliteitsbeoordeling is in beginsel subjectief. De betreffende subjectiviteit wordt echter geobjectiveerd door de (vereiste) motivering c.q. door de (juiste) toepassing van het motiveringsbeginsel.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten