Een lesje transparantie in Rechtbank Gelderland 21 juli 2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:5998:
4.6. Allereerst
de klacht van WBC dat de beoordelaars van de gemeente niet per subcriterium 0,
2, 4 of 5 punten hebben toegekend. Gebleken is dat de beoordeling van de
subcriteria Programma, Ruimtelijke kwaliteit, Verkeerskundig en Duurzaamheid,
groen, water en milieu door zes beoordelaars is uitgevoerd. De gemeente heeft
de beoordeling zo vormgegeven dat iedere beoordelaar per subcriterium 0, 2, 4
of 5 punten diende toe te kennen. Vervolgens is als eindcijfer het gemiddelde
van die zes individueel toegekende punten berekend en toegekend aan iedere
inschrijver. Dit is niet in overeenstemming met de manier waarop de beoordeling
zou plaatsvinden volgens het bepaalde in paragraaf 6.1.1 van het
Verkoopdocument. Het Verkoopdocument laat zich niet anders lezen dan dat 0, 2,
4 of 5 punten per onderwerp zouden worden toegekend en dat vervolgens deze
punten naar verhouding zouden worden omgerekend naar de score aan de hand van
de op dat onderdeel te behalen maximale score. Als voorbeeld is weergegeven dat
als een inschrijver op het onderdeel Programma 4 punten krijgt, de score als
volgt wordt bepaald: (4/5) x 25 = 20 punten. Dit alles laat geen ruimte voor de
gedachte dat er ook een ander aantal punten (al dan niet in de vorm van
breukgetallen) kan worden toegekend. Immers het toekennen van 0, 2, 4 of 5
punten per onderwerp is expliciet opgenomen in het Verkoopdocument, zodat de
gemeente zich hieraan dient te houden en niet in afwijking hiervan een andere
wijze van puntentoekenning dient te hanteren. Indien beoogd was de cijfers op
elk onderdeel door middel van middeling van individuele cijfers tot stand te
laten komen, had het op de weg van de gemeente gelegen om dat expliciet in het
Verkoopdocument op te nemen. Dat heeft zij evenwel niet gedaan. Voor de wijze
waarop thans de punten zijn toegekend, te weten het nemen van het gemiddelde
van zes door de beoordelaars toegekende punten, ontbreekt dan ook ieder
aanknopingspunt.
4.7. Uit
het Verkoopdocument volgt dat per onderwerp één cijfer (0, 2, 4 of 5) zou
worden toegekend, zodat de leden van de beoordelingscommissie consensus hadden
moeten bereiken over het per onderwerp toekennen van een cijfer, waarna aan de
hand daarvan de scores voor de inschrijvers volgens de in het Verkoopdocument
als voorbeeld weergegeven berekening hadden kunnen worden bepaald. Daarnaast is
nog van belang dat het Verkoopdocument niet verplicht tot het toekennen van
afzonderlijke cijfers door iedere beoordelaar. Dit betekent dat de gemeente
zich dus niet heeft gehouden aan de systematiek zoals in het Verkoopdocument
bekend is gemaakt. Door bij de beoordeling een andere systematiek toe te passen
dan vooraf bekend was gemaakt, heeft de gemeente in strijd met het
transparantiebeginsel gehandeld. Daarbij is het mogelijk dat het rekenen met
gemiddelden tot een andere uitslag heeft geleid dan wanneer was gerekend met de
vooraf in het Verkoopdocument weergegeven puntenaantallen van 0, 2, 4 of 5.
4.8. WBC
heeft voorts aangevoerd dat het beoordelen van de onderwerpen niet steeds heeft
plaatsgevonden door inhoudelijk deskundige beoordelaars. De
voorzieningenrechter overweegt te dien aanzien dat in paragraaf 6.1.3. van het
Verkoopdocument is bepaald dat het bod eerst aan de hand van de schriftelijke
indiening wordt beoordeeld door inhoudelijk deskundigen bij wie de prijs niet
bekend is. Hieruit kan niet worden afgeleid dat een beoordelaar ten aanzien van
ieder onderwerp deskundig dient te zijn. De gemeente heeft, zo is ter zitting
toegelicht, een commissie samengesteld van zes personen waarin ten aanzien van
ieder onderwerp de nodige deskundigheid aanwezig was. Binnen die commissie
dienden de deskundigen met inachtneming van hun eigen deskundigheid tot een
beoordeling te komen (en zoals hiervoor reeds onder 4.7. is overwogen op basis
van consensus 0, 2, 4 of 5 punten per onderwerp toe te kennen). Het
verkoopdocument biedt geen aanknopingspunten om aan te nemen dat elk lid van de
beoordelingscommissie individueel deskundig diende/dient te zijn ten aanzien
van ieder onderwerp. Een andere opvatting zou de samenstelling van de
beoordelingscommissie ook ten zeerste bemoeilijken. Onvoldoende aannemelijk is
dan ook geworden dat op dit punt de gemeente in strijd met de in het
Verkoopdocument opgenomen bepalingen heeft gehandeld.
4.9. Als
derde reden waarom de gemeente de beoordeling niet conform de regels zoals
opgenomen in het Verkoopdocument zou hebben uitgevoerd, heeft WBC aangevoerd
dat de verhouding prijs-kwaliteit niet is toegepast doordat de gemeente de
score van twee, althans één, inhoudelijk niet deskundige beoordelaar(s), die
weigerde(n) een onderwerp ten aanzien waarvan zij zichzelf onvoldoende
deskundig achtte(n) te beoordelen, heeft bepaald op 2 punten. Vastgesteld kan
worden dat de gemeente er voor heeft gekozen om ieder lid van de
beoordelingscommissie individueel een cijfer per onderwerp te laten geven en
dat onweersproken is dat tenminste één lid zichzelf onvoldoende deskundig
achtte om de drie andere onderwerpen dan Verkeer te beoordelen en daar een punt
aan toe te kennen. Deze beoordelaar heeft zich onthouden van het geven van een
punt. De gemeente heeft vervolgens besloten om de onderwerpen van de
inschrijvingen waaraan die beoordelaar geen punten wilde toekennen te waarderen
met 2 punten. Volgens de gemeente was dat in de gegeven omstandigheden de meest
acceptabele oplossing waarmee het gelijkheidsbeginsel zou worden gerespecteerd
omdat iedere inschrijver op deze wijze hetzelfde cijfer (een 2, en daarmee een
voldoende, zoals minimaal was vereist) zou krijgen.
4.10. In de
eerste plaats dient er aan herinnerd te worden dat in het Verkoopdocument niet
is bepaald dat ieder lid van de beoordelingscommissie individueel een cijfer
diende toe te kennen aan elk onderwerp. Afgezien daarvan is het toekennen van 2
punten niet de goede oplossing in een dergelijk geval, omdat anders dan de
gemeente stelt wel sprake kan zijn van bevoor- of benadeling van een
inschrijver. De stelling van de gemeente miskent dat indien de betreffende
beoordelaar wel zelf cijfers had gegeven, deze hoger (4 of 5 punten) of lager
(0 punten) dan het thans toegekende puntenaantal van 2 hadden kunnen zijn. Door
dit niet te doen (en iedere inschrijver 2 punten toe te kennen), bestaat de
mogelijkheid van benadeling dan wel bevoordeling. Deze door de gemeente zelf
bedachte systematiek van puntentoekenning doet dan ook geen recht aan de
gehanteerde manier van beoordelen, nu de toegekende punten (steeds 2) wel
meetellen voor het gemiddelde aantal punten.
De kans bestaat dat de uitslag anders zou zijn geweest
indien het lid wel zelf punten had toegekend. De door de gemeente
gepresenteerde schaduwberekeningen houden daar ten onrechte geen rekening mee.
Deze zien immers slechts op de situatie dat bij alle inschrijvers de scores van
de zesde beoordelaar geheel zijn weggelaten en op de situatie dat de door de
zesde beoordelaar daadwerkelijk gegeven cijfers op het onderwerp dat tot zijn
deskundigheid behoort wel zijn meegenomen, maar de scores ten aanzien van de
andere onderwerpen niet. Ook in de door Tya Horn gemaakte schaduwberekeningen
is onvoldoende rekening gehouden met de mogelijkheid dat de cijfers per
onderwerp hoger (4 of 5 punten) of lager (0 punten) dan het thans toegekende
puntenaantal van 2 hadden kunnen zijn. Ten aanzien van dit punt is de wijze van
beoordelen, althans het toekennen van de hiervoor weergegeven puntenaantallen
dan ook in strijd met het transparantie- en/of gelijkheidsbeginsel.
4.11. Tot
slot heeft WBC betoogd dat mevrouw [betrokkene 1] , projectmanager bij de gemeente
én lid van de beoordelingscommissie, volledig op de hoogte was van de biedingen
van de inschrijvers, hetgeen in strijd zou zijn met het bepaalde in paragraaf
6.1.3 van het Verkoopdocument, waarin is bepaald dat het bod eerst aan de hand
van de schriftelijke indiening wordt beoordeeld door inhoudelijk deskundigen
bij wie de prijs niet bekend is. De gemeente heeft niet betwist dat [betrokkene
1] als projectmanager én lid van de beoordelingscommissie als enige op de
hoogte was van de prijsaanbiedingen, zodat dit voldoende is komen vast te
staan. [betrokkene 1] is ook bij opening van de enveloppen aanwezig geweest en
heeft kennis kunnen nemen van de prijzen, waarmee was ingeschreven. Evenmin is
weersproken dat [betrokkene 1] als deskundige deel heeft uitgemaakt van de
beoordelingscommissie. In het Verkoopdocument is vermeld dat de inhoudelijk
deskundigen niet met de prijs bekend zijn, maar in de eerste nota van
inlichtingen is vermeld dat voor de projectmanager een uitzondering wordt
gemaakt. WBC wist dus op het moment dat zij de eerste (en tweede) nota van
inlichtingen van 4 februari 2015, die volgens de gemeente gelijktijdig is
gepubliceerd met het Verkoopdocument dat dateert van 5 februari 2015, onder
ogen kreeg dat deze uitzondering bestond en had hier desgewenst vragen over
kunnen stellen, hetgeen zij niet heeft gedaan. Daar komt bij dat gesteld noch
gebleken is dat [betrokkene 1] de overige beoordelaars op de hoogte heeft
gesteld van de ingediende prijzen en/of dat de wetenschap bij [betrokkene 1] op
een andere wijze heeft geleid tot het handelen in strijd met het gelijkheids-
en/of het transparantiebeginsel. Onvoldoende aannemelijk is dan ook geworden
dat de gemeente zich ten aanzien van dit punt niet heeft gehouden aan hetgeen
is bepaald in het Verkoopdocument en aanverwante stukken.
Zouden de ‘beoordelaars’ de aanbestedingsdocumenten wel (eerst) nauwgezet
bestuderen, alvorens tot de concrete beoordeling over te gaan? Of zich (eerst)
wetenschap geven van het aanbestedingsrecht (doorgaans ‘formaliteitenrecht’) alvorens
tot praktische ‘rechtvaardige oplossingen’ te komen? Wordt wel inhoudelijk
nagedacht over (de) aanbestedingsdocumenten?
Relevant verder:
Bijvoorbeeld (ook) ten aanzien van de samenstelling van een
beoordelingscommissie in een ‘consensus-model’, dat overigens om meerdere
redenen, waaronder m.n. de toepassing van, en het concreet invulling geven aan
het motiveringsbeginsel, mijn voorkeur heeft.
En wellicht ook interessant om te lezen:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten