In het voorkomend geval werkt bijvoorbeeld een herbeoordeling niet. En is
heraanbesteding (dus) in beginsel onvermijdelijk.
Zie (weer eens) Rechtbank Gelderland 6 maart 2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:1157:
4.6. De
voorzieningenrechter is met inachtneming van het voorgaande van oordeel dat de
gemeente de eis dat inschrijvers de door hen aangegeven mate van hergebruik met
onomstotelijk bewijs moeten onderbouwen in de relevante aanbestedingsstukken
niet duidelijk, precies en ondubbelzinnig heeft geformuleerd. Waar de gemeente
op specifieke vragen van de inschrijvers in de Nota’s van Inlichtingen diverse
keren heeft geantwoord dat de inschrijvers vrij zijn in de wijze waarop zij dat
bewijs dienen te leveren en zij de inschrijvers op dat punt niet wil beperken,
maar juist met interesse uitkijkt naar de wijze waarop de inschrijvers
kwaliteitscriterium 1 “Ladder van Wijnand” zullen invullen, is ter zitting
gebleken dat de gemeente slechts genoegen nam met één specifieke wijze van
bewijslevering. Ter zitting is verklaard dat onomstotelijk bewijs naar de
mening van de gemeente uitsluitend kon worden geleverd door het overleggen van
foto’s van een speeltoestel voor en na het moment van herplaatsen, althans dat
enkel dat bewijs is geaccepteerd, omdat volgens de gemeente alleen op die
manier onomstotelijk is bewezen dat het toestel één op één is overgeplaatst en
dus 100% is hergebruikt. Dit is een invulling van de eis die voor een
behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijver niet duidelijk en
kenbaar was en ook niet kon zijn, omdat de gemeente deze invulling pas
achteraf, in de beoordelingsfase en dus nadat de inschrijvingstermijn was
verstreken, kennelijk aan deze eis heeft toegekend. Op basis van onder andere
het antwoord op vraag 18 van de eerste Nota van Inlichtingen wisten de
inschrijvers immers niet beter, en konden zij ook niet beter weten, dan dat zij
vrij waren in de wijze waarop zij onomstotelijk bewijs konden en wilden
leveren. Dat de aanbestedingsdocumenten wat betreft die invulling in het geheel
niet duidelijk waren, blijkt ook wel uit het feit dat negen inschrijvers het
bewijs niet door middel van voor- en nafoto’s hebben geleverd. Het verweer van
de gemeente dat de inschrijvers hierover direct na de bekendmaking van de
gunningscriteria en aldus in een veel eerder stadium hadden moeten klagen gaat
niet op. Voordat de verschillende inschrijvers hebben ingeschreven gold
blijkens de Nota’s van Inlichtingen immers geen beperking voor het leveren van
onomstotelijk bewijs, zodat over de wijze waarop de gemeente deze eis
vervolgens in de beoordelingsfase van de aanbestedingsprocedure heeft ingevuld
niet eerder dan na het bekendmaken van de scores kon worden geklaagd. Vaststaat
dat de inschrijvers dit ook hebben gedaan, zodat zij voldoende proactief hebben
gehandeld.
4.7. Voorts
is de voorzieningenrechter van oordeel dat de wijze waarop de beoordeling van
kwaliteitscriterium 1 heeft plaatsgevonden niet transparant is. Het is
volstrekt onduidelijk hoe de gemeente met betrekking tot negen van de tien
rechtsgeldige inschrijvingen tot een score van 0 punten voor dit criterium is
gekomen. Indien de gemeente van mening was dat door die negen inschrijvers geen
onomstotelijk bewijs is geleverd van de door hen ingevulde mate van hergebruik,
dan was niet voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1 van de offerteaanvraag en
zou dat volgens die offerteaanvraag moeten leiden tot ongeldigheid van de
inschrijving en aldus tot uitsluiting van de inschrijver. In plaats daarvan
heeft de gemeente aan die inschrijvers een score van 0 punten toegekend, welke
score volgens de “Ladder van Wijnand” behoort bij 100% “waste”, terwijl de
gemeente ter zitting in dat verband heeft aangevoerd dat zij de beoordelaars
niet voldoende kundig achtte om bij gebrek aan onomstotelijk bewijs van de mate
van hergebruik die de inschrijvers hadden opgegeven, zelfstandig te kunnen
beoordelen van welke mate van hergebruik in plaats daarvan sprake was. Niet
transparant is daardoor hoe de gemeente tot de 100% waste-scores is gekomen die
zij aan de negen inschrijvers heeft toegekend, waarbij wederom heeft te gelden dat
de invulling van de beoordelingswijze die de gemeente kennelijk heeft toegepast
ook niet op voorhand duidelijk, precies en ondubbelzinnig uit de relevante
aanbestedingsdocumenten blijkt. De in de offerteaanvraag bekend gemaakte wijze
van beoordelen is in ieder geval niet gevolgd. Enige vorm van favoritisme en
willekeur in de beoordelingsfase kan daarom niet worden uitgesloten. Daarbij
komt nog dat de voorzieningenrechter het, anders dan de gemeente, op voorhand
niet zonder meer evident acht dat de gemeente in een geval als dit, waarin zij
het bij negen van de tien geldige inschrijvingen naar eigen zeggen
ongeloofwaardig en onvoldoende onderbouwd acht dat zij hun speeltoestel voor de
volle 100% kunnen hergebruiken, niet om een aanvullende toelichting of aanvulling
had mogen vragen als bedoeld in artikel 2.5.2 van de offerteaanvraag. Dit
temeer omdat voor de gemeente op basis van de uitkomst van de beoordeling van
de inschrijvingen geen andere conclusie mogelijk kan zijn geweest dan dat het
voor de inschrijvers niet duidelijk was wat van hen op dat punt werd verwacht.
4.8. De
voorzieningenrechter is van oordeel dat dit alles ertoe leidt dat de
aanbestedingsrechtelijke beginselen van gelijkheid en transparantie in de
onderhavige aanbestedingsprocedure niet, althans onvoldoende in acht zijn
genomen. De aanbesteding heeft daardoor niet op rechtsgeldige wijze
plaatsgevonden en kan dan ook geen grondslag vormen voor gunning van de
opdracht. […] Toewijzing van de primaire vordering brengt met zich dat de
gemeente hierna zal worden veroordeeld de voorlopige gunningsbeslissingen van 5
februari 2018 in te trekken en de huidige aanbestedingsprocedure te staken en
gestaakt te houden. Daarnaast zal de gemeente worden veroordeeld om, voor zover
zij de opdracht nog wenst te vergeven, voor een aanbestedingsprocedure te
kiezen die in lijn is met de aanbestedingsrechtelijke beginselen van gelijkheid
en transparantie, zoals door Boer c.s. is gevorderd.
Wat mij betreft, (dus) geen (r.o. 4.1.2) ‘eerbetoon aan de zeer gewaardeerde collega Wijnand, die 1 november met
pensioen gaat’…………………………..
Vergelijk ook:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten