vrijdag 2 maart 2018

Een intrinsiek kenmerk van het aanbod



Vanuit ‘de basis’ bezien, blijft het (wel) wat vreemd. En ‘wennen’. Klaarblijkelijk kan onder het oude - Richtlijn 2004/18/EG - recht (‘Dr. Falk Pharma’, ‘Tirkkonen’, ‘Open house’ e.d.) inhoudelijk een overheidsopdracht en/of een raamovereenkomst - dus een bepaald soort overeenkomst met de betreffende/specifieke gedefinieerde aanbestedingsrechtelijke kenmerken/elementen - boven het Europese drempelbedrag worden aangegaan, zonder, en (nog) los van in de Richtlijn opgenomen uitzonderingen, een Europese aanbestedingsprocedure te volgen.

Relevant:

Artikel 1 lid 2 sub a Richtlijn 2004/18/EG: ‚Overheidsopdrachten’ zijn schriftelijke overeenkomsten onder bezwarende titel die tussen een of meer ondernemers en een of meer aanbestedende diensten zijn gesloten en betrekking hebben op de uitvoering van werken, de levering van producten of de verlening van diensten in de zin van deze richtlijn.

Artikel 1 lid 5 Richtlijn 2004/18/EG: Een ‚raamovereenkomst’ is een overeenkomst tussen een of meer aanbestedende diensten en een of meer ondernemers met het doel gedurende een bepaalde periode de voorwaarden inzake te plaatsen opdrachten vast te leggen, met name wat betreft de prijs en, in voorkomend geval, de beoogde hoeveelheid.

Zulke overeenkomsten komen in Nederland tot stand middels ‘aanbod en aanvaarding’ ex artikel 6: 217 lid 1 BW.

Voor het (al dan niet) bestaan van een Europese aanbestedingsplicht zou onder meer relevant zijn, HvJEU 1 maart 2018 in zaak C-9/17 (Tirkkonen):


37          Derhalve kunnen criteria die er niet toe strekken de economisch voordeligste inschrijving vast te stellen, maar in wezen verband houden met de beoordeling van de geschiktheid van de inschrijvers om de betrokken opdracht uit te voeren, niet worden aangemerkt als „gunningscriteria”. Criteria die in hoofdzaak betrekking hebben op de ervaring, de kwalificaties en de middelen ter waarborging van de goede uitvoering van de betrokken opdracht, werden immers aangemerkt als criteria die verband houden met de geschiktheid van de inschrijvers om deze opdracht uit te voeren en niet als „gunningscriteria”, ook al had de aanbestedende dienst ze wel als zodanig gekwalificeerd (zie in die zin arrest van 24 januari 2008, Lianakis e.a., C-532/06, EU:C:2008:40, punten 30 en 31).

38          Ten slotte wordt aan die conclusie op geen enkele wijze afgedaan door de oplossing waarvoor is gekozen in het arrest van 26 maart 2015, Ambisig (C-601/13, EU:C:2015:204, punten 31-34), waarin het Hof in wezen heeft verklaard dat de bekwaamheden en de ervaring van de leden van het team dat de overheidsopdracht moet uitvoeren, als gunningscriteria kunnen worden opgenomen in de aankondiging van opdracht of in het bestek, voor zover de kwaliteit van de uitvoering van een opdracht op doorslaggevende wijze kan afhangen van de professionele waarde van degenen die met de uitvoering ervan zijn belast, die bestaat uit hun professionele ervaring en opleiding, met name wanneer de opdracht betrekking heeft op een intellectuele dienst en ziet op opleidings- en adviesdiensten.

39          Deze beoordeling moet echter worden begrepen in het licht van de omstandigheden die hebben geleid tot de zaak die aanleiding vormde voor dat arrest, dat wil zeggen in het licht van de keuze door de aanbestedende dienst van de inschrijving die hij wilde selecteren uit verschillende ontvankelijke inschrijvingen. Daarmee heeft de aanbestedende dienst, anders dan in de zaak die in het hoofdgeding aan de orde is, in de zaak die heeft geleid tot het arrest van 26 maart 2015, Ambisig (C-601/13, EU:C:2015:204, punten 11, 13 en 28-34), een echte vergelijking gemaakt tussen de ontvankelijke inschrijvingen, alvorens de economisch voordeligste inschrijving vast te stellen. In die laatste zaak was de ervaring van het voorgestelde technische team immers een intrinsiek kenmerk van het aanbod en niet enkel een criterium om de geschiktheid van de inschrijvers te beoordelen.

De laatste zin van rechtsoverweging 39 overtuigt niet. Het ‘aanbod’ is ter zake niet relevant. De ‘uitvraag’ en beoordeling door de aanbesteder wel.

Ook in het kader van (de beoordeling van) geschiktheidseisen wordt namelijk in dit soort gevallen (de vorming van een ‘pool’) door een ondernemer een inhoudelijk / intrinsiek ‘aanbod’ gedaan: “Ik bied aan de door jullie voorgenomen overheidsopdracht / raamovereenkomst aan te gaan, en bijgevoegd treffen jullie ter zake mijn ervaringen, mijn kwalificaties en mijn middelen ter waarborging van de goede uitvoering van de betrokken opdracht aan.

De navolgende ‘benadering’ vind ik (dus) sterker:

29          Er zij evenwel aan herinnerd dat het doel van richtlijn 2004/18 erin was gelegen het risico uit te sluiten dat de aanbestedende diensten bij het plaatsen van welke opdracht ook, de voorkeur geven aan nationale inschrijvers of gegadigden. Dat risico houdt echter nauw verband met de exclusiviteit die zal voortvloeien uit de gunning van de betrokken opdracht aan de ondernemer wiens inschrijving is geselecteerd, of aan de ondernemers wier inschrijvingen zijn geselecteerd in geval van een raamovereenkomst, wat uiteindelijk het doel vormt van een procedure voor het plaatsen van een overheidsopdracht (zie in die zin arrest van 2 juni 2016, Falk Pharma, C-410/14, EU:C:2016:399, punten 35 en 36).
30          Dienaangaande heeft het Hof reeds onderstreept dat de keuze van een inschrijving, en dus van een begunstigde, een element is dat intrinsiek verbonden is met de bij richtlijn 2004/18 ingevoerde regelgeving voor overheidsopdrachten en bijgevolg met het begrip ‚overheidsopdracht’ in de zin van artikel 1, lid 2, onder a), hiervan (zie in die zin arrest van 2 juni 2016, Falk Pharma, C-410/14, EU:C:2016:399, punt 38).
31          Hieruit volgt dat wanneer er geen ondernemer wordt aangewezen aan wie exclusief een opdracht wordt gegund, er geen noodzaak bestaat om het handelen van deze aanbestedende dienst aan de nauwkeurige regels van richtlijn 2004/18 te onderwerpen teneinde te vermijden dat hij bij de gunning van een opdracht nationale ondernemers begunstigt (zie in die zin arrest van 2 juni 2016, Falk Pharma, C-410/14, EU:C:2016:399, punt 37).

Alles aanbesteden’ gaat namelijk ook (te) ver. En miskent (oorspronkelijk) doel en strekking van de Europese aanbestedingsrichtlijnen.

Verder is natuurlijk interessant, wat een en ander onder het huidige - Richtlijn 2014/24/EU - recht gaat opleveren.

En, dat we een Deel 1 van de Aanbestedingswet 2012 kennen, dat de ‘schriftelijke overeenkomst onder bezwarende titel’ als basis neemt. Zie bijvoorbeeld de artikelen 1.4, 1.6, 1.11 en 1.17 Aanbestedingswet 2012.

Eerder:






Geen opmerkingen:

Een reactie posten