dinsdag 1 mei 2018

Preferred partner


De klaarblijkelijke (beoogde) ‘mix’ van ‘preferred supplier’ en ‘preferred partner’ heeft ook een (zijn) prijs………

Zie Rechtbank Den Haag 26 april 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:4955:


2.7.        De wensen 1.24 en 2.21 luiden (telkens):
"Het streven van de umc's is om te excelleren. Daarom willen de umc's alleen samenwerken met Leveranciers die een substantiële bijdrage leveren aan de realisatie van de strategische doelstelling van de umc's op het gebied van excellent(e) (topreferente) patiëntenzorg, wetenschappelijk onderzoek en onderwijs. De umc's hebben als maatschappelijke taak een actieve bijdrage te leveren aan en zoveel mogelijk voorop te lopen in de ontwikkeling van duurzame, innovatieve en betaalbare gezondheidszorg en daarmee aan de gezondheid van mens en maatschappij in Nederland en daarbuiten. Nog betere resultaten voor de bevolking en maatschappij bereiken we door samenwerking in professionele duurzame netwerken. In deze netwerken doen we kennis op, die we vergroten en weer verspreiden.
Als onderdeel van de gunning zal meegewogen worden hoe u als Leverancier en Preferred partner van de umc's staat ten opzichte van deze maatschappelijke taak en op welke wijze u denkt daar - voor de duur van de Raamovereenkomst inclusief verlengingsopties - invulling aan ten geven.
Uitgangspunten:
(…)
• Samenwerking leidt voor het umc niet tot hogere kosten, waaronder hogere inkoopprijzen;
(…)
• In het Plan van Aanpak worden geen bedragen en/of ureninzet worden benoemd.
Plan van aanpak samenwerking:
Van u - als Preferred partner van de umc's - wordt verwacht dat u een voorstel indient aangaande de gewenste en mogelijke (strategische) samenwerking met een individueel umc en/of eventueel NFO-breed c.q. met meerdere umc's. (…)"
[…]

3.2.        Daartoe voert Boston - samengevat - het volgende aan, althans zo begrijpt de voorzieningenrechter.
[…]
(ix)          de wensen 1.24 en 2.21 zijn in strijd artikel 10h WMH en artikel 5 lid 4 GMH, aangezien de Ziekenhuizen de bereidheid tot wetenschappelijke samenwerking door de leverancier rechtstreeks koppelt aan de aanschaf van de uitgevraagde producten.

4.40.      Het laatste bezwaar van Boston tegen de aanbesteding komt er op neer dat de wensen 1.24 en 2.21 (zie onder 2.7) onrechtmatig zijn, omdat deze in strijd zijn met zowel de WMH als de GMH, nu zij leiden tot ontoelaatbaar gunstbetoon, en verboden interacties. Dit bezwaar treft doel.
4.41.      Teneinde in de minicompetitie te voldoen aan de betreffende wensen, wordt van de inschrijvers verwacht dat zij - in de vorm van een Plan van Aanpak - een voorstel doen met betrekking tot hun kosteloze wetenschappelijke samenwerking met één of meer ziekenhuizen. Op zichzelf is de beoogde samenwerking - onder andere met het oog op de innovatie van de betreffende producten - toelaatbaar en zelfs noodzakelijk. De koppeling van de samenwerking aan de aanbesteding - in die zin dat het Plan van Aanpak wordt meegewogen bij de kwalitatieve beoordeling van een inschrijving in de minicompetitie en kan leiden tot een hogere score en daarmee mogelijk tot gunning van de opdracht - acht de voorzieningenrechter echter niet toelaatbaar. Het aanbod tot kosteloze samenwerking kan als gevolg daarvan immers invloed hebben op de beslissing van een ziekenhuis betreffende de inkoop van bepaalde producten. Aldus is sprake van een ontoelaatbaar gunstbetoon/verboden interactie. Dat door voldoening aan de wensen (naar de mening van de Ziekenhuizen) slechts weinig punten kunnen worden gescoord doet daaraan niet af. Die punten kunnen - hoe weinig ook - doorslaggevend zijn bij de gunningsbeslissing. Tot slot valt niet in te zien dat de gang van zaken moet worden aanmerkt als een toegestane vorm van sponsoring.

Aanbesteden is ook faciliteren, mogelijk maken, aannemelijk maken e.d.

Lees ook:




Geen opmerkingen:

Een reactie posten