Artikel 8.8. van de Wet open overheid (Woo) luidt als volgt:
“De artikelen 3.1, 3.3, 4.1, 5.1, eerste, tweede en vijfde lid, en 5.2 zijn niet van toepassing op informatie waarvoor een bepaling geldt die is opgenomen in de bijlage bij deze wet.”
In de betreffende bijlage bij artikel 8.8 van de Woo is onder meer opgenomen:
“De artikelen 3.1, 3.3, 4.1, 5.1, eerste, tweede en
vijfde lid, en 5.2 van de Wet open overheid zijn niet van toepassing voor zover
de volgende bepalingen gelden.
•. Aanbestedingswet
2012: de artikelen 2.53, derde lid, voor zover openbaarmaking van informatie
schade zou toebrengen aan de gerechtvaardigde economische belangen van een
onderneming, 2.57, eerste lid, voor zover het door de ondernemer als vertrouwelijk
aangemerkte informatie betreft, 2.57, tweede lid, voor zover de informatie kan
worden gebruikt om de mededinging te vervalsen, 2.138, onderdelen b, c en d, en
2.163 […]”
Het gaat in de bijlage (dus) om artikelen uit Deel 2 van de Aanbestedingswet 2012 die in beginsel niet van toepassing zijn op onderdrempelige opdrachten.
Daarmee derogeert, zie daartoe bijvoorbeeld Rechtbank Overijssel 19 mei 2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:2326 en Afdeling Bestuursrechtspraak 28 augustus 2013, ECLI:NL:RVS:2013:888, de Aanbestedingswet 2012 niet aan de Woo wanneer het gaat om onderdrempelige opdrachten.
Het is echter aannemelijk, dat ook bij onderdrempelige opdrachten sprake is van een ‘vertrouwensrelatie’ in de zin van HvJEG 14 februari 2008 in zaak C-450/06 (Varec SA / Belgische staat):
“36 Daarenboven
zijn de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten, zowel naar hun
aard als volgens het stelsel van de gemeenschapswetgeving, gebaseerd op een
vertrouwensrelatie tussen de aanbestedende diensten en de deelnemende
economische subjecten. Deze laatsten moeten de aanbestedende diensten in het
kader van de aanbestedingsprocedure in kennis kunnen stellen van alle nuttige
informatie, zonder te hoeven vrezen dat laatstgenoemde aan derden gegevens
meedelen waarvan de openbaarmaking voor hen nadelig zou kunnen zijn.”
Waarmee openbaarmaking van informatie en gegevens (verkregen) bij onderdrempelige opdrachten achterwege kan (moet) blijven als gevolg van onder meer het bepaalde in artikel 5.1 lid 1 aanhef onder c van de Woo:
“1. Het
openbaar maken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover
dit:
[…]
c. bedrijfs-
en fabricagegegevens betreft die door natuurlijke personen of rechtspersonen
vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld;”
Bovendrempelige concessieopdrachten (Deel 2a Aanbestedingswet 2012)
Voor bovendrempelige concessieopdrachten is het bepaalde in schakelbepaling artikel 2a.31 Aanbestedingswet 2012 relevant:
“Afdeling 2.3.1 is van overeenkomstige toepassing op concessieopdrachten, met uitzondering van artikel 2.51, vijfde lid.”
Daarmee wordt immers verwezen naar artikel 2.53, derde lid en artikel 2.57, eerste en tweede lid Aanbestedingswet 2012 als genoemd in de bijlage bij de Woo.
Het ook in de bijlage van de Woo genoemde artikel 2.138 Aanbestedingswet 2012 wordt (blijkbaar) niet overeenkomstig van toepassing verklaard op concessieopdrachten.
Bovendrempelige speciale-sectoropdrachten (Deel 3 Aanbestedingswet 2012)
Voor bovendrempelige speciale sectoropdrachten is het bepaalde in schakelbepaling artikel 3.50 lid 1 Aanbestedingswet 2012 relevant:
“Afdeling 2.3.1, met uitzondering van de artikelen 2.51, vijfde lid, 2.52, derde tot en met zevende lid, en 2.52a, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.”
Daarmee wordt immers verwezen naar artikel 2.53, derde lid en artikel 2.57, eerste en tweede lid Aanbestedingswet 2012 als genoemd in de bijlage bij de Woo.
Het ook in de bijlage van de Woo genoemde artikel 2.138 Aanbestedingswet 2012 vindt zijn weg middels schakelbepaling artikel 3.78 lid 1 Aanbestedingswet 2012:
“De artikelen 2.134, 2.136 en 2.138 zijn van overeenkomstige toepassing op speciale-sectoropdrachten, met dien verstande dat in artikel 2.134, derde lid, voor «bijlage XIV van richtlijn 2014/24/EU» wordt gelezen: bijlage XVII van richtlijn 2014/25/EU.”