In een eerdere Blog schreef ik dat ‘dringende
spoed’ in de loop der tijd ‘dwingende
spoed’ is geworden:
https://keesvandewater.blogspot.com/2019/07/dwingende-dringende-spoed.html
Het begrip ‘dringend’ lijkt echter niet helemaal verdwenen in het Europese aanbestedingsrecht.
Daartoe het volgende.
Artikel 2.74 Aanbestedingswet 2012 luidt als volgt:
In het geval van een urgente situatie, die door de
aanbestedende dienst naar behoren is onderbouwd, waarin de in de artikel 2,71,
eerste, tweede en vierde lid, bepaalde termijnen niet in acht kunnen worden
genomen, kan een aanbestedende dienst de volgende termijnen vaststellen:
a. in
het geval van een openbare procedure, een termijn voor het indienen van de
inschrijvingen van ten minste vijftien dagen, te rekenen vanaf de verzenddatum
van de aankondiging van de overheidsopdracht;
b. in
het geval van een niet-openbare procedure of een mededingingsprocedure met
onderhandeling, een termijn voor het indienen van de verzoeken tot deelneming
van ten minste vijftien dagen, te rekenen vanaf de verzenddatum van de
aankondiging van de overheidsopdracht;
c. in
het geval van een niet-openbare procedure of een mededingingsprocedure met
onderhandeling, een termijn voor het indienen van de inschrijvingen van ten
minste tien dagen, te rekenen vanaf de verzenddatum van de uitnodiging tot
inschrijving.
Zie ook de artikelen 27 lid 3 en 28 lid 6 van Richtlijn 2014/24/EU.
In de parlementaire geschiedenis van de Aanbestedingswet is in de Memorie van Toelichting (Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 329, nr. 3, pag. 57) het volgende vermeld:
In dit artikel zijn de wijzigingen in de termijnen zoals opgenomen in de artikelen 27, derde lid, 28, zesde lid, en 29, eerste lid, vierde alinea, derde zin, van de richtlijn 2014/24/EU, overgenomen. De urgente situatie mag niet aan de aanbestedende dienst zelf te wijten zijn.
En in Overweging 46 van Richtlijn 2014/24/EU is ter zake opgenomen:
De aanbestedende diensten moet worden toegestaan
bepaalde op de openbare of niet-openbare procedure en op mededingingsprocedure
met onderhandeling toepasselijke termijnen in te korten indien deze termijnen
onhaalbaar zijn vanwege de urgentie, die door de aanbestedende dienst
deugdelijk moet worden gemotiveerd. Verduidelijkt dient te worden dat het niet
noodzakelijkerwijs moet gaan om dwingende spoed als gevolg van gebeurtenissen
die de aanbestedende dienst niet kon voorzien en die hem niet toegerekend
kunnen worden.
Er is dus in beginsel een onderscheid tussen ‘urgent’ (‘urgentie’) en ‘dwingende spoed’.
Overweging 80 van Richtlijn 2014/24/EU bepaalt daaromtrent:
[…] Alleen in buitengewone gevallen van dwingende
spoed, waarin door gebeurtenissen die de betrokken aanbestedende dienst niet
kon voorzien en die hem niet kunnen worden toegerekend, een normale procedure,
zelfs met kortere termijnen, niet haalbaar is, moet de aanbestedende dienst,
voor zover strikt noodzakelijk, opdrachten kunnen gunnen via de
onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking. Dit kan het geval
zijn bij natuurrampen waarbij onmiddellijke actie noodzakelijk is.
Het lijkt aannemelijk om in het Europese aanbestedingsrecht bij ‘urgent’, als bedoeld bij de ‘urgente situatie’, eveneens uit te gaan, van wat doorgaans taalkundig onder ‘urgent’ wordt verstaan.
We hebben het dan over ‘dringend’ in de zin van ‘met prioriteit’ en/of ‘met voorrang’.
En dus, aanbestedingsrechtelijk, niet over ‘dwingend’.
‘Dwingend’ lijkt immers aanbestedingsrechtelijk geen enkel uitstel te (kunnen) dulden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten