donderdag 16 januari 2025

Beton ‘of gelijkwaardig’

DYKA is een producent en leverancier van rioleringsbuizen uit kunststof en wordt door een (Belgische) aanbestedende dienst (Fluvius) praktisch en feitelijk uitgesloten van openbare aanbestedingsprocedures, aangezien de aanbestedende dienst in de uitvoering rioleringsbuizen uit kunststof uitsluit.

De aanbestedende dienst is van mening, dat enkel buizen uit gres (voor de afvoer van afvalwater) en buizen uit beton (voor de afvoer van regenwater) in de uitvoering zijn toegestaan, en dat deze materiaalkeuze niet nader hoeft te worden gemotiveerd.

DYKA heeft zich tot de ondernemingsrechtbank Gent gewend met het verzoek om de aanbestedende dienst te gelasten voornoemde praktijk te beëindigen, en haar te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding.

De (verwijzende) ondernemingsrechtbank heeft prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU), hetgeen geleid heeft tot het arrest HvJEU 16 januari 2025 in zaak C‑424/23 (DYKA Plastics):

https://curia.europa.eu/juris/document/document.jsf?text=&docid=294256&pageIndex=0&doclang=nl&mode=req&dir=&occ=first&part=1&cid=21871097


39           Met zijn tweede en derde vraag, die samen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 42, lid 4, van richtlijn 2014/24 aldus moet worden uitgelegd dat aanbestedende diensten in de technische specificaties van een overheidsopdracht voor werken mogen preciseren van welk materiaal de door de inschrijvers aangeboden producten moeten zijn vervaardigd.

[…]

54           De verwijzende rechter dient in het licht van alle hierboven verstrekte preciseringen over de draagwijdte van artikel 42 van richtlijn 2014/24 te beoordelen of Fluvius met de technische specificaties die zij bij het plaatsen van overheidsopdrachten voor rioleringswerken hanteert, deze overheidsopdrachten al dan niet mag beperken tot ondernemers die rioleringsbuizen uit gres (voor de afvoer van afvalwater) en beton (voor de afvoer van regenwater) leveren.

55           Hoewel het uitsluitend aan de verwijzende rechter staat om de in voormeld artikel 42 neergelegde regels, zoals uitgelegd door het Hof, toe te passen, kan het Hof niettemin aanwijzingen geven om te kunnen bepalen in hoeverre deze regels gelden voor een vermelding als die in het hoofdgeding waarbij wordt vereist dat buizen „uit gres” en „uit beton” worden gebruikt.

56           In dit verband moet ten eerste worden opgemerkt dat het materiaal waarvan een product vervaardigd is, niet kan worden aangemerkt als een „prestatie-eis” of „functionele eis” in de zin van artikel 42, lid 3, onder a), van richtlijn 2014/24. Een materiaal kan weliswaar bijdragen aan de prestaties van een product of aan de geschiktheid ervan om te voldoen aan een functionele eis, maar vormt op zich geen „prestatie-eis” of „functionele eis”.

57           In een geval als in het hoofdgeding, waarin er in de desbetreffende economische sector producten bestaan die kunnen worden onderscheiden naargelang van hun fabricaat en in het bijzonder van het materiaal waarvan zij zijn vervaardigd, moet de eis dat producten uit een bepaald materiaal worden gebruikt, zoals de advocaat-generaal in de punten 72 en 73 van zijn conclusie heeft opgemerkt, worden aangemerkt als een vermelding van een „type” of een „bepaalde productie” „waardoor bepaalde ondernemingen of bepaalde producten worden bevoordeeld of geëlimineerd” in de zin van artikel 42, lid 4, eerste volzin, van richtlijn 2014/24, aangezien deze vermelding ertoe leidt dat ondernemingen die producten leveren die van een ander dan het vereiste materiaal zijn vervaardigd, worden geëlimineerd.

58           Ten tweede zij erop gewezen dat Fluvius in antwoord op een vraag van het Hof ter terechtzitting heeft verklaard dat zij de in het hoofdgeding aan de orde zijnde technische specificatie dat buizen voor de afvoer van afvalwater uit gres en buizen voor de afvoer van regenwater uit beton moeten zijn, niet vergezeld had doen gaan van de woorden „of gelijkwaardig”.

59           Indien dit het geval is, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan, betekent dit dat, zonder dat hoeft te worden onderzocht of een voldoende nauwkeurige en begrijpelijke omschrijving van het voorwerp van de in het hoofdgeding aan de orde zijnde opdrachten krachtens artikel 42, lid 3, van richtlijn 2014/24 mogelijk is, Fluvius zich niet met succes kan beroepen op de uitzondering in artikel 53, § 4, tweede alinea, onder 1, van de overheidsopdrachtenwet, dat de omzetting in Belgisch recht vormt van artikel 42, lid 4, tweede volzin, van die richtlijn, aangezien dan niet voldaan is aan het vereiste in de derde volzin van dat artikel 42, lid 4, dat in Belgisch recht is omgezet bij artikel 53, § 4, derde alinea, van de overheidsopdrachtenwet.

60           Wat ten derde de hypothese in het begin van artikel 42, lid 4, van richtlijn 2014/24 betreft, die in de punten 51 tot en met 53 van het onderhavige arrest wordt uitgelegd en die in Belgisch recht is omgezet bij artikel 53, § 4, tweede alinea, onder 2, van die wet, moet worden geoordeeld dat het vereiste dat voor een overheidsopdracht of een deel daarvan een bepaald materiaal wordt gebruikt, met name onvermijdelijk kan voortvloeien uit het voorwerp van de opdracht wanneer dit vereiste is gebaseerd op het esthetische effect dat de aanbestedende dienst zoekt of op de noodzaak dat een werk aangepast is aan zijn omgeving, of wanneer het in het licht van een prestatie‑ of functionele eis in de zin van artikel 42, lid 3, onder a), van deze richtlijn, onvermijdelijk is dat producten uit dat materiaal worden gebruikt. In deze situaties is immers geen enkel alternatief op basis van een andere technische oplossing denkbaar.

61           Buiten de gevallen waarin het gebruik van een materiaal onvermijdelijk voortvloeit uit het voorwerp van de opdracht, kan de aanbestedende dienst niet zonder toevoeging van de woorden „of gelijkwaardig” eisen dat een bepaald materiaal wordt gebruikt. Hij moet er dan in de technische specificaties van afzien een bepaald materiaal op te leggen, door in de aanbestedingsstukken hetzij geen materiaal te vermelden, hetzij een of meer materialen te vermelden met de woorden „of gelijkwaardig”. Zodoende zal de aanbestedende dienst ertoe gebracht worden om, overeenkomstig de met richtlijn 2014/24 nagestreefde doelstelling van openstelling voor mededinging, een verscheidenheid aan inschrijvingen te toetsen aan de gunningscriteria, waaronder dus inschrijvingen waarin producten worden aangeboden die zijn vervaardigd van materialen die in de betrokken sector courant worden gebruikt, maar ook inschrijvingen waarin producten worden aangeboden die van minder gebruikelijke of zelfs innovatieve materialen zijn vervaardigd. Op die manier geeft de aanbestedende dienst belangstellende ondernemers de mogelijkheid om de gelijkwaardigheid van die materialen aan te tonen.

62           Gelet op het voorgaande dient op de tweede en de derde vraag te worden geantwoord dat artikel 42, lid 4, van richtlijn 2014/24 aldus moet worden uitgelegd dat aanbestedende diensten in de technische specificaties van een overheidsopdracht voor werken niet zonder toevoeging van de woorden „of gelijkwaardig” mogen preciseren van welk materiaal de door inschrijvers aangeboden producten moeten zijn vervaardigd, tenzij het gebruik van een bepaald materiaal onvermijdelijk voortvloeit uit het voorwerp van de opdracht omdat er geen alternatief op basis van een andere technische oplossing denkbaar is.

Het antwoord van het Hof op de tweede en derde vraag in het arrest gaat specifiek over de overheidsopdracht voor werken.

Zou bij een overheidsopdracht voor leveringen (dan) nog wel zonder meer naar ‘buizen van beton’ en/of naar ‘pompputten van beton’ kunnen worden gevraagd?

Dat lijkt me niet evident.

Artikel 42 lid 1 Richtlijn 2014/24/EU luidt namelijk deels als volgt:


De technische specificaties als omschreven in punt 1 van bijlage VII worden uitgeschreven in de aanbestedingsstukken. In de technische specificaties worden de voor een werk, dienst of levering gestelde kenmerken voorgeschreven. […]

Zie ook artikel 2.75 lid 1 Aanbestedingswet 2012:


Een aanbestedende dienst neemt in de aanbestedingsstukken de technische specificaties op, waarin de door hem voor een werk, dienst of levering voorgeschreven kenmerken zijn opgenomen.

En in artikel 42 lid 4 Richtlijn 2014/24/EU, zie ook artikel 2.76 leden 3 en 4 Aanbestedingswet 2012, is bepaald:


Behalve indien dit door het voorwerp van de opdracht gerechtvaardigd is, mag in de technische specificaties geen melding worden gemaakt van een bepaald fabricaat of een bepaalde herkomst of van een bijzondere werkwijze die kenmerkend is voor de producten of diensten van een bepaalde ondernemer, en evenmin van een merk, een octrooi of een type, een bepaalde oorsprong of een bepaalde productie, waardoor bepaalde ondernemingen of bepaalde producten worden bevoordeeld of geëlimineerd. Deze vermelding is bij wijze van uitzondering toegestaan wanneer een voldoende nauwkeurige en begrijpelijke omschrijving van het voorwerp van de opdracht krachtens lid 3 niet mogelijk is. Een dergelijke vermelding of verwijzing gaat vergezeld van de woorden „of gelijkwaardig”.

Verder gaat het Hof in r.o. 57 van onderhavig arrest mee met navolgende punten 72 en 73 van de conclusie van de advocaat-generaal:

https://curia.europa.eu/juris/document/document.jsf?text=&docid=290028&pageIndex=0&doclang=nl&mode=req&dir=&occ=first&part=1&cid=22216521


72           Naar mijn oordeel wordt met de vermelding van beton en gres als verplichte materialen in de aanbestedingsstukken verwezen naar een „type” buizen of naar een „bepaalde productie”. Volgens DYKA zijn gres en beton geen natuurlijke materialen (zoals hout), maar materialen die zijn „geproduceerd” volgens een bepaald kunstmatig productieproces. De keuze voor deze materialen komt logischerwijs ten goede aan degenen die buizen uit gres en beton produceren of leveren en heeft het (onvermijdelijke) gevolg dat diegenen die buizen uit kunststof of uit andere materialen aanbieden, worden geëlimineerd.

73.          Anders dan Fluvius betoogt, is het verbod mijns inziens niet alleen van toepassing wanneer het bestek ertoe leidt dat er slechts één gegadigde is, maar ook wanneer de kring van gegadigden tot meerdere fabrikanten wordt beperkt (te weten tot alle ondernemers die een type buizen uit beton of gres produceren) en de fabrikanten van kunststofbuizen worden geëlimineerd.

En dat geldt in beginsel ook (allemaal) voor de overheidsopdracht voor leveringen.

In het voorkomend geval gaat het dus wellicht, afhankelijk van de ‘rechtvaardigingsmotivering’, ook bij de overheidsopdracht voor leveringen om ‘buizen van beton of gelijkwaardig’ en ‘pompputten van beton of gelijkwaardig’.

Interessant is dus ook het ‘kozijn van hout’.

Dat lijkt me wel een ‘type’ kozijn, maar niet ‘geproduceerd volgens een bepaald kunstmatig productieproces’.

En wat (dan) te denken van ‘bedrijfskleding in katoen’.

Toch maar voor de zekerheid ‘kozijn van hout of gelijkwaardig’ en ‘bedrijfskleding in katoen of gelijkwaardig’?

Dat worden (dan) inhoudelijke ‘gelijkwaardigheidsdiscussies’.

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten