‘Best value for taxpayer’s money’
is geen begrip uit de oude Richtlijnen 92/50/EEG Diensten, 93/36/EEG
(Leveringen) en 93/37/EEG (Werken). Ook de bijbehorende Handleidingen van de
Europese Commissie kennen het begrip niet. En is ook geen begrip uit de huidige
Richtlijn 2004/18/EG, het oude Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten
(Bao, Staatsblad 2005, 408) en de huidige Aanbestedingswet 2012.
Een verplichting tot het zorg dragen voor ‘best value for taxpayer’s money’ kan dus (ook) niet uit voornoemde regelgeving
worden afgeleid.
Mogelijk heeft ‘de praktijk’ dit begrip (dus) zelf bedacht. En mogelijk
heeft een en ander er toe geleid, dat de praktijk vervolgens (ook) zelf een
(eigen) invulling en uitleg aan dit begrip heeft gegeven.
De Gids Proportionaliteit (januari 2013, pag. 7-8) vermeldt
bijvoorbeeld:
Doelmatigheid ziet in beginsel op de wijze waarop de
overheidsmiddelen worden besteed. Dit kan onder meer gericht zijn op een goede
prijs/kwaliteitverhouding van het ingekochte (Best value for taxpayer’s money)
[-]
De link met ‘doelmatigheid’ is zo (dan) gelegd. Hetgeen ook overeenkomt
met mijn praktijkervaring. Een ‘doelmatige inkoop’ wordt niet zelden gelijk
gesteld aan (zorgen voor) ‘best value for
taxpayer’s money’.
En dat leidt vervolgens (weer) tot een bepaalde invulling of uitleg in
het voorkomend geval. Bijvoorbeeld ‘de
beste kwaliteit voor de laagst mogelijke prijs’, ‘kosten besparen’ of andere ‘op
(laagste) prijs gerichte inkoopstrategieën (of -beleid)’. Inderdaad, dat
lijkt goed voor ‘de belastingbetaler’. Maar is wellicht (ingestoken als) een
‘korte termijn productbenadering’ vanwege de (klaarblijkelijke) combi ‘te
betalen kostenvergoeding’ en ‘het ingekochte’. Want, geldt een en ander bijvoorbeeld
(dan) op divers gebied ook voor/op de lange (-re) termijn?
Ik denk, dat een ‘doelmatige inkoop’ niet gelijk is aan (zorgdragen
voor) ‘best value for taxpayer’s money’.
Ik denk namelijk, dat een ‘doelmatige inkoop’ verder reikt. En (ook) vanuit een
ander perspectief zou moeten worden bezien, dan slechts dat van ‘de
belastingbetaler’. Een gemeente heeft bijvoorbeeld in het voorkomend geval ook
andere ‘inkomsten’ (de centrale overheid ook). En een gemeente heeft (immers) feitelijk
ook primair andere belangen te behartigen, dan slechts die/dat van ‘de
belastingbetaler’.
Ik doel op het ‘algemeen belang’ en vind bijvoorbeeld Wikipedia ter
zake (ook) treffend:
[-] Een goede aanduiding van wat het algemeen belang
behelst is afkomstig van de liberale staatsman Johan Rudolph Thorbecke in diens
narede bij zijn parlementaire redevoeringen (1869). Thorbecke zegt daarin: 'Is het alleen de vraag, wat het volk of de
meerderheid wil, dan vervalt de vraag naar hetgeen regt, waar, goed en
uitvoerbaar is'. Het algemeen belang heeft dus in beginsel géén betrekking
op wat een meerderheid wil, noch op de wens van bijvoorbeeld een
bestuursorgaan, maar juist op de grondbeginselen van de democratische
rechtsstaat, waarin ook oog wordt gehouden op de belangen van minderheden en
individuen. [-]
En dat betekent (ook), dat met ‘best
value for taxpayer’s money’ (gemeentelijke) ‘overheidsinkoop’ niet afdoende
en overtuigend ‘verkocht’ wordt. Dat alsdan (dus) de concrete legitimatie en
het nut van het handelen van de gemeentelijke inkoper niet afdoende en niet overtuigend
gemotiveerd wordt. En dat is jammer, omdat (gemeentelijke) ‘overheidsinkoop’ in
beginsel het nodige kan toevoegen ter zake het algemeen belang.
Ik denk (dus), dat een ‘herbezinning’ op het begrip ‘(een) doelmatige
inkoop’ in het voorkomend geval op zijn plaats is. En wellicht is de (nieuwe)
Richtlijn 2014/24/EU een mooie aanleiding daartoe.
Richtlijn 2014/24/EU (die het begrip ‘best value for taxpayer’s money’ ook niet kent) lijkt namelijk de
nodige doelmatigheid in zich te hebben. Zie bijvoorbeeld de Overwegingen 1 en
2:
(1) Wanneer door of namens overheden van de lidstaten
overheidsopdrachten worden gegund, moeten de beginselen van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) worden geëerbiedigd, met
name het vrije verkeer van goederen, de vrijheid van vestiging en de vrijheid
van dienstverlening, alsmede de daarvan afgeleide beginselen, zoals gelijke behandeling,
niet-discriminatie, wederzijdse erkenning, evenredigheid en transparantie. Voor
overheidsopdrachten met een waarde boven een bepaald drempelbedrag moeten
echter bepalingen worden opgesteld die nationale procedures voor aanbestedingen
coördineren om te waarborgen dat deze beginselen in de praktijk worden
geëerbiedigd en dat overheidsopdrachten worden opengesteld voor mededinging.
(2) Overheidsopdrachten spelen in de Europa
2020-strategie, zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie van 3 maart
2010 met als titel „Europa 2020 - Een strategie voor slimme, duurzame en
inclusieve groeien” („Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve
groei”), een belangrijke rol en zijn een van de marktinstrumenten die kunnen
worden ingezet om een slimme, duurzame en inclusieve groei te bereiken en
tegelijkertijd overheidsmiddelen zo efficiënt mogelijk te besteden. Met het oog
daarop moeten de bestaande aanbestedingsregels, die zijn vastgesteld krachtens
Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn
2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad, worden herzien en
gemoderniseerd met het oog op een doelmatiger besteding van overheidsmiddelen,
in het bijzonder door de deelneming van het midden- en kleinbedrijf (mkb) aan overheidsopdrachten
te bevorderen, en om aanbesteders in staat te stellen overheidsopdrachten beter
te gebruiken ter ondersteuning van gemeenschappelijke maatschappelijke doelen.
Ook moeten basisbegrippen en -concepten worden verduidelijkt met het oog op de
rechtszekerheid en om een aantal aspecten van de vaste rechtspraak
dienaangaande van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de wetgeving op
te nemen.
Enerzijds blijkt (dus), dat Richtlijn 2014/24/EU niet van toepassing is
op ‘onderdrempelige opdrachten’ (zie eerste deel Overweging 1 RL).
En anderzijds worden concreet genoemd (Overweging 2 RL):
1. ‘tegelijkertijd overheidsmiddelen zo efficiënt mogelijk te besteden’,
en;
2. ‘met het oog op een doelmatiger besteding van overheidsmiddelen’.
Een en ander heeft, voor zover ik kan zien, concreet betrekking op het
volgende.
Ad 1 ‘tegelijkertijd overheidsmiddelen zo efficiënt mogelijk te besteden’
Het begrip ‘efficiënt’ - wat ook ‘doelmatig’ betekent - wordt in
Richtlijn 2014/24/EU met name gebruikt/genoemd ter zake c.q. in verband met:
- Innovatie
(Overweging 47 RL):
Onderzoek en innovatie, waaronder eco-innovatie en
sociale innovatie, behoren tot de voornaamste aanjagers van toekomstige groei
en staan centraal in de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en
inclusieve groei. De aanbestedende diensten moeten overheidsopdrachten zo
strategisch mogelijk aanwenden om innovatie te bevorderen. De aankoop van
innovatieve producten, werken en diensten speelt een centrale rol in het
verbeteren van de efficiëntie en de kwaliteit van overheidsdiensten en vormt
een antwoord op grote maatschappelijke uitdagingen. Hiermee kan worden
gestreefd naar de beste prijs-kwaliteitsverhouding en naar ruimere economische,
milieu- en maatschappelijke voordelen, namelijk doen rijpen van nieuwe ideeën,
deze omzetten in innovatieve producten en diensten en daarmee duurzame
economische groei stimuleren. [-]
- Elektronische
informatie en communicatievoorschriften (Overweging 52 RL);
- Technische formats
(Overweging 55 RL);
- Raamovereenkomsten
(Overweging 60 RL);
- Termijnen
(Overweging 80 RL);
- Gunningscriteria of
contractvoorwaarden (Overweging 97 RL);
- (Verbeteren) Toepassing
van de aanbestedingsregels (Overweging 121 RL);
- Traceerbaarheid en transparantie
van de besluitvorming in aanbestedingsprocedures (Overweging 126 RL).
In welk verband (dus) de strekking van ‘tegelijkertijd overheidsmiddelen zo efficiënt mogelijk te besteden’
klaarblijkelijk kan/moet worden gezien/gelezen. Althans, ‘meer’ is er in
onderhavig verband ‘letterlijk’ niet.
Ad 2 ‘met het oog op een doelmatiger besteding van overheidsmiddelen’
Een en ander houdt (rechtstreeks) verband met (Overweging 2 RL): “in het bijzonder door de deelneming van het
midden- en kleinbedrijf (mkb) aan overheidsopdrachten te bevorderen, en om
aanbesteders in staat te stellen overheidsopdrachten beter te gebruiken ter
ondersteuning van gemeenschappelijke maatschappelijke doelen.”
In welk verband het eerste deel van die zin “Met het oog daarop [-]” van belang is. En dat verwijst (mede) naar de
Mededeling van de Commissie ‘Europa 2020, Een strategie voor slimme, duurzame
en inclusieve groei’ (Brussel, 3.3.2010 COM(2010) 2020 definitief).
Uit een en ander kan (vervolgens) worden afgeleid, dat ter zake de ‘gemeenschappelijke maatschappelijke doelen’
uit Overweging 2 RL, EU-streefcijfers zijn vastgesteld. Namelijk (pag. 5
Mededeling):
- 75% van de bevolking tussen 20-64
jaar moet werk hebben;
- 3% van het EU-bbp moet worden
geïnvesteerd in O&O;
- de
"20/20/20"-klimaat- en energiedoelstellingen moeten worden gehaald
(dit met inbegrip van een grotere reductie van 30% als aan de voorwaarden
daarvoor wordt voldaan);
- het
percentage voortijdige schoolverlaters moet minder dan 10% bedragen, en
minstens 40% van de jongere generatie moet een hogeronderwijsdiploma hebben;
- het aantal mensen voor wie armoede
dreigt, moet met 20 miljoen zijn gedaald.
In welk verband ook drie prioriteiten van belang zijn (pag. 5
Mededeling):
- slimme groei: voor een op kennis en
innovatie gebaseerde economie;
- duurzame
groei: voor een groenere, competitievere economie waarin efficiënter met hulpbronnen
wordt omgesprongen;
- inclusieve
groei: voor een economie met veel werkgelegenheid en sociale en territoriale cohesie.
Hetgeen nader is uitgewerkt als (pag. 13 e.v. Mededeling):
Slimme groei - een economie op basis van kennis en
innovatie
Slimme groei houdt in dat er meer aandacht wordt
besteed aan kennis en innovatie, de drijvende krachten achter onze toekomstige
groei. Dit betekent dat de kwaliteit van ons onderwijs en onze prestaties op
het gebied van onderzoek moeten worden verbeterd, dat de overdracht van kennis
en innovatie in de gehele Unie moet worden bevorderd, dat we de informatie- en communicatietechnologie
ten volle moeten benutten en dat we ervoor moeten zorgen dat innovatieve ideeën
kunnen worden omgezet in nieuwe producten en diensten die groei en kwaliteitsbanen
opleveren en een bijdrage leveren aan het oplossen van de Europese en mondiale maatschappelijke
problemen. Dit kan alleen als er sprake is van ondernemingsgeest en voldoende financiering
en als wordt uitgegaan van de behoeften van de gebruiker en van de kansen op de
markt.
Duurzame
groei - een groenere, competitievere economie waarin efficiënter met
hulpbronnen wordt omgesprongen
Duurzame groei betekent dat we een duurzame,
competitieve economie opbouwen waarin zuinig met hulpbronnen wordt omgegaan. In
de race om de ontwikkeling van nieuwe processen en technologieën, met name
groene technologieën, moeten we gebruikmaken van de leidende positie van
Europa. We moeten het tempo van de invoering van slimme netwerken opvoeren met
behulp van ICT, gebruikmaken van EU-brede netwerken en de concurrentievoordelen
van ons bedrijfsleven versterken, vooral bij productiebedrijven en kmo's. Ook
de consument moet bewust worden gemaakt van het belang van een zuinig gebruik
van hulpbronnen. Op deze manier zal de EU sterk staan in een koolstofarme
wereld met schaarse hulpbronnen, en wordt schade aan het milieu, verlies van
biodiversiteit en een niet-duurzaam gebruik van hulpbronnen tegengegaan. Dit
komt ook de economische, sociale en territoriale cohesie ten goede.
Inclusieve groei - een economie met veel werkgelegenheid
en sociale en territoriale cohesie
Inclusieve groei houdt in dat we mensen kansen bieden
door veel werkgelegenheid te creëren, te investeren in vaardigheden, armoede te
bestrijden en onze arbeidsmarkten, opleidingsmogelijkheden en socialezekerheidsstelsels
te moderniseren. Zo leert de burger om zich voor te bereiden op en om te gaan
met verandering en wordt de samenleving hechter. In verband met de territoriale
samenhang is het ook van groot belang dat de economische groei alle delen van de
Unie ten goede komt, ook de meest afgelegen regio's. Het gaat erom dat iedereen
zijn leven lang kansen en mogelijkheden krijgt. Europa moet zijn
arbeidspotentieel ten volle benutten om het hoofd te bieden aan de vergrijzing
en de steeds fellere wereldwijde concurrentie. De gendergelijkheid moet
beleidsmatig worden bevorderd om de arbeidsparticipatie te verhogen; dit draagt
bij tot groei en sociale cohesie.
En in welk verband voor het overige (ook) in totaal bezien 7
kerninitiatieven van belang zijn: "Innovatie-Unie";
"Jongeren in beweging"; "Een digitale agenda voor Europa"; "Efficiënt gebruik van hulpbronnen";
"Industriebeleid in een tijd van
mondialisering"; "Een
agenda voor nieuwe vaardigheden en banen" en "Europees platform tegen armoede".
Ik zie aldus in Richtlijn 2014/24/EU onder meer een doelmatigheid-streven
ter zake (de
ontwikkeling van) kennis, innovatie en maatschappelijk relevante
milieu-, sociale en arbeidsaspecten.
Ik kan een en ander moeilijk rijmen met bijvoorbeeld ‘de beste kwaliteit voor de laagst mogelijke
prijs’, ‘kosten besparen’ en/of ‘op (laagste) prijs gerichte
inkoopstrategieën (of -beleid)’ welke voor mij feitelijk (ook) uitgaan van
een ‘korte termijn productbenadering’ vanwege de combi ‘te betalen
kostenvergoeding’ en ‘het ingekochte’. Het zou immers juist in het voorkomend
geval moeten gaan om ‘investeren’, zo nodig (juist) ‘kosten maken’, met het oog
op de lange (-re) termijn in verband met innovatie en maatschappelijk relevante milieu-,
sociale en arbeidsaspecten of het algemeen belang.
En een en ander biedt naar mijn mening voldoende aanleiding, mogelijkheden
en handvatten, om in het voorkomend geval met inachtneming van het vorenstaande
opnieuw uitleg en invulling te geven aan het begrip ‘(een) doelmatige inkoop’.
Ik denk, dat ‘best value for
taxpayer’s money’ het dan om meerdere redenen niet gaat redden. Men zou dan
eerder aan ‘value for money’ kunnen
denken, maar ook dat overtuigt mij niet.
Ik denk ter zake namelijk (eerder) aan (het) “creëren en borgen van waarde in verband met (de zorg voor de behartiging
van) het algemeen belang”. Dat houdt immers (wel) rechtstreeks verband met
de (primaire) gemeentelijke doelstelling. En kan feitelijk ook nooit als een
‘korte termijn productbenadering’ of voor de korte termijn worden uitgelegd (en
ingevuld).
En als Richtlijn
2014/24/EU een voorzet voor een en ander lijkt te geven, waarom zou de praktijk
dan niet ‘inkoppen’?
En wellicht (dus) deels ook relevant:
En overigens ook:
En de praktijk zou zich wellicht ook kunnen realiseren, dat
marktwerking of concurrentiestelling (‘aanbesteden’) slechts een ‘instrument’
is. En dus, althans in ieder geval onder de drempel, geen (dogmatisch) doel op
zich.
Zie bijvoorbeeld ook: