Geschiktheidseisen bij meervoudig onderhands. Ik begrijp het niet.
Zie bijvoorbeeld ook de Gids Proportionaliteit (oud en nieuw):
Voorschrift 3.5 C:
Bij de toepassing van een meervoudig onderhandse
procedure stelt de aanbestedende dienst uitsluitend geschiktheidseisen indien
bij de aanbestedende dienst de geschiktheid van een of meer van de potentiële
inschrijvers nog niet bekend is.
Het uitgangspunt van een meervoudig onderhandse
aanbestedingsprocedure is een vooronderstelde geschiktheid van de uit te
nodigen ondernemingen. Er zal veelal gekozen worden voor bij de aanbestedende
dienst bekende ondernemingen. Daarom moet zeer terughoudend worden omgegaan met
het stellen van geschiktheidseisen bij een dergelijke procedure. Indien de geschiktheid
van de ondernemingen, wegens gebrek aan materiedeskundigheid die niet anderszins
op te lossen is, niet bekend is bij de aanbestedende dienst ten tijde van het
kiezen van de uit te nodigen ondernemingen, kan het proportioneel zijn om
geschiktheidseisen te stellen. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen als een
aanbestedende dienst nog nooit zaken heeft gedaan in die betreffende markt en
op basis van zoeken op het internet of uit de gouden gids een aantal
ondernemingen heeft geselecteerd. […]
En zelfs in een “Gouden
Gids-gevalletje” (telefoontje):
AD: “In verband met een eventuele uitnodiging voor een meervoudig
onderhandse aanbestedingsprocedure: Zijn jullie VCA*-gecertificeerd?”
Aannemer: “Ja.”
AD: “Wilt u dan een kopie van het geldige certificaat op de mail zetten,
anders kan en zal ik u niet uitnodigen voor de meervoudig onderhandse aanbestedingsprocedure.”
Aannemer: “Komt er aan.”
AD: “Dank u wel.”
O.i.d.
Aanleiding: Rechtbank Rotterdam 10 juni 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:10105:
Hoe moeilijk en/of kostbaar wil men een LP-gunning onderhands laten zijn?
Terwijl bijvoorbeeld ook H 7 van het ARW (2012 en 2016) geen enkele aanleiding
geeft tot het stellen van geschiktheidseisen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten