De context
HvJEG 4 december 2003 in zaak C-448/01 (EVN en Wienstrom):
35. In
zijn verwijzingsbeschikking merkt de nationale rechter op dat, zelfs indien een
gunningscriterium met betrekking tot milieubescherming, zoals dat welk in het
hoofdgeding aan de orde is, in beginsel verenigbaar zou worden geacht met de
bepalingen van gemeenschapsrecht inzake het plaatsen van overheidsopdrachten,
zich een ander probleem voordoet doordat aan dat criterium een
wegingscoëfficiënt van 45 % is toegekend, aangezien daartegen zou kunnen worden
ingebracht dat het de aanbestedende dienst verboden is aan een gegeven dat niet
rechtstreeks economisch waardeerbaar is, een dergelijk gewicht te verlenen in
het gunningsbesluit.
36. Verweerster
in het hoofdgeding stelt dienaangaande dat, gelet op de beoordelingsvrijheid
waarover een aanbestedende dienst ter bepaling van de economisch voordeligste
aanbieding beschikt, enkel een weging die tot een niet gerechtvaardigde
scheeftrekking zou leiden, ontoelaatbaar is. In het hoofdgeding bestaat er
echter niet alleen een objectieve verhouding tussen de criteria prijs
en elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen,
maar wordt ook voorrang gegeven aan het in cijfers uit te drukken criterium
aangezien de wegingscoëfficiënt voor de prijs tien punten hoger ligt dan die
welke is toegekend aan het vermogen om aldus opgewekte stroom te leveren.
37. Volgens
vaste rechtspraak kunnen de aanbestedende diensten bij de bepaling van de
economisch voordeligste aanbieding kiezen welke gunningscriteria zij op de
opdracht zullen toepassen, op voorwaarde dat deze criteria ertoe strekken de
economisch voordeligste aanbieding te bepalen en zij de aanbestedende dienst
geen onvoorwaardelijke keuzevrijheid verlenen bij de gunning van de opdracht
aan een inschrijver (zie in die zin arresten van 20 september 1988, Beentjes,
31/87, Jurispr. blz. 4635, punten 19 en 26; 18 oktober 2001, SIAC Construction,
C-19/00, Jurispr. blz. I-7725, punten 36 en 37, en arrest Concordia Bus
Finland, reeds aangehaald, punten 59 en 61).
38. Voorts
moeten bij de toepassing van deze criteria de procedurevoorschriften en de uit
het gemeenschapsrecht voortvloeiende fundamentele beginselen in acht worden
genomen (zie in die zin reeds aangehaalde arresten Beentjes, punten 29 en 31,
en Concordia Bus Finland, punten 62 en 63).
39. Hieruit
volgt dat de aanbestedende diensten met inachtneming van de voorschriften van
gemeenschapsrecht niet alleen de gunningscriteria van de opdracht kunnen
kiezen, maar ook de weging daartussen kunnen vaststellen, op voorwaarde dat het
mogelijk is de gehanteerde criteria op synthetische wijze te beoordelen ter
bepaling van de economisch voordeligste aanbieding.
40. Aangaande
het in het hoofdgeding aan de orde zijnde gunningscriterium zij opgemerkt dat,
zoals het Hof reeds heeft vastgesteld, het gebruik van hernieuwbare
energiebronnen voor de opwekking van elektriciteit de milieubescherming ten
goede komt, omdat aldus wordt bijgedragen tot een vermindering van de uitstoot
van broeikasgassen, die een van de belangrijkste oorzaken van
klimaatverandering is, en waartegen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten
besloten hebben maatregelen te nemen (arrest van 13 maart 2001,
PreussenElektra, C-379/98, Jurispr. blz. I-2099, punt 73).
41. Voorts
beoogt richtlijn 2001/77, zoals met name uit de achttiende overweging van de
considerans en uit de artikelen 1 en 3 daarvan blijkt, juist in dat opzicht,
door het gebruik van de krachten van de markt het aandeel van hernieuwbare
energiebronnen in de elektriciteitsproductie in de interne markt te verhogen,
een doelstelling waaraan de Gemeenschap blijkens de tweede overweging van de
considerans een hoge prioriteit toekent.
42. Aangezien
derhalve met het in het hoofdgeding aan de orde zijnde criterium een
belangrijke doelstelling wordt nagestreefd, lijkt de weging daarvan ten belope
van 45 % niet in de weg te staan aan een synthetische beoordeling van de ter
bepaling van de economisch voordeligste aanbieding gehanteerde criteria.
43. In
deze omstandigheden, en nu er geen gegevens zijn waaruit een schending van de
voorschriften van het gemeenschapsrecht kan worden opgemaakt, moet worden
vastgesteld dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde weging van het
gunningscriterium ten belope van 45 % op zich niet onverenigbaar is met de
gemeenschapsreglementering inzake overheidsopdrachten.
De procestaal
39. Somit
sind bei Beachtung der Bestimmungen des Gemeinschaftsrechts die öffentlichen
Auftraggeber nicht nur bei der Auswahl der Zuschlagskriterien frei, sondern
auch bei deren Gewichtung, sofern diese eine Gesamtwürdigung der Kriterien ermöglicht,
die der Ermittlung des wirtschaftlich günstigsten Angebots dienen.
42. Somit
erscheint in Anbetracht der Bedeutung des mit dem im Ausgangsverfahren in Rede
stehenden Kriterium verfolgten Zieles dessen Gewichtung mit 45 % nicht als
Hindernis für eine Gesamtwürdigung der der Ermittlung des wirtschaftlich
günstigsten Angebots dienenden Kriterien.
De verificatie
39. It
follows that, provided that they comply with the requirements of Community law,
contracting authorities are free not only to choose the criteria for awarding
the contract but also to determine the weighting of such criteria, provided
that the weighting enables an overall evaluation to be made of the criteria
applied in order to identify the most economically advantageous tender.
42. Having
regard, therefore, to the importance of the objective pursued by the criterion
at issue in the main proceedings, its weighting of 45% does not appear to
present an obstacle to an overall evaluation of the criteria applied in order
to identify the most economically advantageous tender.
[…]
39 Il en
résulte que, dans le respect des prescriptions du droit communautaire, les
pouvoirs adjudicateurs sont libres non seulement de choisir les critères
d'attribution du marché mais également de déterminer la pondération de ceux-ci,
pour autant qu'elle permette une évaluation synthétique des critères retenus
afin d'identifier l'offre économiquement la plus avantageuse.
42 Eu
égard donc à l'importance de l'objectif poursuivi par le critère en cause au principal,
la pondération de celui-ci à hauteur de 45 % ne paraît pas entraver une
évaluation synthétique des critères retenus afin d'identifier l'offre
économiquement la plus avantageuse.
De conclusie
Ik zou niet zo veel zoeken achter en/of bedenken bij r.o. 39 van HvJEG
4 december 2003 in zaak C-448/01 (EVN en Wienstrom). In ‘EVN en Wienstrom’ ging
het in kwestie met name over (de) ‘weging’ (Gewichtung
/ weighting / pondération).
R.o. 39 lijkt in voornoemd verband niet goed vertaald in / naar het
Nederlands.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten