Rechtbank Amsterdam 26 februari 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:1354:
4.4. De
Gemeente vindt dat zij niet expliciet hoefde te vermelden dat uitsluiting het
gevolg zou zijn van inschrijving voor een hoger bedrag, omdat dit nu eenmaal
inherent is aan de term ‘plafondbedrag’. Zij verwijst daarbij naar de Van Dale,
waarin als betekenis van plafondbedrag wordt vermeld een maximumbedrag.
De term ‘plafondbedrag’ is inderdaad dermate
onheilspellend dat een normaal oplettende inschrijver zich ook zonder nadere
toelichting in de aanbestedingsstukken zou moeten afvragen wat de gevolgen
zouden kunnen zijn van overschrijding daarvan. Dat heeft [eiseres] kennelijk
ook gedaan, waarna zij de Gemeente heeft gevraagd naar de rechtsgevolgen,
indien zij voor een hoger bedrag zou inschrijven. Daarop heeft de Gemeente
geantwoord, kort gezegd, dat het antwoord op de derde vraag afhankelijk is van
meerdere factoren en de vraag in die zin niet eenduidig te beantwoorden is.
4.5. Naar
achteraf blijkt heeft de Gemeente per abuis vraag 8.2 niet beantwoord en vraag
8.3 twee keer. Volgens de Gemeente had [eiseres] dat moeten begrijpen en moeten
doorvragen. Er zijn echter grenzen aan de verwarring die een aanbesteder met
foute antwoorden mag zaaien. Dit kan ook niet meer worden afgedekt met een
beroep op artikel 3.10 van de gunningsleidraad. Met het op ondubbelzinnige en
niet voor misverstand vatbare wijze in de aanbestedingsdocumentatie vermelden
van de te hanteren uitsluitingsgronden door de aanbestedende dienst heeft het
in ieder geval niets meer te maken.
Lees ook:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten