woensdag 20 februari 2019

Kaal verkopen


Ingevolge artikel 1 leden 1 en 2 Richtlijn 2014/24/EU geldt:

1.            Bij deze richtlijn worden regels vastgesteld betreffende procedures voor aanbesteding door aanbestedende diensten met betrekking tot overheidsopdrachten en prijsvragen waarvan de geraamde waarde niet minder bedraagt dan de in artikel 4 vastgestelde drempels.
2.            Aanbesteding in de zin van deze richtlijn is de aankoop door middel van een overheidsopdracht van werken, leveringen of diensten door één of meer aanbestedende diensten van door deze aanbestedende diensten gekozen ondernemers, ongeacht of de werken, leveringen of diensten een openbare bestemming hebben of niet.

Een gemeentelijke grondverkoopovereenkomst is daarmee niet in alle gevallen gevrijwaard van een gemeentelijke Europese aanbestedingsplicht. Zie daartoe dit fictieve voorbeeld:

De gemeente X verkoopt een stuk grond aan een ondernemer (ontwikkelaar) tegen een marktconforme, op basis van de ‘residuele grondwaardeberekeningsmethodiek’ vastgestelde, verkoopprijs onder de ook in de schriftelijke verkoopovereenkomst opgenomen verplichting, dat de ondernemer in het kader van gemeentelijk beleid op de betreffende grond 40 sociale huurwoningen zal realiseren.

Het gaat in dat voorbeeld niet om de verlening van diensten, en ook niet om het leveren van producten door de ondernemer. In welk verband de ‘overheidsopdracht voor werken’ aanbestedingsrechtelijk relevant is. Ingevolge artikel 1.1 Aanbestedingswet 2012 geldt daartoe:

overheidsopdracht voor werken: een schriftelijke overeenkomst onder bezwarende titel die is gesloten tussen een of meer aannemers en een of meer aanbestedende diensten en die betrekking heeft op:
a.            de uitvoering of het ontwerp en de uitvoering van werken die betrekking hebben op een van de in bijlage II van richtlijn 2014/24/EU bedoelde activiteiten,
b.            de uitvoering of het ontwerp en de uitvoering van een werk, of
c.            het laten uitvoeren met welke middelen dan ook van een werk dat voldoet aan de eisen van de aanbestedende dienst die een beslissende invloed uitoefent op het soort werk of het ontwerp van het werk

Vijf (5) cumulatieve ‘elementen’
Uit de wettelijke definitie van de overheidsopdracht voor werken voornoemd volgen vijf (5) cumulatieve ‘elementen’ waaruit de overheidsopdracht voor werken feitelijk is opgebouwd:

1.           Een schriftelijke overeenkomst, en;
2.           Een aanbestedende dienst, en;
3.           Een aannemer, en;
4.           Onder bezwarende titel, en;
5.           Betrekking hebben op:
a.           de uitvoering of het ontwerp en de uitvoering van werken die betrekking hebben op een van de in bijlage II van richtlijn 2014/24/EU bedoelde activiteiten,
b.           de uitvoering of het ontwerp en de uitvoering van een werk, of
c.            het laten uitvoeren met welke middelen dan ook van een werk dat voldoet aan de eisen van de aanbestedende dienst die een beslissende invloed uitoefent op het soort werk of het ontwerp van het werk.

Aan alle 5 voornoemde ‘elementen’ moet dus zijn voldaan, wil sprake (kunnen) zijn van een overheidsopdracht voor werken. Element 5 kent drie (3) niet-cumulatieve elementen. Eén van de drie elementen (a, b of c) volstaat aldus voor het bestaan van een overheidsopdracht voor werken.

Hieronder wordt getoetst aan de 5 ‘elementen’ in het fictieve voorbeeld voornoemd.

Ad 1 Een schriftelijke overeenkomst
De schriftelijke grondverkoopovereenkomst is (dus) een schriftelijke overeenkomst.

Ad 2 Een aanbestedende dienst
De gemeente is een aanbestedende dienst. Zie daartoe artikel 1.1 Aanbestedingswet 2012.

Ad 3 Een aannemer
De ondernemer is een aannemer. Hij biedt namelijk de uitvoering van werken, te weten sociale huurwoningen, op de markt aan. Zie artikel 1.1 Aanbestedingswet 2012. Verder verbindt hij zich jegens de gemeente om 40 sociale huurwoningen te realiseren. Zie daartoe HvJEG 25 maart 2010 in zaak C-451/08 (Helmut Müller):

63          Bijgevolg dient op de derde en de vierde vraag te worden geantwoord dat het begrip „overheidsopdrachten voor werken” in de zin van artikel 1, lid 2, sub b, van richtlijn 2004/18 vereist dat de aannemer zich direct of indirect verbindt tot de uitvoering van de betrokken werken en dat de uitvoering van deze verbintenis in rechte kan worden afgedwongen op de naar nationaal recht bepaalde wijze.

Ad 4 Onder bezwarende titel
Gelet op bijvoorbeeld HvJEU 18 oktober 2018 in zaak C-606/17 (IBA Molecular Italy):

27          Overeenkomstig artikel 1, lid 2, onder a), van richtlijn 2004/18 is slechts sprake van een overheidsopdracht wanneer een overeenkomst tussen een of meer ondernemers en een of meer aanbestedende diensten „onder bezwarende titel” is gesloten.
28          Volgens de gebruikelijke juridische betekenis van de woorden „onder bezwarende titel” wordt daarmee een overeenkomst bedoeld waarbij iedere partij zich ertoe verbindt een prestatie te leveren in ruil voor een tegenprestatie.
29          Een overeenkomst die voorziet in een uitwisseling van prestaties valt dus onder het begrip „overheidsopdracht” […].

Is het aannemelijk, dat sprake is van ‘onder bezwarende titel’. Immers, krachtens een wederkerige (grondverkoop-) overeenkomst zal de gemeente als (tegen-) prestatie een stuk grond verkopen en leveren aan een ondernemer onder de in de grondverkoopovereenkomst opgenomen (tegen-) prestatie van de ondernemer dat deze 40 sociale huurwoningen zal realiseren en de grondprijs zal betalen.

Zie daartoe overigens ook artikel 2 lid 1 sub 5 Richtlijn 2014/24/EU:

„overheidsopdrachten”: schriftelijke overeenkomsten onder bezwarende titel die tussen één of meer ondernemers en één of meer aanbestedende diensten zijn gesloten en betrekking hebben op de uitvoering van werken, de levering van producten of de verlening van diensten

Ten overvloede geldt verder ook nog het volgende. Gelet op HvJEG 25 maart 2010 in zaak C-451/08 (Helmut Müller):

52          Het economisch belang kan ook liggen in de economische voordelen die de aanbestedende dienst zal kunnen halen uit het toekomstige gebruik of de toekomstige overdracht van het werk, in het feit dat hij financieel aan de verwezenlijking van het werk heeft deelgenomen of in de risico’s die hij loopt bij economische mislukking van het werk (zie in die zin arrest Auroux e.a., reeds aangehaald, punten 13, 17, 18 en 45).

Kan in het fictieve voorbeeld worden aangenomen, dat de gemeente (ook) ‘financieel deelneemt aan de verwezenlijking van het werk’ als vorenbedoeld. Immers, de gemeente is middels de ‘residuele grondwaardeberekeningsmethodiek’ bereid en in staat om feitelijk te betalen voor (mee te betalen aan) de realisatie van de 40 sociale huurwoningen. Zie daartoe dit voorbeeld:

Gemeente: “Ik verkoop jou de grond met de verplichting er een sociale huurwoning op te bouwen.”
Ontwikkelaar: “Dat is goed, maar de verkoopprijs van zo’n woning is max. € 150.000,--. Aan bouwkosten ben ik € 90.000,-- kwijt. Dus ik betaal jou in dit geval (residueel) niet meer dan € 60.000,-- voor de grond. Je betaalt zodoende feitelijk mee aan wat je concreet wilt. Als ik een villa kan bouwen, betaal ik jou (residueel) meer voor de grond.

En verder kan natuurlijk zonder de verkoop en levering van de grond door de gemeente, een (tegen-) prestatie, de realisatie van de 40 sociale huurwoningen door de ondernemer, een (tegen-) prestatie, ook niet plaats vinden.

Ad 5 sub a de uitvoering of het ontwerp en de uitvoering van werken die betrekking hebben op een van de in bijlage II van richtlijn 2014/24/EU bedoelde activiteiten
In bijlage II van richtlijn 2014/24/EU is onder meer opgenomen onder klasse 45.21 ‘Algemene bouwkundige en civieltechnische werken’ met CPV 45210000. De bouwkundige realisatie van 40 sociale huurwoningen valt onder voornoemde klasse en CPV-code.

Ad 5 sub b de uitvoering of het ontwerp en de uitvoering van een werk
Bij (ontwerp en realisatie van) de 40 sociale huurwoningen zal sprake zijn van ‘de uitvoering of het ontwerp en de uitvoering van een werk’. Een ‘werk’ is immers volgens artikel 1.1 Aanbestedingswet 2012: “Het product van het geheel van bouwkundige of civieltechnische werken dat ertoe bestemd is als zodanig een economische of technische functie te vervullen”. En een sociale huurwoning vervult in ieder geval (ook) een economische functie als vorenbedoeld.

Ad 5 sub c het laten uitvoeren met welke middelen dan ook van een werk dat voldoet aan de eisen van de aanbestedende dienst die een beslissende invloed uitoefent op het soort werk of het ontwerp van het werk
De gemeente oefent een beslissende invloed uit ‘op het soort werk of het ontwerp van het werk’ door concreet ‘sociale huurwoningen’, en dus ‘het soort werk’, voor te schrijven (te bepalen). Zie daartoe ook HvJEG 25 maart 2010 in zaak C-451/08 (Helmut Müller):

67          Een aanbestedende dienst heeft zijn eisen in de zin van deze bepaling eerst vastgesteld, wanneer hij maatregelen heeft genomen om de kenmerken van het werk te definiëren of althans een beslissende invloed op het ontwerp ervan uit te oefenen.

De gemeentelijke grondverkoopovereenkomst uit het fictieve voorbeeld voldoet (daarmee) dus aan de definitie van de overheidsopdracht voor werken.

De raming
Ter zake de raming van de overheidsopdracht voor werken is, naast de algemene artikelen 2.14 en 2.15, artikel 2.16 Aanbestedingswet 2012 relevant:

Bij de raming van de waarde van een overheidsopdracht voor werken houdt de aanbestedende dienst rekening met de waarde van de werken en met de geraamde totale waarde van de voor de uitvoering van die werken noodzakelijke leveringen en diensten die door de aanbestedende dienst ter beschikking van de aannemer worden gesteld.

Als ook het ‘Roanne-arrest’, HvJEG 18 januari 2007 in zaak C-220/05 (Auroux e.a.):

57          Gelet op het voorgaande, moet op de tweede vraag worden geantwoord dat ter bepaling van de waarde van een opdracht in de zin van artikel 6 van de richtlijn rekening moet worden gehouden met de totale waarde van de opdracht voor de uitvoering van werken vanuit het oogpunt van een potentiële inschrijver, wat niet alleen alle bedragen omvat die de aanbestedende dienst zal moeten betalen, maar ook alle inkomsten die van derden zullen worden verkregen.

Er is in het fictieve voorbeeld in 2019 een Europese aanbestedingsplicht aan de orde, wanneer bijvoorbeeld een verkoopprijs van € 150.000,-- ex BTW per sociale huurwoning aan de orde is. 40 maal de door een corporatie, een derde, te betalen prijs voor de sociale huurwoningen groot € 150.000,-- ex BTW is namelijk € 6.000.000,-- ex BTW, en dat is meer dan het Europese drempelbedrag (€ 5.548.000,-- ex BTW) in 2019.

De conclusie
Wil een gemeente niet aanbesteden, dan moet zij als aanbestedende dienst-verkoper in de grondverkoopovereenkomst wegblijven van (invloed (willen) uitoefenen op) ‘werken’ als bedoeld in de wettelijke definitie van de overheidsopdracht voor werken.

En dus (ook) echt ‘kaal verkopen’.

Blijft de gemeente in de grondverkoopovereenkomst van (invloed (willen) uitoefenen op) ‘werken’ weg, dan heeft zij ook niets van doen met het bepaalde in artikel 1.4 lid 1 Aanbestedingswet 2012:

Een aanbestedende dienst die of een speciale-sectorbedrijf dat voornemens is een schriftelijke overeenkomst onder bezwarende titel tot het verrichten van werken, leveringen of diensten te sluiten, bepaalt op basis van objectieve criteria:
a.            de keuze voor de wijze waarop de aanbestedende dienst of het speciale-sectorbedrijf voornemens is de overeenkomst tot stand te brengen;
b.            de keuze voor de ondernemer of ondernemers die worden toegelaten tot de aanbestedingsprocedure.

Lees ook:

In verband met de nieuwe definitie van de overheidsopdracht voor werken per 1 juli 2016:


En ter zake ‘speciale voorwaarden’:


Die ‘speciale voorwaarden kunnen immers in het voorkomend geval een ‘bezwarende titel’ opleveren, want door de gemeente opgelegde (speciale) voorwaarden (denk ook aan ‘eisen’) drukken in het voorkomend geval de (marktconforme) verkoopprijs ten opzichte van de omstandigheid waarin geen (speciale) voorwaarden (zouden) zijn opgenomen (en er geen te taxeren ‘economisch nadeel’ door de koper wordt ervaren).


Geen opmerkingen:

Een reactie posten