dinsdag 4 juni 2019

Onder voorwaarde


Het inroepen van de ‘wachtkamerovereenkomst’ of ‘reservebankovereenkomst’ en het aangaan van de daaropvolgende (opdracht-) overeenkomst kan in het voorkomend geval maar beter ‘onder voorwaarde’ plaatsvinden.

Dat kan (dan) een ‘opschortende voorwaarde’ of een ‘ontbindende voorwaarde’ zijn. Zie bijvoorbeeld artikel 3: 38 BW en artikel 6: 22 BW. Een en ander verband houdend met ‘wel of geen instemming met de buitengerechtelijke ontbinding door de zittende contractant’.

Zie daartoe bijvoorbeeld Rechtbank Oost-Brabant 24 mei 2019, ECLI:NL:RBOBR:2019:2978:


5.8.        Bij deze stand van zaken is de voorzieningenrechter van oordeel dat de ontbinding van de overeenkomst, wat daar verder van zij, (ook) de aan te leggen toets aan de maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet kan doorstaan. De gemeente heeft op onzorgvuldige wijze van haar ontbindingsbevoegdheid gebruik gemaakt. De voorzieningenrechter ziet in de stellingen van [eiseres] in combinatie met het grote belang van [eiseres] de overeenkomst (nog) niet te verliezen ook aanleiding om te oordelen dat op dit moment ontbinding van de overeenkomst in ieder geval een te vérstrekkende maatregel is. Niet valt in te zien waarom de gemeente er niet voor heeft gekozen om - indien daartoe aanleiding bestond - een boete op te leggen, alvorens over te gaan tot ontbinding.
5.9.        Omdat de gemeente eerst nadat [eiseres] het onderhavige kort geding had aangespannen met [naam taxibedrijf] een overeenkomst is aangegaan, is niet van belang dat de gemeente inmiddels (ook) met [naam taxibedrijf] heeft gecontracteerd. Het belang van [eiseres] dat zij haar contract met de gemeente behoudt weegt in de gegeven omstandigheden zwaarder dan het belang van de gemeente dat zij straks (niet) twee contractanten heeft.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten