Artikel 6: 248 BW luidt als volgt:
1 Een
overeenkomst heeft niet alleen de door partijen overeengekomen rechtsgevolgen,
maar ook die welke, naar de aard van de overeenkomst, uit de wet, de gewoonte
of de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeien.
2 Een
tussen partijen als gevolg van de overeenkomst geldende regel is niet van
toepassing, voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
De redelijkheid en billijkheid en een ‘bijzondere zorgplicht jegens derden’ verhinderen (voorlopig) een contractueel opgenomen opzeggingsmogelijkheid in Rechtbank Amsterdam 18 augustus 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:4059:
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBAMS:2020:4059
4.3. In
dit kort geding is voorshands niet onaannemelijk dat de bodemrechter zal
oordelen dat de door Uniface in dit geval gedane opzegging van de
VAR-overeenkomst - na zestien jaar samenwerking - naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is als bedoeld in artikel 6:248 lid
2 BW. Dit rechtvaardigt een in dit kort geding te nemen ordemaatregel die geldt
totdat de bodemrechter uitspraak heeft gedaan. Hiertoe wordt overwogen dat
Uniface de overeenkomst heeft opgezegd zonder daarvoor over een zwaarwegende
grond te beschikken. Uniface heeft op zich - net als PRLG - de wens de
overeenkomst voort te zetten. De opzegging is gedaan “ter bewaring van haar rechten” omdat tussen partijen een geschil
ontstond over de hoogte van de te hanteren tarieven. De opzegging had dus
louter tot doel PRLG over de brug te laten komen met een hogere vergoeding en
hield geen verband met een (beweerde) gebrekkige uitvoering van de overeenkomst
aan de zijde van PRLG.
4.4. Dat
partijen er niet in zijn geslaagd het geschil over de tarieven in onderling
overleg op te lossen, is voorshands in overwegende mate te wijten aan Uniface.
Zij wilde de tarieven herijken, ondanks dat zij in een eerder stadium met PRLG
overeenstemming had bereikt over de tarieven vanaf 2020 (8,4 cent per inwoner
per jaar). Uniface nam bij de door haar voorgestelde herijking de in 2004
gemaakte prijsafspraken tot uitgangspunt, waarbij zij een bedrag dat
overeenkwam met 20% (7 ct vs 35 ct) van hetgeen de gemeenten aan PRLG betalen
als uitgangspunt wil nemen. Die afspraken uit 2004 missen voorshands relevantie
omdat de desbetreffende overeenkomst in 2013 is vervangen door een tweede
VAR-overeenkomst èn omdat PRLG onweersproken heeft aangevoerd dat de situatie
sinds 2004 aanmerkelijk is gewijzigd, in die zin dat CiVision in al die jaren
is “doorontwikkeld” en dat de Uniface software een kleiner onderdeel is gaan
uitmaken van hetgeen door PRLG aan de gemeenten wordt geleverd. Ook is
voorshands door Uniface onvoldoende onderbouwd op welke grond zij recht meent
te hebben op inzage in de prijsafspraken die PRLG met de gemeenten heeft
gemaakt. De VAR-overeenkomst verplicht haar daar niet toe. Dit betreft
bedrijfsgevoelige informatie waardoor het niet zonder meer onredelijk is van
PRLG om hierin geen inzage te geven. Dat inmiddels al weer enkele jaren geleden
(rond 2014-2015) in de media is verschenen dat de gemeenten zijn geconfronteerd
met het doorvoeren door PRLG van forse prijsstijgingen, maakt dit niet anders.
Temeer nu de annex 2015 in die tijd is afgesloten en voorshands niet
onaannemelijk is dat dit gegeven bij de onderhandelingen over de annex 2015 is
meegenomen. Tot slot heeft PRLG in de gesprekken met Uniface een (naar eigen
zeggen) meer dan redelijk aanbod gedaan de tarieven te verhogen met bijna 60%.
Op dit aanbod heeft Uniface niet inhoudelijk willen reageren omdat zij
vasthield aan inzage in de prijsafspraken tussen PRLG en de gemeenten.
4.5. De gevolgen van de opzegging zijn - anders dan Uniface meent - bijzonder ingrijpend. Uniface heeft - zoals PRLG heeft aangevoerd - ook een bijzondere zorgplicht jegens derden, in dit geval jegens ongeveer 100 gemeenten, die een groot maatschappelijk belang hebben om hun wettelijke taken op een correcte en efficiënte wijze uit te (kunnen blijven) voeren. Weliswaar heeft Uniface aangevoerd dat de schermen bij de gemeenten na 1 januari 2021 “niet op zwart springen”, maar dit geldt alleen bezien vanuit praktisch (technisch) oogpunt. Vanuit juridisch oogpunt zou dan immers de situatie (kunnen) ontstaan dat de gemeenten zonder licentie (dus illegaal) de Uniface software zouden gebruiken. Dat Uniface dit probleem vervolgens wel stelt op te kunnen lossen door de gemeenten (buiten PRLG om) een rechtstreekse gebruikslicentie (tegen door haar te bepalen tarieven) aan te bieden, is voorshands niet in overeenstemming met haar zorgvuldigheidsverplichting. Bovendien kan niet worden uitgesloten dat dit - zoals door PRLG aangevoerd - strijd oplevert met het aanbestedingsrecht omdat de gemeenten een deel van de opdracht die is gegund aan PRLG tijdens de contractperiode niet mogen aanbesteden aan een andere contractspartij.
Een kijkje in de keuken van twee partijen die, vanuit (de)
‘inkooptheorie’ bezien, als ‘strategische partners’ zouden (moeten) fungeren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten