Ik lees op pagina 35 en 36 van de ‘Handreiking SAS- zonder EMVI vereenvoudigd aanbesteden Wmo 2015 en Jeugdwet’ van september 2021 onder meer het volgende:
“De SAS-regelgeving lijkt de mogelijkheid te geven om
geen nota van gunning of uitgebreide ‘gunningsbrieven’ op te stellen, wat wel
gangbaar is in de aanbestedingspraktijk. Gemeenten kunnen hiervan afzien om de
administratieve last te beperken. Toch is het gebruikelijk om de
gunningsuitslag naar afgewezen aanbieders wél schriftelijk te motiveren. Wij
raden dit ook aan. Aanbieders waarmee u wilt samenwerken kunt u een beperkte
toelichting toesturen, samen met het te sluiten contract.
[…]
Gemeenten hoeven niet de opschortende termijn te
hanteren die bij Europese aanbestedingen wel verplicht is. Het is wel
gebruikelijk om een vervaltermijn te hanteren, waarbinnen inschrijvers een kort
geding tegen de voorgenomen gunning aanhangig kunnen maken. Wij raden dit ook
aan. Deze vervaltermijn en wat er gebeurt als een aanbieder de termijn
ongebruikt laat verstrijken, moet een gemeente helder verwoorden in de
aanbestedingsdocumentatie.
[…]
SAS-zonder emvi optie II tot en met IV omvat
bijvoorbeeld een uitslag van de ranking volgens de selectiecriteria. Aanbieders
kunnen het oneens zijn met die uitslag. Een redelijke termijn is dan
bijvoorbeeld een week. Een gemeente moet van geval tot geval bezien wat een
redelijke vervaltermijn is. Dit is bijvoorbeeld afhankelijk van de
selectiecriteria en de omvang van de motivering. Bij SAS-zonder emvi optie III
en IV kunnen de uitkomsten van de afstemming ook onderwerp van bezwaar zijn
voor aanbieders die de gemeente uitsluit van verdere deelname aan de dialoog.
Het kan dus handig zijn om - net als bij een niet-openbare procedure - na
iedere fase een vervaltermijn in te stellen. Daarmee zorgt een gemeente dat na
vaststelling van de contractvoorwaarden de selectie van de partijen niet alsnog
ter discussie wordt gesteld.”
Dat is bij bovendrempelige opdrachten echter niet (helemaal) juist.
Ik ga hier niet in op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel, waar een gemeente ook aan gebonden is volgens artikel 3: 14 BW.
En ook niet in op de verplichting om ‘transparant’ te handelen overeenkomstig artikel 76 lid 1 Richtlijn 2014/24/EU.
Maar op het bepaalde in de, nog steeds geldende, Rechtsbeschermingsrichtlijn 2007/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007 tot wijziging van de Richtlijnen 89/665/EEG en 92/13/EEG van de Raad met betrekking tot de verhoging van de doeltreffendheid van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten.
De oude Memorie van Toelichting (Tweede Kamer, vergaderjaar 2009-2010, 32 440, nr. 3) van de Aanbestedingswet 2012 vermeldt daartoe op pagina 5 het volgende:
Recent zijn de rechtsbeschermingsrichtlijnen gewijzigd
om op een aantal punten de doeltreffendheid van rechtsbescherming verder te
verhogen. De implementatie heeft plaatsgevonden in de Wet implementatie
rechtsbeschermingsrichtlijnen aanbesteden (hierna: Wira).
En op pagina 49:
De artikelen van de Wira zijn in dit wetsvoorstel
opgenomen in de artikelen 2.126 tot en met 2.130 en de artikelen 4.15 tot en
met 4.26. In het overgangsrecht bij dit wetsvoorstel is erin voorzien dat de
Wira zal worden ingetrokken, wanneer deze wet in werking treedt.
En in de nieuwere Memorie van Toelichting (Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 329, nr. 3) is op pagina 101 bij de toelichting op artikel 2a.29 vermeld:
Dit
artikel strekt ter implementatie van artikel 19 van richtlijn 2014/23/EU. Het
regelt een licht regime voor concessieopdrachten voor sociale en andere
specifieke diensten. Indien sprake is van een sociale of andere specifieke
dienst zijn uitsluitend de algemene beginselen en de verplichtingen die
voortvloeien uit de artikelen 2a.33, derde en vierde lid, artikel 2a.50 en de
richtlijnen 89/665/EEG en 92/13/EEG van toepassing. Dit betekent onder andere
dat de verplichtingen om de aankondiging van gunning te publiceren en deze
publicatie binnen 48 dagen te laten plaatsvinden, van kracht zijn. Tevens zijn
de rechtsbeschermingsrichtlijnen van toepassing op sociale en andere specifieke
diensten.
In artikel 1 lid 1 van Rechtsbeschermingsrichtlijn 2007/66/EG is onder meer opgenomen:
Tot de opdrachten in de zin van deze richtlijn behoren
overheidsopdrachten, raamovereenkomsten, concessieovereenkomsten voor openbare
werken en dynamische aankoopsystemen.
De lidstaten nemen met betrekking tot opdrachten die
binnen de werkingssfeer van Richtlijn 2004/18/EG vallen, de nodige maatregelen
om ervoor te zorgen dat tegen door de aanbestedende diensten genomen besluiten
op doeltreffende wijze en vooral zo snel mogelijk beroep kan worden ingesteld
overeenkomstig de artikelen 2 tot en met 2 septies van deze richtlijn, op grond
van het feit dat door die besluiten het Gemeenschapsrecht inzake
overheidsopdrachten of de nationale voorschriften waarin dat Gemeenschapsrecht is
omgezet, geschonden zijn.
En in artikel 2 bis van Rechtsbeschermingsrichtlijn 2007/66/EG is bepaald:
1. De
lidstaten dragen er zorg voor dat de in artikel 1, lid 3, bedoelde personen
over voldoende tijd beschikken om op doeltreffende wijze beroep in te stellen
tegen de door de aanbestedende diensten genomen besluiten tot gunning van een
opdracht, door de noodzakelijke bepalingen vast te stellen die voldoen aan de in
lid 2 van het dit artikel en in artikel 2 quater bepaalde minimumvoorwaarden.
2. Het
sluiten van de overeenkomst volgende op het besluit tot gunning van een onder
Richtlijn 2004/18/EG vallende opdracht kan niet geschieden vóór het verstrijken
van een termijn van ten minste 10 kalenderdagen, ingaande op de dag na de datum
waarop het besluit tot gunning van de opdracht per faxbericht of langs
elektronische weg aan de betrokken inschrijvers en gegadigden is gezonden of,
indien andere communicatiemiddelen worden gebruikt, vóór het verstrijken van
een termijn van hetzij ten minste 15 kalenderdagen, ingaande op de dag na de
datum waarop het besluit tot gunning van de opdracht aan de betrokken inschrijvers
en gegadigden is gezonden, of, hetzij van ten minste 10 kalenderdagen, ingaande
op de dag na de datum waarop het besluit tot gunning van de opdracht is
ontvangen.
Inschrijvers worden geacht bij de procedure betrokken
te zijn zolang zij niet definitief zijn uitgesloten. De uitsluiting is
definitief wanneer de betrokken inschrijvers daarvan in kennis zijn gesteld en
wanneer de uitsluiting wettig is bevonden door een onafhankelijke
beroepsinstantie, dan wel er niet langer beroep tegen de uitsluiting kan worden
ingesteld.
Gegadigden worden geacht bij de procedure betrokken te
zijn indien de aanbestedende dienst geen informatie over de afwijzing van hun
verzoek ter beschikking heeft gesteld voordat de betrokken inschrijvers in
kennis werden gesteld van het besluit tot gunning van de opdracht.
De kennisgeving van het gunningsbesluit aan iedere
betrokken inschrijver en gegadigde gaat vergezeld van:
- een
samenvattende beschrijving van de relevante redenen uiteengezet in artikel 41,
lid 2, van Richtlijn 2004/18/EG, onder voorbehoud van de bepalingen van artikel
41, lid 3, van die richtlijn, en
- een
nauwkeurige omschrijving van de precieze opschortende termijn die
overeenkomstig de bepalingen van nationaal recht ter uitvoering van dit lid van
toepassing is.
Dat gaat dus wat verder dan ‘toch is het gebruikelijk’. Of ‘wij raden dit ook aan’. Of ‘Een redelijke termijn is dan bijvoorbeeld een week.’
Ook artikel 2.39 lid 2 Aanbestedingswet 2012:
Bij toepassing van
de procedure voor sociale en andere specifieke diensten zijn uitsluitend de
paragrafen 2.3.1.2, 2.3.2.1, 2.3.2.2 en 2.3.3.1 en paragraaf 2.3.8.9 van
hoofdstuk 2.3 van toepassing.
bevat aldus, mede gelet op de (eigen) parlementaire geschiedenis van de Aanbestedingswet 2012, een gevoelige omissie.
Lees ook:
https://keesvandewater.blogspot.com/2021/04/wet-maatschappelijk-verantwoord-inkopen.html
Geen opmerkingen:
Een reactie posten