Rechtbank Oost-Brabant 25 juni 2021, ECLI:NL:RBOBR:2021:3135 (zie
deze Blog) krijgt (nog) geen vervolg. Immers, geen onaanvaardbare inschrijving
in Rechtbank Den Haag 1 februari 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:786:
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2022:786
4.6. De
voorzieningenrechter volgt Kristal in dit standpunt. Tussen partijen staat vast
dat RWS in de aanbestedingsstukken geen maximum budget voor de Opdracht bekend
heeft gemaakt. In paragraaf 4.4.2 van de Aanbestedingsleidraad is weliswaar
vermeld dat de in de Inschrijvingsstaat op te nemen bedragen realistisch dienen
te zijn en in een redelijke verhouding dienen te staan tot de aard en de omvang
van de te verrichten werkzaamheden, maar hieruit blijkt naar het oordeel van de
voorzieningenrechter niet duidelijk en ondubbelzinnig dat RWS een maximum
budget voor de Opdracht hanteert dat bij aanzienlijke overschrijding leidt tot
uitsluiting van deelname aan de aanbesteding. Ook overigens bieden de
aanbestedingsstukken naar voorlopig oordeel geen enkel aanknopingspunt voor een
maximum budget van RWS waarmee de inschrijvers bij het vaststellen van de
inschrijvingssom rekening dienden te houden. Anders dan in de uitspraak van
Rechtbank Oost-Brabant (ECLI:NL:RBOBR:2021:3135) waarnaar RWS ter ondersteuning
van haar standpunt dat zij bevoegd was om de inschrijving van Kristal uit te
sluiten verwijst, hebben de inschrijvers in deze aanbesteding voor aanvang van
de aanbestedingsprocedure geen kennis kunnen nemen van het bedrag dat voor de
aanbestede Opdracht was begroot en overigens ook niet van het beschikbare
budget en is in de aanbestedingsstukken niet als doel geformuleerd dat de
Opdracht moest worden uitgevoerd tegen ‘acceptabele kosten voor de
opdrachtgever” of iets van die strekking. Daar komt bij dat in paragraaf 5.2
van de Aanbestedingsleidraad en Bijlage F uitdrukkelijk is vermeld dat de
fictieve inschrijvingssom wordt berekend door de inschrijvingssom (de prijs) te
verminderen met de kwaliteitsscore op de aspecten kennisborging en
kwaliteitsborging. Bij deze werkwijze past, anders dan RWS heeft betoogd, niet
dat RWS de inschrijving van Kristal uitsluitend mocht beoordelen op de
aangeboden prijs.
4.7. De
door RWS aangevoerde omstandigheid dat zij bij gunning aan Kristal het budget
en de raming voor de Opdracht overschrijdt en dat van RWS daarom niet gevergd
kan worden dat zij de Opdracht aan Kristal gunt, levert in het licht van
hetgeen hiervoor is overwogen niet een zelfstandige grond voor uitsluiting van
Kristal op. Ook in de ARW 2016 is geen aanknopingspunt te vinden voor
uitsluiting van Kristal op basis van een onaanvaardbaar hoge inschrijving.
4.8. Nu
RWS in de aanbestedingsstukken niet bekend heeft gemaakt dat sprake is van een
maximum budget voor de Opdracht en dat de inschrijvingssom beneden dit budget
moest blijven, op straffe van uitsluiting van de inschrijving, maar hij de
inschrijving van Kristal wel terzijde heeft gelegd omdat deze onaanvaardbaar
hoog is, zonder dat bovendien de gunningssystematiek van paragraaf 5.2 van de
Aanbestedingsleidraad en Bijlage F is gevolgd, is de voorzieningenrechter van
oordeel dat RWS in strijd met de vooraf in de aanbestedingsstukken bekend
gemaakte gunningssystematiek en in strijd met de aanbestedingsrechtelijke
beginselen heeft gehandeld door Kristal van verdere deelname uit te sluiten. […]
Lees terzijde ook:
https://keesvandewater.blogspot.com/2019/03/minder-werk.html
Geen opmerkingen:
Een reactie posten