donderdag 10 februari 2022

Geen onaanvaardbare inschrijving

Rechtbank Oost-Brabant 25 juni 2021, ECLI:NL:RBOBR:2021:3135 (zie deze Blog) krijgt (nog) geen vervolg. Immers, geen onaanvaardbare inschrijving in Rechtbank Den Haag 1 februari 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:786:

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2022:786

4.6.         De voorzieningenrechter volgt Kristal in dit standpunt. Tussen partijen staat vast dat RWS in de aanbestedingsstukken geen maximum budget voor de Opdracht bekend heeft gemaakt. In paragraaf 4.4.2 van de Aanbestedingsleidraad is weliswaar vermeld dat de in de Inschrijvingsstaat op te nemen bedragen realistisch dienen te zijn en in een redelijke verhouding dienen te staan tot de aard en de omvang van de te verrichten werkzaamheden, maar hieruit blijkt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet duidelijk en ondubbelzinnig dat RWS een maximum budget voor de Opdracht hanteert dat bij aanzienlijke overschrijding leidt tot uitsluiting van deelname aan de aanbesteding. Ook overigens bieden de aanbestedingsstukken naar voorlopig oordeel geen enkel aanknopingspunt voor een maximum budget van RWS waarmee de inschrijvers bij het vaststellen van de inschrijvingssom rekening dienden te houden. Anders dan in de uitspraak van Rechtbank Oost-Brabant (ECLI:NL:RBOBR:2021:3135) waarnaar RWS ter ondersteuning van haar standpunt dat zij bevoegd was om de inschrijving van Kristal uit te sluiten verwijst, hebben de inschrijvers in deze aanbesteding voor aanvang van de aanbestedingsprocedure geen kennis kunnen nemen van het bedrag dat voor de aanbestede Opdracht was begroot en overigens ook niet van het beschikbare budget en is in de aanbestedingsstukken niet als doel geformuleerd dat de Opdracht moest worden uitgevoerd tegen ‘acceptabele kosten voor de opdrachtgever” of iets van die strekking. Daar komt bij dat in paragraaf 5.2 van de Aanbestedingsleidraad en Bijlage F uitdrukkelijk is vermeld dat de fictieve inschrijvingssom wordt berekend door de inschrijvingssom (de prijs) te verminderen met de kwaliteitsscore op de aspecten kennisborging en kwaliteitsborging. Bij deze werkwijze past, anders dan RWS heeft betoogd, niet dat RWS de inschrijving van Kristal uitsluitend mocht beoordelen op de aangeboden prijs.

4.7.         De door RWS aangevoerde omstandigheid dat zij bij gunning aan Kristal het budget en de raming voor de Opdracht overschrijdt en dat van RWS daarom niet gevergd kan worden dat zij de Opdracht aan Kristal gunt, levert in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen niet een zelfstandige grond voor uitsluiting van Kristal op. Ook in de ARW 2016 is geen aanknopingspunt te vinden voor uitsluiting van Kristal op basis van een onaanvaardbaar hoge inschrijving.

4.8.         Nu RWS in de aanbestedingsstukken niet bekend heeft gemaakt dat sprake is van een maximum budget voor de Opdracht en dat de inschrijvingssom beneden dit budget moest blijven, op straffe van uitsluiting van de inschrijving, maar hij de inschrijving van Kristal wel terzijde heeft gelegd omdat deze onaanvaardbaar hoog is, zonder dat bovendien de gunningssystematiek van paragraaf 5.2 van de Aanbestedingsleidraad en Bijlage F is gevolgd, is de voorzieningenrechter van oordeel dat RWS in strijd met de vooraf in de aanbestedingsstukken bekend gemaakte gunningssystematiek en in strijd met de aanbestedingsrechtelijke beginselen heeft gehandeld door Kristal van verdere deelname uit te sluiten. […]

Lees terzijde ook:

https://keesvandewater.blogspot.com/2019/03/minder-werk.html

  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten