Hof Den Haag 19 juli 2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:1463:
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHDHA:2022:1463
6.5 Artikel
2.12b Aw, dat een implementatie vormt van overweging 11 van de
Aanbestedingsrichtlijn 2014/24/EU, heeft betrekking op gemengde opdrachten die
zowel onderdelen omvatten waarop deel 2 van de Aanbestedingswet (over
overheidsopdrachten) van toepassing is, als onderdelen waarop dat deel niet van
toepassing is. […]
Is niet juist.
Het gaat bij artikel 2.12b Aanbestedingswet 2012 immers om de implementatie van artikel 3 Richtlijn 2014/24/EU. Overwegingen van een Richtlijn worden overigens ook niet geïmplementeerd.
Artikel 2.12b Aanbestedingswet 2012 gaat over een combinatie of samenvoeging van ‘overheidsopdrachten’. Zie bijvoorbeeld lid 1 van dat artikel:
Dit artikel is van toepassing op opdrachten die zowel
onderdelen omvatten waarop deel 2 van deze wet van toepassing is als onderdelen
waarop dat deel niet van toepassing is.
En ook artikel 3 lid 1 Richtlijn 2014/24/EU:
Lid 2 is van toepassing op gemengde opdrachten die betrekking hebben op verschillende onder deze richtlijn vallende soorten aanbestedingen.
De leden 3 tot en met 5 zijn van toepassing op gemengde opdrachten die betrekking hebben op aanbestedingen die onder deze richtlijn, en aanbestedingen die onder een ander juridisch kader vallen.
Gelezen in combinatie met artikel 1 leden 1 en 2 Richtlijn 2014/24/EU:
1. Bij
deze richtlijn worden regels vastgesteld betreffende procedures voor
aanbesteding door aanbestedende diensten met betrekking tot overheidsopdrachten
en prijsvragen waarvan de geraamde waarde niet minder bedraagt dan de in
artikel 4 vastgestelde drempels.
2. Aanbesteding
in de zin van deze richtlijn is de aankoop door middel van een
overheidsopdracht van werken, leveringen of diensten door één of meer
aanbestedende diensten van door deze aanbestedende diensten gekozen
ondernemers, ongeacht of de werken, leveringen of diensten een openbare
bestemming hebben of niet.
Het Hof maakt in het arrest, in lijn met artikel 2.12b Aanbestedingswet 2012, onderscheid in de opdrachten ‘bouw van woningen’ en ‘de aanleg van een openbaar gebied’:
6.11 […]
In een geval als dit, waarin de aanbesteding betrekking heeft op een
gronduitgifte en de opdracht in de kern bestaat uit de bouw van woningen en de
aanleg van een openbaar gebied, wordt de (on)deelbaarheid van de opdracht in
grote mate bepaald door de economische en technische functies van de
verschillende onderdelen daarvan. […]
Maar het arrest lijkt mij (vervolgens) niet consistent met de navolgende overwegingen:
6.15 Het
komt er daarom op aan of het publieke deel van de opdracht, de realisering van
het openbaar gebied, de Europese aanbestedingsdrempel van € 5.350.000
overstijgt. Alleen in dat geval moet de Gemeente de opdracht Europees
aanbesteden.
6.16 Met
betrekking tot de waarde van de realisering van het openbaar gebied heeft de
Combinatie gesteld dat dit deel van de opdracht ver onder de Europese
Aanbestedingsdrempel van € 5.350.000 blijft. Ter onderbouwing hiervan heeft zij
verwezen naar Bijlage E3 ("Akkoord Vast grondbod en residuele
grondwaardeberekening"), overgelegd als productie 6 bij de Memorie van
Grieven. In dit overzicht heeft de Combinatie de raming van kosten en baten
opgesomd die volgens haar leiden tot de residuele waarde van de grond. Volgens
dit overzicht belopen de totale kosten voor de sloop, sanering en aanleg van
het gebied € 5.270.851. Het grootste deel daarvan heeft volgens de Combinatie
betrekking op de kosten die worden gemaakt ten behoeve van de woningbouw.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de Combinatie deze
stelling aan de hand van een meer concrete berekening nader toegelicht.
6.17 Hiertegenover
heeft de Gemeente zich beperkt tot het standpunt dat ook voor de raming van de
waarde van de opdracht moet worden uitgegaan van een ondeelbare opdracht en dus
van het integrale project, waarbij bovendien de opbrengst van de woningen moet
worden betrokken. Dat leidt volgens de Gemeente tot een waarde van € 6.300.000,
een bedrag dat de drempelwaarde overstijgt. Uit het voorgaande volgt dat dit
standpunt moet worden verworpen. Bij gebrek aan een subsidiair standpunt,
waartoe de Gemeente tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep
uitdrukkelijk is uitgenodigd, neemt het hof als onvoldoende weersproken aan dat
de waarde van het publieke deel van de opdracht de Europese
aanbestedingsdrempel niet overstijgt.
6.18 Dit
oordeel brengt mee dat naar voorlopig oordeel van het hof de opdracht niet
Europees hoeft te worden aanbesteed en dat voor intrekking van de aanbesteding
geen (deugdelijke) grond bestond.
Ook de opdracht ‘bouw van woningen’ is bij (een) toepassing van artikel 2.12b Aanbestedingswet 2012 immers relevant.
En de opbrengst van de (opdracht bouw van) woningen speelt aanbestedingsrechtelijk wel een rol volgens het ‘Roanne-arrest’ (HvJEG 18 januari 2007 in zaak C-220/05):
57 Gelet
op het voorgaande, moet op de tweede vraag worden geantwoord dat ter bepaling
van de waarde van een opdracht in de zin van artikel 6 van de richtlijn
rekening moet worden gehouden met de totale waarde van de opdracht voor de
uitvoering van werken vanuit het oogpunt van een potentiële inschrijver, wat
niet alleen alle bedragen omvat die de aanbestedende dienst zal moeten betalen,
maar ook alle inkomsten die van derden zullen worden verkregen.
De gemeente wil (wilde) een en ander als een integrale opdracht weg zetten. Dat is/wordt niet verboden door artikel 2.12b Aanbestedingswet 2012.
In welk verband, bij een opbrengst van de woningen van € 6.300.000, dat is boven het Europese drempelbedrag, artikel 2.12b lid 5 Aanbestedingswet 2012 toepassing moet vinden:
Indien de aanbestedende dienst één algemene opdracht
plaatst, is deel 2 van deze wet van toepassing op die opdracht ongeacht de
waarde van de onderdelen waarop bij afzonderlijke plaatsing andere bepalingen
van toepassing zouden zijn, en ongeacht de bepalingen die bij afzonderlijke
plaatsing voor die onderdelen hadden gegolden.
Zie ook artikel 3 lid 1 jo. lid 4 Richtlijn 2014/24/EU:
[…] Wanneer de aanbestedende diensten besluiten één
opdracht te plaatsen, is deze richtlijn, tenzij in artikel 16 anders is
bepaald, van toepassing op de daaruit voortvloeiende gemengde opdracht,
ongeacht de waarde van de onderdelen die anders onder een ander juridisch kader
zouden vallen, en ongeacht het juridisch kader die anders voor die onderdelen
had gegolden. […]
En dan had, bij een consistente toepassing van artikel 2.12b Aanbestedingswet 2012, anders dan het Hof meent, de gemeente dus wel Europees moeten aanbesteden.
Eerder:
https://keesvandewater.blogspot.com/2021/07/toets-aan-helmut-muller.html