Artikel 6: 228 Burgerlijk Wetboek (BW) luidt als volgt:
1. Een
overeenkomst die is tot stand gekomen onder invloed van dwaling en bij een
juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, is vernietigbaar:
a. indien
de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze
mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden
gesloten;
b. indien
de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde
te weten, de dwalende had behoren in te lichten;
c. indien
de wederpartij bij het sluiten van de overeenkomst van dezelfde onjuiste
veronderstelling als de dwalende is uitgegaan, tenzij zij ook bij een juiste
voorstelling van zaken niet had behoeven te begrijpen dat de dwalende daardoor
van het sluiten van de overeenkomst zou worden afgehouden.
2. De
vernietiging kan niet worden gegrond op een dwaling die een uitsluitend toekomstige
omstandigheid betreft of die in verband met de aard van de overeenkomst, de in
het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval voor
rekening van de dwalende behoort te blijven.
Met een geslaagd beroep op dwaling kun je dus een overeenkomst, en dus ook een ‘overheidsopdracht’, (laten) vernietigen. Je bent er dan (helemaal) van af.
Zie bijvoorbeeld artikel 3: 53 lid 1 BW:
De vernietiging werkt terug tot het tijdstip waarop de
rechtshandeling is verricht.
Volgens artikel 3: 49 BW wordt een rechtshandeling, zoals een overeenkomst, vernietigd ‘hetzij door een buitengerechtelijke verklaring, hetzij door een rechterlijke uitspraak’.
Het vonnis (bodemzaak) Rechtbank Zeeland-West-Brabant 20 december 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:8979 gaat onder meer over dwaling:
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZWB:2023:8979
6.11. De
Zorgbalie stelt te hebben gedwaald bij de totstandkoming van de overeenkomst. De
rechtbank is van oordeel dat de Zorgbalie onder invloed van een onjuiste
voorstelling van zaken de overeenkomst heeft gesloten met de gemeente. Achteraf
is gebleken dat de door de gemeente verstrekte bijlage wat betreft de uurlonen
is gebaseerd op een onjuiste toepassing van de cao. Het verstrekken van deze
informatie is het geven van een inlichting in de zin van artikel 6:228 lid 1
sub a BW. Dat die informatie door de gemeente te goeder trouw is gegeven, maakt
hierbij niet uit. En omdat specifiek hiernaar is gevraagd is, was het voor de
gemeente kenbaar dat die informatie belangrijk was voor inschrijvers als de
Zorgbalie.
6.12. Partijen
verschillen van mening over de vraag of de Zorgbalie ook bij een juiste
voorstelling van zaken de overeenkomst zou hebben gesloten. Zo ja, dan gaat het
beroep op dwaling niet op en moet de daarop gebaseerde vordering worden
afgewezen. De overeenkomst zou dan toch zijn gesloten, zodat geen oorzakelijk
verband bestaat tussen de dwaling en de totstandkoming van de overeenkomst. Dat
is het standpunt van de gemeente. Daar is iets voor te zeggen, omdat uit de
correspondentie blijkt dat de Zorgbalie de opdracht persé wilde behouden en dus
niet van de overeenkomst af wilde. Die mededeling is echter gedaan geruime tijd
nadat de overeenkomst al was gesloten. Het is daarmee niet automatisch
aannemelijk dat de Zorgbalie ook bij een juiste voorstelling van zaken de
overeenkomst op 4 augustus 2021 zou hebben gesloten.
6.13. De
rechtbank begrijpt uit de mededelingen van de Zorgbalie op de zitting dat zij
bij kennisneming van de juiste uurtarieven niet zou hebben ingeschreven omdat
zij te weinig rendement hieruit zou halen. Een van haar adviseurs heeft dat op
de zitting bevestigd. Ook dan moet de op dwaling gebaseerde vordering worden
afgewezen. Dit omdat in de omstandigheden van het geval de dwaling van de
Zorgbalie voor haar rekening moet komen (artikel 6:228 lid 2 BW). De Zorgbalie
leverde namelijk al sinds 2015 onder een raamovereenkomst dezelfde dienst hulp
bij huishouden en betaalde haar personeel volgens dezelfde cao. Zij moet daarom
als deskundige partij worden aangemerkt. De gemeente mag verwachten dat de
Zorgbalie onder die omstandigheden binnen redelijke grenzen zelf ook moeite
doet om niet te dwalen bij het sluiten van een overeenkomst. Dat betekent dat
van de Zorgbalie verwacht had mogen worden een vraag te stellen over de
bijlage. Bijvoorbeeld de vraag hoe het komt, dat ondanks alle verschillen de
uurlonen allemaal gelijk zijn. Ook als dit op het eerste gezicht niet in strijd
hoefde te zijn met de cao, het is immers wel iets dat opvalt en in die zin
vraagt om een toelichting. De Zorgbalie had dit kunnen vragen in de dialoogfase
en ook op een later moment, nog vóór het sluiten van de overeenkomst. Door als
deskundige partij hierover geen vraag te stellen heeft de Zorgbalie de dwaling
aan zichzelf te wijten en komt die voor haar rekening. Zij kan haar dwaling dus
niet afwentelen op de gemeente.
Inschrijvers op aanbestedingsprocedures worden doorgaans geacht zorgvuldig handelende en normaal oplettende professionele ondernemers te zijn.
Ik denk dan ook in algemene zin, dat een aanbestedende dienst het wel heel erg bont moet hebben gemaakt, wil een beroep op dwaling bij een overeenkomst die het gevolg is van een reguliere aanbestedingsprocedure, met daarin (dus) onder meer een inlichtingenronde, daadwerkelijk (kunnen) slagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten